column door Arnold Verplancke •
Laat de mobiele telefoon alstublieft thuis als u naar een klassiek concert gaat. Er is niets zo storend als tijdens een subtiel muzikaal moment plotseling ook een telefoon te horen. Andere bezoekers raken uit hun concentratie, de solist op het podium nog meer. Laat hem thuis, want u vergeet hem toch uit te zetten, ondanks alle waarschuwingen. En ik weet waarover ik het heb.
Begin deze maand nog in de Concertzaal in Tilburg. Pianist Nikolai Lugansky speelde een bijzonder mooi concert met na de pauze bewerkingen uit opera’s van Richard Wagner. Maar hij begon met een nocturne van Chopin. U raadt het al. Tijdens deze gevoelige avondmuziek klonk er ergens beneden in de zaal een ringtone van een telefoon. Ongelofelijk toch! Zet allemaal dat ding helemaal UIT of laat hem thuis.
Een week eerder in dezelfde mooie Concertzaal bij een optreden van sopraan Jeanine De Bique met Holland Baroque. Ik zie hoe de wereldberoemde zangeres een afwerend gebaar naar een rij vóór in de zaal maakt. Het hoort duidelijk niet bij het lied dat ze op dat moment zingt, ik meen van Händel. Zodra ze het lied beëindigt, richt ze zich persoonlijk tot iemand in de zaal met het dringende verzoek op te houden met filmen en fotograferen. Dat leidt ons erg af, verduidelijkt ze. ‘Hoe zou u het vinden als iemand u voorturend aan het filmen is op tien meter afstand?’
Vanaf de eerste rij filmt een bezoeker Jeanine De Bique met zijn telefoon
Heel vaak klinkt voorafgaand aan een uitvoering van klassieke muziek een duidelijk hoorbare mededeling dat het verboden is beeld- en geluidsopnamen te maken en ook het verzoek om de telefoon uit of op stil te zetten. ‘Ook oplichtende schermen kunnen andere mensen storen’, wordt daar vaak nog aan toegevoegd. Dat kan ik beamen. Ik zat al weer enige tijd geleden in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag, op het balkon, en zag plotseling in de verduisterde zaal een telefoonscherm oplichten. Dat trekt alle aandacht, alsof iemand een schijnwerper aanzet. En waarom? Om buienradar te checken? Om te kijken of een Tikkie is betaald? Om te weten of er al een nieuw kabinet is? Hou toch op met die flauwekul.
Ik heb overigens de indruk dat het probleem zich bij toneel minder voordoet dan bij concerten, al heb ik daar geen echt onderzoek op losgelaten. Iemand zei me dat het bij popconcerten of festivals heel normaal is te fotograferen, filmen of geluidsopnamen te maken. Dat zal wel, maar dat weet ik niet want daar kom ik nooit. Bovendien, alleen al door het aantal decibellen is een popconcert niet te vergelijken met klassieke muziek, lijkt mij.
Laat ik duidelijk zijn: niet alleen in Tilburg of andere steden in onze provincie komen stoethaspels voor die vergeten hun telefoon uit te zetten. Begin deze maand bij de première van ‘Il Trittico’, het opera-drieluik van Puccini bij de Nationale Opera in Amsterdam. Terwijl de zaal volloopt staat op de boventiteling reeds de boodschap de telefoon uit te zetten, in het Nederlands en Engels. Voor aanvang wordt het ook nog in twee talen omgeroepen. En terwijl het eerste deel van het drieluik zich op het podium afspeelt: jawel een muziekje van een telefoon, niet luid, maar hoorbaar genoeg om menigeen geïrriteerd het hoofd te doen schudden. Het was overigens een schitterende productie die in alle kranten alleen maar lof ontving. Voor mij was ‘Suor Angelica’ weer het meest ontroerend en aangrijpend onderdeel. Net als in 1995 trouwens toen ik deze drie korte opera’s voor het eerst ‘live’ zag in Brussel.
En weer klinkt het geluid van een telefoon. Onvoorstelbaar!
Laatste actuele voorbeeld: afgelopen zaterdag in Het Concertgebouw in Amsterdam. Daar speelde het Radio Filharmonisch Orkest de wereldpremière van een nieuwe werk van de Nederlandse componist Jan-Peter de Graaff (1992). Zijn ‘Concert nr. 7 voor luthéal en orkest’ (2024) klonk met Hannes Minnaar op de piano plus luthéal (daarover straks meer) en Karina Canellakis als dirigent. Het wordt eentonig. Tijdens de kalme aanloop in het eerste deel stoorde weer het geluid van een telefoon. Onvoorstelbaar! Ook daar was vooraf omgeroepen dat de telefoons op stil moesten worden gezet, iets wat overigens in bovengenoemde Tilburgse gevallen niet was gedaan. Maar iedereen zou dat toch moeten snappen!
Laat dat ding alstublieft thuis indien zelfs maar de kans bestaat dat u weer vergeet het in de concertzaal uit te schakelen. Vroeger nam je toch ook niet je zwarte bakelieten toestel mee als je naar het Brabants Orkest ging? Nog los van het feit dat dit gevaarte niet draadloos was.
Ik herinner mij het tussenstadium, dat er nog geen mobiele telefoon bestond maar wel een semafoon (pieper). Wij als journalist hadden zo’n apparaatje bij ons, waarop je alleen maar kon zien dát iemand je gebeld had. Een code verklapte of het de redactie was, of het thuisfront, of nog iemand anders aan wie je een code had gegeven. Schatte je het in als belangrijk, dan reed je snel naar een café met de vraag of je even mocht bellen. Dat was altijd goed, want de man of vrouw achter de bar veronderstelde dat je een arts was die een spoedoproep kreeg voor een bevalling of iets dergelijks. Met een ‘pieper’ kon het natuurlijk in theorie ook fout gaan als je zo stom was die mee te nemen naar de schouwburg of concertzaal en hem niet uit te zetten. Maar bijna niemand liep nog met zo’n ding rond.
Laat ik eerlijk zijn: ik heb ook wel eens zitten zweten. In het jaar 2000 bezocht ik binnen het Edinburgh Festival de opera ‘Das Rheingold’ van Richard Wagner. Na een paar minuten realiseerde ik mij dat ik vergeten had mijn mobiele telefoon uit te schakelen. Het was waarschijnlijk een soort Nokia, in ieder geval een apparaat uit de vorige eeuw dat ook een geluidsignaal gaf als je hem uitzette. Dat durfde ik dus niet aan, terwijl op het podium de drie Rijndochters Alberich subtiel aan het plagen waren. Ik kreeg het warm en zweette peentjes. Pas na het eerste bedrijf durfde ik in de korte pauze het rotding uit te schakelen. Nog voordat Wodan en zijn gevolg verschenen. Gelukkig bleek niemand me dringend nodig te hebben gehad en om telefonische kletspraatjes zit ik niet verlegen. Toen niet en nu niet en dat weet iedereen wel.
Voor ik het vergeet: de jongste zaterdagmiddagmatinee in het Concertgebouw eindigde met een robuuste uitvoering van Sjostakovitsj’ achtste symfonie. Op zich al een evenement. Maar de matinee begon met de wereldpremière van een concert dat onze landgenoot Jan-Peter de Graaff had geschreven in opdracht van de NTR ZaterdagMatinee. Solist Hannes Minnaar bespeelde een ‘piano met luthéal’. Ik had daar nog nooit van gehoord. Het blijkt een mechanisch hulpstuk te zijn waarmee de klank van een vleugel kan worden vervormd. De Belgische orgelbouwer Georges Cloetens heeft het ruim honderd jaar geleden bedacht en het is wel eens omschreven als ‘een kruising tussen een typemachine en een orgel, geïmplanteerd in een piano’.
Het mechanisme heeft vier registers die afzonderlijk of in combinatie te gebruiken zijn. Zo kunnen afwisselend clavecimbel-, cimbalom- of luitachtige effecten worden bereikt. Het was echter gebouwd voor een rechtsnarige Franse vleugel en die werd korte tijd later verdrongen door de kruissnarige Steinway-vleugel waar de luthéal niet in past. Het apparaat dreigde in het vergeetboek te raken totdat violist Theo Olof (1924-2012) veertig jaar geleden een authentiek (maar gammel) exemplaar aantrof in de opslag van een Brussels conservatorium. Aan de hand daarvan maakte pianobouwer Evert Snel een gereconstrueerde versie die sindsdien wereldwijd wordt gebruikt.
Jan-Peter de Graaff experimenteerde al eerder met dit mechaniek en liet zaterdag zijn nieuwe concert ten doop houden. In het eerste deel hoorde het publiek nog de niet-gemanipuleerde pianoklank. Maar vanaf het tweede deel veranderde het klankbeeld sterk door de luthéal in en om te schakelen. Vooral in het vierde deel klonken allerlei verrassende effecten totdat het orkest luidkeels de finale inzette en pianist Minnaar met de archetypische pianoconcertklank en eveneens groot volume á la Rachmaninov eindigde.
Lees ook in Brabant Cultureel:
Hannes Minnaar maakt monument voor Dimitri Sjostakovitsj
Meer columns van Arnold Verplancke
© Brabant Cultureel 2024
Beste Arnold, dank voor je column, de inhoud is me uit het hart gegrepen. Maar ik zou daar iets aan willen toevoegen:
Niet alleen concerten van klassieke muziek worden door telefoongerinkel, fotograferen, filmen enz. verstoord. Ook tijdens toneelvoorstellingen, in de bioscoop, tijdens jazzconcerten , tijdens zogeheten lichte muziek enz. is het buitengewoon hinderlijk ( en onbeschoft ) als mensen menen anderen te moeten lastigvallen met hun privé telefoon-gedoetje. En verzoeken dat ding uit te schakelen of thuis te laten helpen niet.
Ik zou dan ook een pleidooi willen houden voor het inleveren van de gsm bij de entree: bij kinderen werkt het op scholen ook.
Een prachtig pleidooi van Arnold. Met plaatsvervangende schaamte zit ik vaak te kijken naar mensen die ongegeneerd hele fragmenten van voorstellingen of concerten zitten te filmen. Ruim dertig jaar geleden werd het mobiele paard van Troje sluipenderwijs de openbare ruimten binnen getrokken. Zoals in 1994 toen cabaretier Paul van Vliet professor Higgins speelde in de musical My Fair Lady in de ongeëvenaarde vertaling van Seth Gaaikema. Tijdens het beroemde lied ‘Ik voel opeens dat ik haar mis…’ ging er, zoals dat toen nog werd genoemd, een ‘portable telefoon’ af. Op dat moment doorbrak Van Vliet de fictie van de vierde wand en zei tot de man die het ‘uitknopje’ maar niet kon vinden: ‘Zet dat ding af! Straks trek je nog een fax uit je reet!’ Deze terreur is -in toenemende mate- al dertig jaar gaande. Ik pleit net als Arnold Verplancke: ban de phone uit alle zalen! Zo kunnen de uitvoerenden zich concentreren en het publiek zal meer genieten.
Mooi stukje over de Lutheal , weer wat geleerd!