Met twee tentoonstellingen besteedt het Design Museum Den Bosch aandacht aan de opkomst van de jongerencultuur. In ‘Mannen, vrouwen en hun apparaten’ komt dit zijdelings aan bod, in ‘Dance – design van een cultuur’ staat de ontwikkeling van de jongerencultuur juist centraal.
door Irma van Bommel
Technologische vooruitgang in de jaren vijftig en zestig betekende de start van de consumptiemaatschappij. Er kwamen allerlei apparaten op de markt die het huishouden makkelijker maakten en het leven veraangenaamden. De tentoonstelling ‘Mannen, vrouwen en hun apparaten’ besteedt aandacht aan de stereotype rolverdeling tussen mannen en vrouwen die decennia lang de maatschappij beheerste. Lange tijd zorgden vrouwen voor het gezin en het huishouden en waren mannen kostwinner. De vormgeving van apparaten werd aan deze tweedeling aangepast. Keukenapparaten kregen een vrouwelijke uitstraling: vriendelijk, met ronde vormen (of afgeronde hoeken), wit van kleur of voorzien van een vrolijk kleurtje. ‘Technische’ apparaten zoals radio’s, geluidsapparatuur en televisies werden geacht door de man te worden bediend – vrouwen moesten na het eten immers nog de afwas doen – en deze apparaten kregen een mannelijke uitstraling: streng, hoekig en donker van kleur. In die rolverdeling kwam pas in de jaren zeventig voorzichtig verandering toen meer vrouwen buitenshuis gingen werken en de taken in het huishouden werden verdeeld. En dat was meteen te merken aan de vormgeving.
Veel kinderen kregen een eigen kamer
Timo de Rijk, directeur van het Design Museum en curator van deze tentoonstelling, deed hier onderzoek naar en schreef een boekje dat in de expositie ligt, maar dat ook als pdf op de website van het museum is te raadplegen. Volgens De Rijk hebben nog twee factoren bijgedragen aan een ‘unisex’ vormgeving van apparaten. Ten eerste de ontwikkeling van de tienerkamer. Sinds gezinnen kleiner werden en veel kinderen een eigen kamer kregen en daar tijd konden doorbrengen, werden deze kamers ook voor de jongere ingericht en soms ook van apparaten voorzien. Er kwamen kleine, draagbare radio’s, televisies en cassetterecorders op de markt voor tieners, in vrolijke kleuren, zonder duidelijk mannelijk of vrouwelijk van stijl te zijn. De tweede ontwikkeling is volgens De Rijk de kampeercultuur en de opkomst van draagbare radio’s en televisies. Maar het kan natuurlijk ook zijn dat de ouders die apparaten kochten voor gebruik in de vakantie en dat ze de rest van het jaar in de tienerkamer mochten staan.
Voor deze expositie is gebruik gemaakt van twee particuliere verzamelingen en een verzameling van de TU-Delft. Alle huishoudelijke apparaten staan nu in het museum naast elkaar uitgestald in metalen kasten, zo vanuit de depots in een warenhuisopstelling. Bezoekers lopen er langs. ‘Ja, deze had ik ook. En deze en deze’, klink het. De consumptiemaatschappij ten top. Daaromheen staan televisies, radio’s en muziekapparatuur uitgestald op elementen die zijn gemaakt van oude matrassen, afgewerkt met gerecyclede restmaterialen van aluminium, latex en leer. Heel eigentijds.
Wat ook heel eigentijds is zijn de wallpapers rondom. Geen echte foto’s van keukens, huiskamers of tienerkamers uit die tijd, maar via Artificial Intelligence (AI) gegenereerd beeld. Leuk is dat is aangegeven welke (Engelstalige) tekst is ingevoerd om het betreffende beeld te krijgen. Voor de tienerkamer was dat: ‘Image of teenagers having fun in their pop art teenage room with a green radio and red record player in 1970s style.’ Het resultaat is eerder een huiskamer met jongeren en apparaten dan een tienerkamer. Maar geen bezoeker die zich daaraan stoort. Of die het opvalt.
Een ontwikkeling van disco naar house en techno
Niet alleen met eigen kamers en apparaten, maar vooral ook door eigen muziek en eigen kleding ontwikkelde zich een cultuur voor jongeren. En daar gaat de tentoonstelling ‘Dance’ over. Een ontwikkeling van disco naar house en techno tot gigantische dancefestivals met dj’s. In de huidige elektronische dansmuziek gaan miljarden om.
Interessant is dat er ook aandacht is voor de pioniers van de elektronische muziek. Zoals pianist Dick Raaijmakers (1930-2013) die in het Natlab van Philips in Eindhoven van 1954 tot 1960 mocht experimenteren met elektronische muziek. Dat deed hij overigens onder het pseudoniem Kid Baltan, een anagram van Dik Natlab. In de expositie is een LP-hoes van zijn muziek te zien. Daarnaast is een foto te zien van het Philipspaviljoen dat in opdracht van Philips was gebouwd door de Zwitserse architect Le Corbusier (1887-1965) voor de Wereldtentoonstelling in 1958 in Brussel. In dat paviljoen werd het multimediaspektakel ‘Le Poème Électronique’ met licht en beeld getoond in combinatie met geluid en elektronische muziek. Heel vernieuwend voor die tijd.
De elektronische muziek was van de Franse componist Edgar Varèse (1883-1965) en was te horen via honderden in de wanden ingebouwde speakers. Bijzonder is dat in het Design Museum de muziek via een koptelefoon is te beluisteren en het beeld via video is te zien. Zo krijgen we een beetje mee wat voor sensatie dit voor de bezoekers van de wereldtentoonstelling geweest moet zijn. Maar een hedendaags bezoeker van een dancefestival zou er zijn hand niet voor omdraaien.
‘Mannen, vrouwen en hun apparaten’, tot en met 23 juni 2024 in het Design Museum Den Bosch.
Mannen, vrouwen en hun apparaten – Design Museum Den Bosch
‘Dance – design van een cultuur’, tot en met 25 augustus 2024 in hetzelfde museum.
Dance – design van een cultuur – Design Museum Den Bosch
© Brabant Cultureel 2024