Column door JACE van de Ven
Martijn Crins, die jaren in Eindhoven en Tilburg woonde, maakt momenteel furore met zijn cabaretprogramma Mesthoop, een episch verhaal zonder moraal. Uit het niets, zoals dat heet, wint Martijn Crins (Leveroy 1984) in 2009 de Jury- en Publieksprijs op het Cameretten Festival. Door recensenten wordt hij een ‘overdonderende ontregelaar’ genoemd. Men vindt dat hij zijn publiek weet te provoceren en uit te dagen. Hij doet denken aan Wim Helsen, Theo Maassen en Hans Teeuwen.
Geen slechte binnenkomer voor iemand die in een impuls besloot om aan het festival mee te doen en die alleen de vijfentwintig minuten cabaret had die hij daar moest tonen. Hij had er twee weken aan gewerkt en er enkele keren met Martijn Bouwman – ook de regisseur van Theo Maassen – aan gewerkt. “We doen het gewoon”, zeiden ze tegen elkaar. Hij won. Waarschijnlijk omdat wat hij deed fris was en anders dan wat de anderen deden. En dat met bravoure.
Crins kon zijn Camerettensucces niet te gelde maken. “Omdat ik het nog niet kon”, legt hij uit. Ik had nog nooit als entertainer op het toneel gestaan met een act die ik herhaalde. En dat wilde ik ook niet. Maar ik moest dus zestig keer met de andere finalisten optreden in het land. Het was net uit met mijn vriendin en ik woonde in een sloopwoning in de wijk Jeruzalem in Tilburg. Alleen, met een gebroken hart. Nee, ik voelde me allerminst een nieuw ontdekte ster.”
Nee, ik voelde me allerminst een nieuw ontdekte ster.
Martijn Crins kwam in Tilburg terecht doordat hij er de Fontys Academie voor Drama volgde. Op die school zat hij van 2004 tot 2008 waarna hij tot zijn verhuizing naar Amsterdam in 2019 in die stad bleef wonen. Tilburg was voor Crins een grote stad. Hij komt oorspronkelijk uit het Midden-Limburgse Leveroy, een dorpje van duizend inwoners waar iedereen en alles aan voorbijgaat. Het enige wat daar aan theater voorkwam, was een jaarlijkse bonte avond waarop eenlingen en groepen zongen, dansten en theater maakten. Allemaal mensen uit Leveroy, een soort tussen de schuifdeuren voor het dorp. Op zijn vijftiende deed Martijn Crins eraan mee. Hij speelde een typetje à la Jiskefet en had succes. Dat sterkte hem in zijn ideaal om net zo te willen worden als Toon Hermans. Hij meldde zich na zijn Mavo-opleiding bij de toneelschool Maastricht, maar werd daar te licht bevonden. “Ik moest een monoloog spelen, maar wist niet eens wat dat was.”
Het sterkte hem in zijn ideaal om net zo te willen worden als Toon Hermans.
Tot zijn eigen verbazing werd hij wel aangenomen op de Fontys Academie voor Drama in Eindhoven die vlak daarna naar Tilburg verhuisde. Tijdens die vierjarige opleiding leerde hij vooral acteren en doceren over acteren. Niet zonder resultaat, want hij speelde met succes in producties als ‘De helaasheid der dingen’ die op zowat alle zomerfestivals stond geprogrammeerd. Hij speelde bij Afslag Eindhoven, De bloem der natie en andere Brabantse theatergroepen. Hij maakte muziek in de band Fake Billy & the False Prophets, maakte schilderijen, trad op als presentator en was columnist voor dagblad De Limburger. Ook waren er wat rollen in films en tv-series, zoal Flikken Maastricht, Masterclass en Gluckauf. “Maar ik ben geen acteur. Goed, ik kan een beetje acteren, maar dat is niet genoeg.”
Dus bleef altijd die oude droom om een bescheiden, maar weliswaar opgemerkte moderne versie van Toon Hermans te worden. In 2019, na tien jaar geen cabaret gedaan te hebben, meldde hij zich bij Comedy Club Haug in Rotterdam. “Het was mijn droom en ik wilde niet dat ik later zou moeten zeggen, ‘had ik maar’.” Wat hij in Rotterdam liet horen was kennelijk goed genoeg, want hij mocht terugkomen en dat gold ook voor de plaatsen waar hij daarna optrad.
Het leek hem mee te zitten. Hij had een nieuwe vriendin, woonruimte in Amsterdam en de moed om elk theateraanbod af te zeggen. Hij speelde een jaar onbetaald in Comedy Clubs en was klaar voor de grote stap, een eigen onemanshow. En toen kwam corona. Daardoor kon zijn uiteindelijke cabaretprogramma pas in februari 2023 in première gaan. Dat programma heet Mesthoop en ik zag het onlangs in Tilburg. Crins presenteert erin als het ware de bonte avond uit Leveroy voor iedereen die er vroeger niet bij kon zijn. Met liefde en spot onderzoekt hij zijn eigen roots en maakt daar een bijna anderhalf uur durende show van, met enthousiasme en kunde gespeeld. En hoewel veel eigentijdser, de invloed van Toon Hermans is herkenbaar.
Hoewel veel eigentijdser, de invloed van Toon Hermans is herkenbaar.
Een mooie zin die ik uit de voorstelling onthield: “Soms zit er in een lang, mooi, episch verhaal totaal geen moraal”. Maar dat vond ik juist wel, omdat hij de onbeduidendheid innemend maakt. Alles is dan relatief. Mooi. Gaat het in zijn voorstelling bijvoorbeeld over de grote stad, dan is dat Weert. Het is maar dat u het weet.
Dankzij de voorstelling stond de naam Martijn Crins twee avonden met grote letters op De Kleine Komedie in Amsterdam. Als fietskoerier was hij vroeger wel eens voor dat theater gestopt om daarvan te dromen. Nu was het waarheid geworden. Veertien jaar na zijn plotselinge en onverwachte succes op Cameretten en na tien jaar lang rondzwerven over theatervloeren die niet de zijne waren, is Martijn Crins thuisgekomen. Na Mesthoop gaat hij een nieuw cabaretprogramma maken. Jammer genoeg is Mesthoop voorlopig niet meer in Brabant te zien, mensen uit het oostelijk deel van onze provincie kunnen misschien terecht in Venray (29 maart) of Horst (6 april).
Lees hier eerdere columns van Jace van de Ven op Brabant Cultureel
© Brabant Cultureel 2024