kort verhaal door Herman Coenen •
De vrouw liep door het bos. Het was koud en al bijna donker. Af en toe viel er een sneeuwvlok uit de hemel, tussen de beukenstammen door, op haar donkerrode muts. Maar niemand die het zag, ze liep daar helemaal alleen, haar blik omlaag. Ze had de hele dag in haar huis gezeten en zich afgevraagd of er nou echt niemand kwam. Aan het eind van de middag had ze haar fiets gepakt en was gaan rijden, door de lege straten, tot ze uitkwam bij het bos aan de rand van de stad.
Daar liep ze nu. Ze was even tegen zo’n beuk langs het pad gaan staan, met haar handen langs de ruwe bast en dan haar armen er omheen, dat machtige lijf voelen, als een grote stille beschermer. Even maar. Toen liep ze weer verder. Naar het lage gebouwtje aan het eind van het pad. Er glinsterden kransen van lichtjes. Toch iets gezelligs, al was er geen mens te bekennen.
Naast haar ritselde iets. Kleine schimmen schoten over het pad, de bladeren in en omhoog tussen de kale takken. Ze hield in. Kijken. Ach ja, koolmeesjes. Kleine acrobaten. Haar voeten waren koud. Lopen, een beetje huppelen zodat ze het wat warmer zou krijgen. De vogels deden het haar voor.
Zo ging ze en ging ze, in het kille duister. Langs het verlaten grasveld waar op zomerdagen honden rondrenden en kinderen op hun driewielers raasden. Langs de rechte vijver, het oppervlak met zijn schaduwen, drijvende stukken hout. Hier en daar zag ze een vliesje ijs.
Toen kwam ze in een dichtbegroeid stuk bos waar ze nog nooit was geweest. Het pad kronkelde hier en lag vol bladeren, ze leken van goud, gaven een beetje licht. En overal lagen afgewaaide dennentakken, van de storm van vorige week. Ze raapte er een op, rook eraan. Toen nog een en daarna nog een. Al gauw had ze haar armen vol. Ze leek wel…
Al gauw had ze haar armen vol. Ze leek wel…
Ze had een idee. ‘Als ik nu eens…’, dacht ze. Energiek begon ze te lopen, terug naar de rand van het bos. Daar bond ze die hele hoop groene takken achter op haar fiets en in de fietstassen. Ze maakte het slot open en reed in de richting van haar huis.
Ergens halverwege was een plantsoen met gras en lage struiken. Daar stapte de vrouw af. Ze keek om zich heen. Rondom waren huizen, je zag de verlichte ramen en voordeuren. Ze zette haar fiets tegen het muurtje van een voortuin, nam de berg dennentakken in haar armen en droeg ze het gras op. In het midden bleef ze staan en begon de takken in alle openingen van haar jas te stoppen, in de kraag, aan de voorkant, in de zakken, en ook in haar schoenen, tussen haar knieën. Onder haar muts stopte ze er een paar. De laatste takken hield ze in haar handen, terwijl ze haar armen wijd uitstrekte. ‘Ja’, zei ze zachtjes lachend in zichzelf, ‘nu ben ik een kerstboom’, en ze bewoog zich niet meer. Dennengeur vulde haar neus, naalden kriebelden in haar haren. Het was wel koud, maar ze had er geen last van. Ze voelde dat ze iets was. Eindelijk.
Ze voelde dat ze iets was. Eindelijk.
Ergens ging een voordeur open. ‘Hee, kijk daar nou!’, klonk een jongensstem. Even bleef het stil, toen kwam de jongen naar buiten, het gras op. Hij liep naar de kerstboom toe, met in zijn handen een doos kerstballen. Een voor een hing hij de ballen in de takken. Hij liep weg naar een van de andere huizen en klopte op het raam. De deur ging open en weer klonk een stem, een meisje. Met de jongen kwam ze naar de boom toe, zette kaarsjes in haar takken en stak ze aan. En zo ging het verder. Er kwamen steeds meer kinderen. Ze hingen de boom vol met kleuren en schitteringen. Hun lichte stemmen lachten en zongen kerstliedjes.
Tussen de zwaarbeladen dennentakken kon je de ogen van de vrouw zien glinsteren. Ze begon zachtjes mee te neuriën. Het duurde niet lang voor ze uit volle borst stond te zingen. Ja, zij was de eerste kerstboom die ‘Stille nacht’ helemaal uit het hoofd kende. En daarna zong ze: ‘O dennenboom, o dennenboom, wat zijn je takken wonderschoon…’ En alle kinderen schalden met haar mee.
Herman Coenen (1946) is socioloog en oud-hoogleraar van de Universiteit voor Humanistiek (Utrecht) en woont in Tilburg. Hij publiceerde eerder gedichten en korte verhalen in literaire tijdschriften, in Brabant Cultureel, eigen bundels en op cd.
© Brabant Cultureel 2023
Dank voor je prachtige verhaal, een sprookje, het neemt me mee naar een wereld van dromen en verlangens, ik houd mijn adem in, zo spannend!
wat een heerlijk heerlijk eerlijk gedicht! van genoten en ik geef t door
Mooi Herman en zalig…
Mooi verhaal, Herman! Ik woon aan een Plantsoen en zie het helemaal voor me.
Welgedaan Herman!