Over Vincent van Gogh (1853-1890) is veel bekend via zijn brieven aan zijn broer Theo. Maar Van Gogh verbleef in de jaren 1886 en 1887 bij Theo in Parijs en omdat de broers toen niet correspondeerden, is over die periode veel minder bekend. In het voorjaar van 1887 werkte Van Gogh in het dorp Asnières aan de Seine, net buiten de stad, evenals Georges Seurat, Paul Signac, Emile Bernard en Charles Angrand. Het Van Gogh Museum deed voor het eerst onderzoek naar deze onderbelichte periode uit het leven van Van Gogh.
door Irma van Bommel
“De aanwinst van een schilderij van Signac was aanleiding om een onderzoek te starten naar de Parijse avant-garde kunstenaars, waaronder ook Van Gogh, die in het dorp Asnières aan de Seine hebben gewerkt.” Dat vertelt Emilie Gordenker, directeur van het Van Gogh Museum in Amsterdam, tijdens de voorbezichtiging voor de pers van de expositie Van Gogh aan de Seine. “In deze tijden waarin het steeds moeilijker wordt bruiklenen voor elkaar te krijgen, is het heel bijzonder dat er voor deze expositie zo’n vijfenzeventig werken van over de hele wereld bij elkaar gebracht zijn. Daarbij zijn ook veel werken uit privécollecties die zelden getoond worden.” Met deze expositie wordt het vijftigjarig jubileum van het museum afgesloten.
Contrasterende kleuren mengen zich op afstand optisch
Het onderzoek is opgezet in samenwerking met het Art Institute of Chicago. Dat museum is in het bezit van het belangrijkste schilderij dat door genoemde avant-garde kunstenaars in die periode is gemaakt: ‘La Grande Jatte’ van Seurat. Het is groot, meet maar liefst twee bij drie meter, en kan om die reden niet reizen en wordt dus ook niet uitgeleend. ‘La Grande Jatte’ ontleent zijn titel aan een van de eilanden in de Seine. Het was hier, aan de Seine, waar Seurat zijn pointillistische stijl ontwikkelde, gebaseerd op de kleurtheorie dat dicht naast elkaar geplaatste stipjes in ongemengde, contrasterende kleuren zich op afstand optisch mengen tot een samenhangend geheel. Kleiner werk, voorstudies, zijn wel in de expositie opgenomen. Signac en de minder bekende Angrand gingen mee in de pointillistische stijl van Seurat.
Van Gogh maakte op tentoonstellingen in Parijs kennis met het werk van de impressionisten en ook met het werk van de neo-impressionisten Seurat, Signac en Angrad. Ze ontmoetten elkaar bij Julien Tanguy bij wie zij schilderbenodigdheden zoals doek en verf kochten. Tanguy deelde die ook wel uit aan armlastige kunstenaars, in ruil voor schilderijen. Ook ontmoetten ze elkaar weleens aan de Seine, ten noordwesten van het centrum op een plek die toen nog buiten de stad was gelegen. Toch vormden ze geen groep, vertelt Bregje Gerritse, onderzoeker en conservator bij het Van Gogh Museum en een van de samenstellers van de catalogus.
Voor Van Gogh betekende zijn verhuizing naar Parijs een verandering van kleurgebruik. Hier ging hij kleurrijker werken. Onder invloed van de pointillisten paste hij stipjes en streepjes toe, maar ontwikkelde een eigen, meer nerveuze, expressionistische stijl. Van Gogh ontmoette Bernard in het atelier van Fernand Cormon, bij wie beiden lessen volgden. Bernard woonde nog bij zijn ouders. De twee raakten bevriend, waarschijnlijk omdat beiden zich een buitenstaander voelden. Bernard omdat hij nog jong was (in 1887 was hij negentien) en Van Gogh omdat hij geen Fransman was.
De kunstenaars spraken niet af om samen buiten te schilderen
Van begin mei tot eind juli 1887 wandelde Van Gogh bijna dagelijks met zijn schildersezel van het appartement van zijn broer Theo aan de voet van Montmartre in westelijke richting naar Asnières aan de overkant van de Seine. Een tocht van zo’n vijf kilometer, om er buiten in de natuur te werken. Misschien dat Bernard, die in Asnières woonde, hem op het dorp had gewezen. Ook Signac woonde daar. Toch spraken de kunstenaars niet af om samen buiten te schilderen. En hoewel Van Gogh en Bernard bevriend waren, verbleef Bernard in Pont-Aven in Bretagne in de maanden dat Van Gogh in Asnières werkte. Er is wel een foto van Bernard en vermoedelijk Van Gogh op de rug gezien aan de oever van de Seine.
De avant-garde kunstenaars experimenteerden met het weergeven van spiegelingen in het water en zochten naar nieuwe motieven in de kunst. Nieuw was in deze periode dat mensen op hun ene vrije dag in de week, de zondag, gingen recreëren. De gegoede burgerij trok er in de lente en zomer op uit en zocht natuur en verkoeling buiten de stad. Mensen gingen picknicken, vissen, zwemmen, roeien, zeilen of keken naar wedstrijden. Asnières was vanuit het Parijse centrum makkelijk bereikbaar met de trein die via een ijzeren spoorbrug de rivier overstak.
Kunstenaars beelden de nieuwe vrijetijdsbestedingen uit, maar schilderden ook nieuwe bouwwerken zoals ijzeren bruggen, stellages met hijskranen om vracht uit schepen te tillen, gashouders en fabrieken met rookpluimen. Op zondag kwamen de beter gesitueerde burgers uit de stad. Op andere dagen zag je na werktijd arbeiders op de oevers om er te baden en te zwemmen. Ook dat legden de kunstenaars vast, met de rookpluimen van de industrie in Clichy, aan de Parijse kant, op de achtergrond. De vooruitgang werd in vrolijke tinten vastgelegd. Van Gogh, in Brabant nog zo begaan met het lot van de arme en hardwerkende boeren en wevers, lijkt hier geen aandacht meer te hebben voor het zware leven van de fabrieksarbeiders.
In de catalogus zijn ook ansichtkaarten opgenomen
Met behulp van oude foto’s en ansichtkaarten is onderzoek verricht naar de exacte locaties van de geschilderde voorstellingen. In de catalogus die bij de expositie is verschenen, is dan ook een hoofdstuk over ansichtkaarten opgenomen. Daarin zie je dat de fotografen een zelfde fascinatie hadden voor het vastleggen van de vooruitgang. De overeenkomsten in voorstelling zijn in de expositie treffend gevisualiseerd met lichtbakken waarbij beelden van de schilderijen naast foto’s of ansichtkaarten zijn geplaatst.
Van Gogh heeft in deze maanden aan de Seine drie drieluiken gemaakt. Dat blijkt uit een ongepubliceerde inventarislijst uit 1890 van de werken van Van Gogh in het appartement van Theo en zijn vrouw Johanna Bonger. Op een lang stuk doek van anderhalve meter lengte maakte hij telkens drie voorstellingen die hij rood omkaderde. Later sneed hij de werken los en lijstte ze apart in. Ze zijn over de hele wereld verspreid geraakt. Bijzonder is dat in de expositie zeven van de negen werken bij elkaar gebracht zijn.
Toch zien de werken er niet uit als drieluiken. Dat komt door het kleurverschil en doordat de voorstellingen niet in elkaar overlopen. Ook wisselt het perspectief. Enkele werken zijn donker verkleurd. Dat zou komen omdat Van Gogh direct op het doek had gewerkt, zonder grondering. Later zijn die doeken gedoubleerd en met hars verlijmd. En die hars zou de oorzaak van de verkleuring zijn.
Bernard werd geïnspireerd door middeleeuwse glas-in-loodramen
Bernard werkte niet in pointillistische stijl. Hij ontwikkelde een stijl met egale kleurvlakken en sterk aangezette contouren, geïnspireerd op middeleeuwse glas-in-loodramen. Deze stijl werd later cloisonnisme genoemd, naar de techniek van het gieten van emaille in vormpjes met opstaande randen. Zijn werk lijkt op dat van Gauguin. Volgens Joost van der Hoeven, onderzoeker bij Van Gogh Museum en auteur van het hoofdstuk over Bernard in de catalogus, is het andersom. Bernard zou deze stijl ontwikkeld hebben en Gauguin, en later ook Van Gogh, hebben die overgenomen.
Naast het gegeven dat Van Gogh en Bernard beiden niet verder gingen in het pointillisme hadden zij nog iets gemeen. En dat is de soms wat vreemde kadrering. Bij Bernard zien we een vreemde uitsnede in ‘Twee vrouwen op de voetgangersbrug van Asnières’. Daar heeft Bernard van de vrouwen alleen de twee koppen in beeld gebracht. Bij Van Gogh zien we een vreemde uitsnede in ‘Oevers van de Seine met de Pont de Clichy’. Hier heeft Van Gogh slechts de helft van de brug weergegeven. Waarom zou je een halve brug weergeven als je een hele brug ziet? Dezelfde vraag kun je stellen aan Bernard. Waarom geef je alleen de koppen weer als je twee vrouwen ten voeten uit over de brug ziet lopen?
Het gekozen kader doet denken aan het kader dat een fotograaf met zijn camera kiest. Zoals Breitner zijn composities met afsnijdingen bepaalde aan de hand van foto’s die hij maakte. Maar Van Gogh en Bernard zouden zich niet hebben later inspireren door fotografie, maar door Japanse prenten waarop je ook afsnijdingen en wisselende perspectieven aantreft. In de winter van 1886-1887 had Van Gogh juist Japanse prenten verzameld. Van Gogh maakte in Asnières zo’n veertig schilderijen. Een jaar later, in 1888, toen hij naar Arles was verhuisd, schreef hij aan zijn broer Theo dat hij zijn werk in Asnières beschouwde als opmaat naar zijn werk in Arles.
‘Van Gogh aan de Seine’, tot en met 14 januari 2023 in het Van Gogh Museum in Amsterdam.
Bregje Gerritse & Jacquelyn N. Coutré (red.), Van Gogh en de avant-garde: Aan de Seine. Bussum: Thoth 2023, 208 pp., ISBN 978-90-6868-870-2,pb., € 29,95 (verkrijgbaar in een Nederlandse en een Engelse editie).
Beeld voorpagina: Detail Bruggen over de Seine bij Asnières, Vincent van Gogh, 1887, Olieverf op doek, 53,5 x 67 cm, Sammlung Emil Buhrle, in langdurig bruikleen bij Kunsthaus Zürich.
Van Gogh Museum (Amsterdam)
Lees meer over Vincent van Gogh op Brabant Cultureel
© Brabant Cultureel 2023
Reacties (1)