(foto)column door Joep Eijkens
Gisterochtend lag er opeens een dood vogeltje op het trottoir voor onze huisdeur, een vogeltje met geel en grijs in zijn fijn getekende veren en grijze poten met gele teentjes die recht in de lucht staken. Een tjiftjaf? Misschien. In elk geval een zangvogeltje dat er nogal mager uitzag. Misschien een jong dat te weinig voedsel had gekregen of te weinig vocht, want het was in de ochtend al heet. Zo heet dat ik liever binnen bleef.
De oogjes van het vogeltje glansden nog, het beestje moest maar kort tevoren dood gegaan zijn. ‘Een slachtoffer van onze slechte omgang met de natuur’, dacht ik. Het duurde niet lang of de eerste aasvliegen dienden zich aan.
’s Middags trotseerde ik de hitte en maakte ik een ommetje door de buurt. In het kanaal zwom een moedereend met kleine eendjes, waarschijnlijk tweede leg. Zouden ze de blauwalg kunnen overleven waarvoor een bord langs de kant waarschuwde? Even verderop bekeek ik de voortuintjes van een rij huizen uit de jaren zestig. In één ervan was een man in de weer met een tuinslang bij twee ronde perken, overvol gevuld met hortensia’s. De roze bloemen stonden er fris bij en dat lag niet alleen aan het water dat ze kregen. Ze stonden in de beschermende schaduw van twee parasols die de tuin domineerden met hun felgekleurde bloemenmotief. De man verontschuldigde zich een beetje en zei ook wel te weten dat je eigenlijk overdag niet mocht sproeien, maar ja, soms moet je wel.
Soms ben ik bang dat de natuur op een gegeven moment zo hard zal terugslaan dat we met zijn allen naar de bliksem gaan.
© Brabant Cultureel 2023
Ik weet niet precies wat of wie ‘de natuur’ is – maar dat we er in reactie op ons eeuwenlange misbruik van de aarde en zijn bewoners van langs krijgen wordt zonneklaar