Column door Arnold Verplancke
Zij zijn toch ook allemaal klein begonnen, dacht ik ’s avonds. Samen met ruim tweeduizend andere bezoekers beleefde ik de wereldpremière van Requiem for Nature in de uitverkochte Amsterdamse Gashouder. De Chinese componist Tan Dun dirigeerde zelf zijn werk met vier bijzondere solisten, prachtige mannen- en vrouwenkoren en het complete Koninklijk Concertgebouworkest.
’s Middags had ik geluisterd naar jonge musici van het Euregio Jeugdorkest (EJO), helemaal aan het begin van hun loopbaan. Vandaar de associatie. Ook al die gerenommeerde orkestleden en solisten in de Amsterdamse schijnwerpers hebben ooit op jonge leeftijd een instrument opgepakt, les genomen en voor het eerst samen gespeeld in een groot orkest of kleiner ensemble. Ook Tan Dun zelf, door de New York Times ‘een rockster van de klassieke muziekscene’ genoemd, kwam weg uit de staatscommune ten tijde van Mao omdat hij enkele instrumenten speelde. Een vrachtwagen vol musici en opera-artiesten van de Opera van Peking verongelukte tijdens een tournee. De jonge Tan Dun werd aangenomen om de muziekreis af te maken.
Het Euregio Jeugdorkest, dat al bestaat sinds 1985, telt negentig getalenteerde jongeren van veertien tot vijfentwintig jaar. Ze studeren nog aan Vlaamse en Nederlandse muziekacademies of conservatoria, vaak in combinatie met een schoolopleiding. Bij het EJO krijgen zij de kans in orkestverband te musiceren en podiumervaring op te doen. Afgelopen zaterdagmiddag speelden enkelen van hen in kleinere samenstellingen kamermuziek tijdens een benefietconcert in Cinecitta te Tilburg. Dat is beter bekend als filmtheater, maar stelde zijn atrium gratis beschikbaar aan de jonge musici en de vele bezoekers.
Met dit soort optredens hoopt het orkest de financiële steun te krijgen die het bitter nodig heeft. Een paar jaar geleden viel de laatste overheidssubsidie weg. Ook de provincie stopte haar bijdrage. Op zaterdag 15 juli 2023 spelen andere leden van het orkest opnieuw een benefietconcert, maar dan in de Nieuwe Veste in Breda, aanvang acht uur ‘s avonds. Op het programma staat ander werk dan in Tilburg. De toegang is opnieuw gratis, maar in de hoop op royale geldelijke steun van de bezoekers.
In Cinecitta presenteerden de jonge orkestleden in wisselende samenstellingen een ambitieus programma met werken van Mozart, Martinů, Borodin, Beethoven, Mahler en Dvořák. Het klonk allemaal zeer verdienstelijk, met nog genoeg ruimte voor verdere ontwikkeling. Het meest verraste mij het Pianokwartet van Mahler, de componist die meer bekend is door zijn grote symfonieën en liederen. Maar op jonge leeftijd schreef hij ook een pianokwartet in a klein dat nu heel muzikaal klonk bij vier eveneens jonge mensen: Lotte, Jorn, Lasse en Floris. Het viertal sloot vervolgens af met een pianokwartet van Dvořák.
Wie het kleine wél eert, is ook het grote weerd, om het spreekwoord maar even om te draaien. Na de jonge musici ging ik ’s avonds naar Amsterdam voor het nieuwste werk van Tan Dun. Dat werd slechts twee keer uitgevoerd, vrijdag en zaterdag, en vormde tevens de afsluiting van het Holland Festival 2023. Twee keer uitverkocht in de grote Gashouder van het Westergasterrein, met de eerste avond ook prinses Beatrix in het publiek.
Tan Dun (1957) verbreedt de grenzen van klassieke muziek door niet alleen Oosterse klanken in zijn composities te verweken, maar ook geluiden die niet in de Westerse muziekpraktijk passen, zoals het geluid van water, wind en rollende steentjes. De slagwerksectie van het Koninklijk Concertgebouworkest had dan ook weer de handen vol in Requiem for Nature, geschreven in opdracht van het orkest zelf. Dat bracht al in 2001 zijn Concerto for water percussion and orchestre ten gehore. Daarvoor waren ook twee grote waterbassins, een ‘waterfoon’, een onder te dompelen watergong, een fles sodawater en – heel praktisch – een handdoek nodig, voor het afdrogen van de handen van de solist. Een paar jaar later klonk bij de Nationale Opera in Amsterdam zijn opera Tea, in de regie van Pierre Audi. Dezelfde regisseur heeft nu ook weer meegewerkt aan de vormgeving van het nieuwe requiem.
De groot bezette dodenmis, wat een requiem is, gaat over de ondergang van de natuur door mensenhand. Tan Dun, die zelf ook de tekst schreef en het orkest dirigeerde, vraagt in zijn requiem vergiffenis aan de natuur voor wat we haar allemaal aandoen. Hij beschouwt haar als een allesomvattend organisme, als een wereldgeest waar we niet zonder kunnen. Zijn klaagzang wil de mens opnieuw terugbrengen en verbinden met de natuur. “De liefde van de natuur verlicht ons leven”, klinkt het.
De eigenzinnige muziek van Tan Dun vulde de immense Gashouder, uitgevoerd door het grote orkest, de vrouwen- en mannenkoren van Laurens Symfonisch die gescheiden links en rechts van het orkest zaten en vier in het wit geklede solisten vóór het orkest. De Mongoolse bas en keelzanger Hasibagen liet in zijn voordrachten ongelofelijk lage tonen horen, maar ook mooie boventonen. Candice Chung (sopraan) en Jiangfan Yong (Tibetaanse sopraan) zongen mythische Aziatische verhalen met de bijbehorende ‘Chinese’ glijtonen. Han Yan danste al spelend met haar snaarinstrumenten. Het was mooi om te horen hoe zij in duet ging met de harp die de klank van haar pipa imiteerde en met de tokkelende violen.
Het heette een requiem, maar het klonk gelukkig vooral als een veelzijdig en welluidend eerbetoon door de wereldomspannende muziekcultuur aan de natuur.
Gezien: Benefietconcert Euregio Jeugdorkest in Cinecitta Tilburg; en Requiem for Nature, Gashouder Westergas Amsterdam, 1 juli 2023.
Beeld voorpagina: een jonge Gustav Mahler en een nog jongere Tan Dun. Beeldbewerking > Hans Lodewijkx
© Brabant Cultureel 2023