Harry Verhoeven exposeert in de Sint-Janskathedraal vijftig stemmige, knap gemaakte assemblages met het persoonlijke geloof van de kunstenaar als belangrijkste onderwerp. Ze onderscheiden zich in het bijzonder door het ambachtelijk vermogen van hun schepper die in zijn beeldtaal vaak appelleert aan tijden die achter ons liggen. Maar Verhoeven stelt ook het hier en nu aan de orde.
door Pieter Siebers • Fotografie assemblages >
Studio Eyckehorst (Ramon Mangold)
Alvorens iets meer te zeggen over het werk en de opvattingen van Harry Verhoeven (Goirle 1950): deze tentoonstelling is om meerdere redenen uitzonderlijk. Immers, de band tussen hedendaagse kunst en religie is de laatste halve eeuw nogal verflauwd, terwijl die eeuwenlang uiterst hecht was. Het christendom had vanaf de vroegste tijd behoefte aan kunstenaars en architecten die vorm gaven aan de luister van het geloof en bijdroegen aan de verering van een uitdijende schare heiligen. Die tijd ligt achter ons, al deed de katholieke emancipatie vanaf het midden van de negentiende eeuw nog een tijd anders vermoeden. Het zogenoemde herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 vormde de opmaat tot wat lang het Rijke Roomse leven werd genoemd. Dat herstel, door de paus, volgde op ruim twee eeuwen van stelselmatige achterstelling, ten opzichte van de protestanten, door de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
In rap tempo werden na 1853 in vooral de zuidelijke provincies kerken gebouwd, waarvoor uiteraard kerkelijke kunstenaars nodig waren. Onder invloed van architecten als Pierre Cuijpers en de Fransman Viollet-le-Duc werd de neogotiek de bepalende stijl voor de rooms-katholieke wederopbouw. Dat leidde zonder twijfel tot een groot aantal monumentale gebouwen, maar bracht een dilemma met zich mee waar het ging om kunstwerken. In de decennia dat de moderne kunst voet aan de grond kreeg, werden veel kerken uitgemonsterd met werken die soms beslist van grote kwaliteit waren, maar zich moeilijk konden meten met het elan en de sprankeling van het modernisme.
De kerken waren selectief bij de keuze van kunstenaars
Dat modernisme speelde zich goeddeels af buiten de muren van de kerken die in Nederland bovendien nogal selectief waren door vrijwel uitsluitend gebruik te maken van de diensten van kunstenaars die waren aangesloten waren bij de in 1920 opgerichte AKKV, de Algemene Vereniging van Katholieke Kunstenaars. Onder de leden bevonden zich belangrijke kunstenaars en architecten, maar wie de tentoonstellingscatalogus uit 1953 bekijkt, met daarin de resultaten van een eeuw kerkelijke kunst sinds 1853, kan daar onmogelijk hoopvolle conclusies uit trekken.
Tussen de kerken en hun uitmonstering uit de jaren vijftig en zestig tref je soms heel aardige exemplaren aan, maar die periode kenmerkt zich eerder door tanend geloof en ontkerkelijking. De sloop van kerkgebouwen kondigde zich aan en voor heiligenbeelden werd een ander onderkomen gezocht (in Polen schijnen er aardig wat terecht te zijn gekomen). De kerken die bleven staan worstelen vaak met hun exploitatie en breken zich het hoofd over onderhoud en, zoals ook de Sint-Jan, over de kosten van herstel en restauratie.
Deze ommekeer nam niet weg dat religie een plaats behield, ook in het repertoire van meerdere kunstenaars. Persoonlijke reflecties, zoals het iconisch werk uit 1967 van de vorig jaar overleden Bossche kunstenaar Jacques Frenken. Eerder had die beglazingen gemaakt voor kerken, maar opzien baarde zijn ‘spijker piëta’, een neogotisch gipsen beeld van zijn plaatsgenoot Van der Geld waarin hij 365 spijkers sloeg. Om aan te geven dat het lijden van Christus geen kwestie was van zoiets als een wekelijkse hoogmis, maar van alledag. Vergelijkbaar is een werk van Leon Adriaans, die op spaanplaat een schildering van Maria aanbracht, met daaraan een hengsel. Een eenvoudige ‘tasmaria’, niet bedoeld voor een kerkgebouw, maar voor persoonlijke devotie. Die werken werden indertijd in kerkelijke kringen te snel blasfemisch genoemd en met verontwaardiging beschouwd. Waren ze opgevat als pogingen tot dialoog, dan zouden ze in kerken zijn getoond en niet uitsluitend in musea zoals Krona in Uden dat beschikt over een uitstekende verzameling van hedendaagse religieuze kunst.
Het geloof dat het leven in Noord-Brabant doordesemde
Maar nu zijn er dan de assemblages van Harry Verhoeven in de Sint Jan, ‘persoonlijke reflecties’ van een mild karakter. Het geloof is voor hem een inspiratie, zo lezen we in de publicatie die bij de tentoonstelling verscheen. Het katholieke geloof wel te verstaan, dat sinds de negentiende eeuw het leven in Noord-Brabant doordesemde. Met kerkgebouwen tot in de kleinste plaatsen, met de Latijnse ritus, de geur van kaarsen en wierook, de liederenpracht uit de orgels van de plaatselijke organisten, de beelden, de gebrandschilderde ramen et cetera. Zo rijk van vorm, schreef Kees Fens ooit, dat de persoonlijke verhouding tot het opperwezen wel eens in de vergetelheid raakte. Het is dit dilemma dat de voedingsbodem vormt voor het werk van Verhoeven. Hij is er schatplichtig aan, zonder ‘pilarenbijter’ te zijn geworden, regelmatig kerkganger.
De eerste assemblages, zo lezen we in het gelijknamige boek dat bij de tentoonstelling verscheen, zijn ontstaan na het overlijden van Verhoevens gehandicapte dochter in 2016. In haar grafmonument verwerkte hij een Keltisch kruis van cortenstaal, het materiaal waarmee hij vertrouwd is door de vele beelden die hij maakte voor de openbare ruimte. Op de tentoonstelling is een variant van zo’n kruis ingebed in grijswitte, verweerde planken, gevat in een lijst van oud hout.
De eenvoud die het werk kenmerkt is misschien wel een van Verhoevens grootste kwaliteiten, ook blijkend uit een assemblage met de titel ‘Verwarring’. Uit twaalf kleine, ingekerfde panelen, deels wit, is een Latijns kruis – in rood/blauw – opgebouwd, met in het midden een metalen cirkelvorm waarvan de puntige elementen doen denken aan doornen. Een geabstraheerde verwijzing in vorm en kleur, naar het lijden van Christus. In mijn ogen een van de sterkste werken die nu in de Sint-Jan te zien zijn.
Stof zijn en tot stof wederkeren
De vijftig werken tezamen vormen ook een soort staalkaart van de heel uiteenlopende invloeden en ervaringen die Verhoeven onderging. Zo is er een werk met (een deel van) een tekst uit de Bijbel, in dit geval het boek Genesis waarin we lezen ‘Memento homo quia pulvis es et in pulverem reverteris’. Stof zijn en tot stof wederkeren, is het lot van de zondige mensheid. Het aanbrengen door de pastoor van een askruisje op woensdag na carnaval – een gebruik dat ook al een kwijnend bestaan lijdt – herinnert daaraan en beoogt de katholieke mensheid tot boetedoening aan te zetten. Verhoeven wijdt een werk aan die Aswoensdag, waarin een zwart kruis voor een dieprode (wereld)bol is te zien met daaronder vier kleine doodshoofden. Hel en verdoemenis, angstaanjagende grootheden die Verhoeven mild behandelt.
Sterfelijkheid speelt bij Verhoeven ook een persoonlijke rol, want hij moest twee dochters op jonge leeftijd ten grave dragen. Zijn katholieke verleden blijkt overvloedig uit werken met thema’s zoals het offer van Isaac, Maria als gezegende onder de vrouwen, het geloofsmysterie et cetera. De stijl waarin hij werkt, met inzet van gebruikte materialen, steeds heel zorgvuldig ingezet, wendt hij ook aan voor meer aardse zaken, waaronder het Brabantse land. De liedcultuur van Ad de Laat, de vroeg gestorven bard uit Nistelrode en het ‘volkslied’ van Guus Meeuwis blijken inspiratiebronnen voor het werk – met jawel, opnieuw in het Latijn – ‘Tunc Brabantiae memor sum’: Dan denk ik aan Brabant. De Brabantse leeuw in de hoeken en in het centrum, voorzien van de kleuren rood en wit en met op de achtergrond een kaart van Brabant waarop vleermuizen en de silhouetten van enthousiast concertpubliek te zien is.
Hier lijkt weinig aan de verbeelding te worden overgelaten, maar het Brabantse leven baart Verhoeven ook zorgen. Althans, dat lijkt de strekking van een werk waarin een gelaarsd varken is te zien onder de tekst ‘Waar geld speelt, zwijgt de waarheid’. We zien op de achtergrond opstandige figuren met protestborden en de vuist geheven. Zijn het boeren die in verzet komen, zijn het lieden die zich juist verzetten tegen de uitwassen van de boerenindustrie? Is het varken, waarop tussen de woorden ‘ex’ en ‘kuus’ het vrouwenteken is aangebracht een metafoor voor de problematische aspecten van de agrarische sector, of een teken van doorgeschoten protesten?
Pogingen om de kerk meer eigentijds te maken
Het is niet het enige dilemma dat Verhoeven aan de orde stelt. In het werk ‘Renovatio’ of ‘wedergeboorte’ gaat het over de gevolgen van het Tweede Vaticaans Concilie en de (begrijpelijke) pogingen van Johannes XXIII om de kerk meer eigentijds te maken. Verhoeven laat een kazuifel zien, zonder priester, met daaronder korenaren als teken van (waarschijnlijk) hoop. Het concilie heeft ontegenzeglijk tot vernieuwingen geleid, maar in diezelfde periode nam de ontkerkelijking grote vormen aan, net als het aantal uittredingen van priesters en kloosterlingen. Die worsteling is nog niet beëindigd, het zoeken en tasten vindt nog steeds plaats.
In dat bestek kan deze tentoonstelling van Verhoeven niet alleen worden beschouwd als een hommage aan de kunstenaar, maar ook als een voorzichtige poging van kerkelijke bestuurders om de banden met beeldende kunst aan te halen. Dat is niet altijd gemakkelijk, omdat kunstenaars vrijmoedig omgaan met vertrouwde thema’s. Maar juist daardoor blijven die thema’s leven en wordt ze een vitaliteit verleend die niet iedereen onmiddellijk zal bevallen, maar die zelden blasfemisch is.
In 2006 kreeg Marc Mulders de opdracht voor een raam voor het westwerk van de Bossche kathedraal. Eerder maakte hij beglazingen voor de Stevenskerk in Nijmegen en de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Er zijn meer voorbeelden: ook in 2006 ontwierp Teun Hocks ramen voor de grote kerk in Dordrecht, in 2014 tekende Jan Dibbets voor veertien sobere ramen in de Sint-Bavo in Haarlem en in Frankrijk hebben grote kunstenaars als Matisse, Leger en Chagall kerkelijke opdrachten vervuld. Mocht de tentoonstelling van Harry Verhoeven een opmaat vormen tot meer van dergelijke ontmoetingen – al is het van tijdelijke aard – dan is deze expositie in meerdere opzichten geslaagd.
De tentoonstelling in de Sint-Jan is gratis toegankelijk en te zien tot en met 26 augustus 2023. Wanneer er een viering is, kan de tentoonstelling niet worden bezocht. Ter gelegenheid van de tentoonstelling verscheen van de hand van kunsthistoricus Peter Thoben het mooi geïllustreerde en goed gedocumenteerde boek ‘Reflecties van geloof’. Het kost € 15,00 en is verkrijgbaar in de kerk en te bestellen via: sintjan@eyckehorst.nl.
sintjandenbosch.nl/reflecties-van-geloof
studio-eyckehorst.nl
Foto voorpagina: detail Oculus autem Dei (Het oog van God ziet alles). Foto > Hans Lodewijkx
In een eerdere versie van dit artikel stond enkele malen Harrie geschreven in plaats van Harry. Dat is gecorrigeerd.
© Brabant Cultureel 2023
Van vriend Ad spijkers uit Goirle kreeg ik een bericht over het werk van Harry Verhoeven. Het artikel heb ik gelezen en de beelden bezien. (Kon ik ook nog eens mijn Latijn ophalen). Ik was heel blij verrast met de warme artistieke vertalingen van het katholieke het christendom. Harry dank. Thomas. Ook ooit gewoond hebbend in de Kerkstraat Goirle.