Literatuur is een kunstvorm met een drempel. Om het te kunnen genieten, moeten we de taal kennen of goede vertalingen hebben. Vertalingen uit het Maleis zijn niet alledaags, maar nu is er een bundel met tachtig ‘pantuns’, traditionele korte gedichten die totaal eigen zijn aan de Maleistalige wereld.
door Lauran Toorians
Veel culturen kennen korte dichtvormen die in een vaste vorm uitdrukking geven aan een emotie, een ervaring of een traditionele wijsheid. In dat laatste geval komen we in de buurt van het aforisme, dat dan weer de metrische vorm ontbeert. Klassiek is natuurlijk het epigram dat al bij de oude Grieken en Romeinen populair was en ook voorkomt in het Oude Testament (Psalmen). Het Nederlands kent een lange traditie van epigrammen tot in de puntdichten van Kees Stip. De oorsprong van deze en vergelijkbare dichtvormen ligt in een grijs verleden van mondelinge traditie.
Vaak gaat het om kwatrijnen, dus gedichtjes van vier regels waarvan er steeds twee met elkaar rijmen. Die vorm is ook in rijke Perzische literatuur bekend en bijvoorbeeld de kwatrijnen van Omar Khayyam (1048-1123) werden in diverse vertaling wereldberoemd. Drie regels kan ook, zoals in de Japanse haiku. Daar zien we geen rijm, maar wordt de vorm bepaald doordat het aantal lettergrepen per regel vastligt. Enigszins vergelijkbaar is een dichtvorm uit Wales die in de middeleeuwen ook uit drie regels bestond en later ontwikkelde tot een vierregelig gedicht: het englyn (meervoud: englynion). Hierbij is wel sprake van rijm en binnenrijm, maar ligt ook het aantal lettergrepen per regel vast. Net als in het verleden bij de haiku konden ook englynion tot reeksen aan elkaar worden verbonden. Tegenwoordig wordt het englyn in Wales nog steeds gebruikt, bijvoorbeeld in rouwadvertenties en soms ook op grafstenen. Daarnaast bestaat een traditie waarbij een englyn (idealiter geïmproviseerd) wordt gezongen met harpbegeleiding, elk met een eigen melodie.
De vorm is oud en populair waar Maleis wordt gesproken
Dit alles ter inleiding op een verzorgde bundel met vertaalde pantuns, vierregelige, rijmende gedichten in het Maleis die sterk vergelijkbaar zijn met de hierboven genoemde vormen. Ze zijn populair en vaak algemeen bekend, geven uitdrukking aan emoties of presenteren een algemene (vaak belerende) wijsheid en worden soms ook in korte series aan elkaar geregen. Het rijmschema is overwegend abab. De vorm is oud en overal waar Maleis werd of wordt gesproken is de pantun populair in de volkscultuur. In Europa bestond hier betrekkelijk weinig belangstelling voor, maar in de negentiende eeuw introduceerde de auteur Ernest Fouinet een dichtvorm van met elkaar verweven ‘pantuns’ in het Frans. Die vorm werd als ‘pantoum’ populair gemaakt door Victor Hugo en vond zo ook zijn weg naar de Engelstalige wereld. De ‘pantoum’ is dus weer een langer gedicht dat qua metrische structuur lijkt op de villanelle, maar met wortels in het Maleis.
Nu behoor ik tot de groep Nederlanders die persoonlijk geen enkele relatie heeft met Indonesië of voormalig Nederlands-Indië en de pantun is mij dan ook volkomen vreemd. Het lijkt iets interns te zijn wat degenen die wel een dergelijke achtergrond hebben met elkaar delen en onder elkaar houden. Niet helemaal vreemd natuurlijk, want dergelijke cultuuruitingen zijn vaak lastig overdraagbaar op totale buitenstaanders en helpen onder elkaar ook om het eigene te accentueren.
Maar toch, voor een land dat zulke nauwe banden met Indonesië heeft onderhouden, is het verwonderlijk dat er nauwelijks Nederlandse vertalingen van pantuns bestaan. In 1950 verscheen een bundel vertalingen door Willem Alexander Braasem en in 1985 verscheen in Middelburg in de Slib Reeks een kleine bloemlezing door Angela Rookmaker en Alfred van der Helm.
De vertalingen zijn soepel
Een nieuwe, ruimer opgezette en tweetalige bloemlezing, brengt daar nu verandering in. Het is een mooi verzorgd boek dat wel sterk het sentiment van tempo doeloe ademt en daarmee misschien toch ook weer meer reikt naar het eigen publiek dan naar de grotere wereld van poëzieliefhebbers. Die moeten zich daardoor niet laten afschrikken. De selectie van de pantuns en de vertalingen in deze bundel zijn van het vertalersduo Siti Wahyuningsih en Albert Hagenaars die zich speciaal voor deze klus hebben verdiept in oudere vormen van Maleis waarin deze gedichten soms verschijnen.
De vertalingen zijn soepel en volgen – voor zover dat valt te beoordelen zonder Maleis te kennen – de originelen getrouw zonder te vervallen in archaïsmen of rijmdwang. Behalve op zichzelf staande pantuns zijn ook enkele korte series opgenomen waarbij vooral de laatste (11 strofen) goed laat zien hoe de afzonderlijke strofen met elkaar zijn verbonden.
Veel pantuns gaan – in elk geval in deze bloemlezing – over verliefdheid en het verlangen naar een onbereikbare geliefde. Een voorbeeld:
Tujuh hari dalam hutan,
Air tak minum, nasi tak makan,
Sehari tiada pandang tuan,
Rasanya susut tubuh di badan.
Zeven dagen dwalen in het woud,
Lukt me zonder eten en drinkwater,
Als jij me één dag niet aanschouwt,
Verdort in mij ons gedroomde later.
Cultuur speelt hier geen enkele rol, dit is voor iedereen te begrijpen en wat wordt uitgesproken is een sentiment dat we terugvinden in elke soap of B-film. Het is hooguit de poëtische vorm die een dergelijke uiting uittilt boven de kitsch. Een pantun waarin de vorm nadrukkelijker meespeelt door de herhaling van woorden en klanken die binnenrijmen doen ontstaan, is deze:
Permata jatuh di dalam rumput,
Jatuh di rumput bergilang-gilang.
Kasih umpana embun di hujung rumput,
Datang matahari niscaya hilang.
Een edelsteen duikelt in ruige dras,
Valt tussen glanzende halmen,
Liefde is als dauw op puntig gras,
Verdwijnt bij dageraad zonder talmen.
Hier is sprake van een meer algemene wijsheid: verliefdheid is vergankelijk. En natuurlijk valt in de laatste regel het woord ‘matahari’ op. Het betekent ‘zon’ (letterlijk ‘oog van de dag’) en letterlijk staat er dus ‘bij zonsopkomst’. De keuze voor het nogal archaïsche ‘dras’ (moerassig) is een dichterlijke vrijheid van de vertalers die hier wat gekunsteld aandoet. Het Maleise origineel laat hier ook ‘gras’ rijmen op ‘gras’, dus dat had ook in de vertaling best gemogen.
Natuurgenot met een dubbele bodem
Puur natuurgenot ligt aan de oppervlakte van de volgende pantun, al valt ook hier gemakkelijk te denken aan een dubbele bodem en de stem van een verliefde jongeling:
Burung pipit terbang ke bukit,
Tempar orang menanam pala.
Pipi tersenyum, kening diankit,
Bagaimana saya tak gila?
Mussen snellen naar de heuvel in boogjes,
Waar de plantages geuren naar nootmuskaat.
Met uitgelaten getjilp, ondeugende oogjes,
Hoe kan ik niet blij zijn om hun uitbundige staat?
Het is goed voorstelbaar hoe het onder vrienden of in familieverband plezier verschaft om op allerlei momenten een gepaste pantun te citeren en eventueel te bediscussiëren. Dat kan de vreugde verhogen, maar ook een mogelijkheid bieden om op moeilijke momenten het ijs te breken. Dat lijkt ook de situatie te zijn in de familie van Simone Berger-Straakenbroek die deze bundel samenstelde en van een inleiding voorzag.
Het romantische beeld contrasteert met de realiteit
Het boek is ruim geïllustreerd met fijne, gedetailleerde aquarellen van de hand van Hetty Ansing die met haar werk al jaren naam maakt als schilderes van het traditionele beeld van Indonesië, om niet te zeggen van tempo doeloe. Het is een romantisch beeld waarin alles glanst en lieflijk is en dat sterk contrasteert met de realiteit die Hendrik Freerk Tillema in beeld bracht in zijn zesdelige en rijk geïllustreerde levenswerk Kromoblanda (1915-1923), maar dat wel goed past bij deze pantuns. Iedere rechterpagina naast de gedichten bevat een aquarel en daarmee is dit ook een prentenboek.
Voor de ‘Indische Nederlander’ zal deze combinatie vanzelfsprekend zijn. Voor wie zoals ik die band met Indië ontbeert, kunnen de zoete illustraties misleidend zijn. De pantuns zijn niet zoet en de vertalingen zijn dat ook niet. Het sentiment is integer en de wijsheid is universeel. Daarmee biedt deze bundel een mooie gelegenheid om eens in een andere cultuur binnen te kijken.
Simone Berger (samenstelling), Hetty Ansing (illustraties) en Siti Wahyuningsih & Albert Hagenaars (vertalingen), Stil verlangen. Maleise gedichten in 80 pantuns. Amsterdam: INDAH 2023, 96 pp., ISBN 9789492851130, hb., € 18,95.
Bestellen:
www.pindah-magazine.nl/stil-verlangen
Beeld voorpagina: bewerkte aquarel van Hetty Ansing.
Meer illustraties van Hetty Ansing in Stil verlangen > zie link hierboven.
© Brabant Cultureel 2023