Het verhaal van een vriendenboek met patriotten en een bokaal moezelwijn met een bittere afdronk

Huize Zegenwerp in Sint-Michielsgestel was eind achttiende eeuw een broedplaats van tegenstanders van stadhouder Willem V. Orangistische soldaten in ’s-Hertogenbosch plunderden in 1787 uit wraak de stad. Historicus Maarten van Boven geeft in ‘De bokaaldrinkers van Zegenwerp’ meer inzicht in de rol van ’s-Hertogenbosch in de patriottentijd.

door Mieske van Eck

Oranje was in voorbije eeuwen niet altijd een gezellige kleur. Aanhangers van de stadhouders tooiden zich ermee en drongen hun clubkleuren ook op aan andersdenkenden. Dat ging vaak gepaard met rellen, afpersing en geweld. Andersom wisten de patriotten ook raad met pesterijen en dwang. Het dragen van oranje was tijdens de hoogtijdagen van het patriottisme tussen 1781 en 1787 verboden en wie toch tekenen van prinselijke aanhankelijkheid toonde stond bloot aan scheldpartijen of lijfelijk geweld. Pesterijen over en weer leidden in november 1787 tot plundering van ’s-Hertogenbosch door soldaten van het orangistisch gestemde Bossche garnizoen.

Tussen patriotten en orangisten woedde niet veel minder dan een burgeroorlog. De gangbare benaming ‘fluwelen revolutie’ doet weinig recht aan de werkelijkheid, al was de omwenteling hier lang zo hevig niet als die in Frankrijk. Wel waren de Nederlandse revolutionairen de Fransen enkele jaren voor met het opeisen van hun rechten. Bijna tweehonderd jaar lang deden historici de vrijheidsstrijd van de patriotten af als onbelangrijk of als landverraad. De pruikentijd ademde in hun ogen de geest van Jan Salie. Pas tegen het eind van de twintigste eeuw onderkenden historici het belang van de achttiende eeuw voor de ontwikkeling van de Nederlandse democratie. Al stonden zelfs de vooruitstrevendste patriotten nog ver af van het opeisen van algemeen kiesrecht. Zij kwamen vooral op voor het recht van gezeten burgers en tegen machtsmisbruik en vriendjespolitiek door de prins.

Zegenwerp

Het Landgoed Zegenwerp in Sint-Michielsgestel blijkt meer dan een aangenaam wandelgebied in het bezit van Brabants Landschap. Het huis herbergt ook een bijzonder document en een kristallen bokaal als stille getuigen van een bewogen tijd. Het gaat om een in rood marokijn leer gebonden album, waarin gasten van de toenmalige bewoner Hendrik de Roo van Wulverhorst hun naam schreven, vaak vergezeld van een heilwens of gedicht. Dat deden zij na het drinken van driekwart liter moezelwijn uit de bokaal. Het album telt meer dan tweehonderdtwintig namen van gasten en eindigt in juli 1787. Daarna vluchtte De Roo voor de op handen zijnde machtswisseling.

Het hoofdgebouw links dateert uit 1779. De aanbouw rechts is uit 1889. Foto > Louis Janssen
Voor en achterzijde van de bokaal van Zegenwerp. De zilveren voet is later aangezet. Stichting Brabants Landschap. Foto > Het Noordbrabants Museum.

Maarten van Boven zag dat onder de gasten in het vriendenboek naast familie en vrienden opmerkelijk veel bekende patriotten telde, uit Holland en Brabant maar ook uit Utrecht en Friesland. Zo kon hij verbanden ontrafelen tussen vooraanstaande patriotten in Staats-Brabant, Den Bosch en elders in de Republiek. De banden tussen de patriotten in Brabant en Holland waren sterk. Zo sterk dat de echtgenote van Willem V, Wilhelmina van Pruisen – die in 1787 op reis naar Den Haag door patriotten bij Goejanverwellesluis was tegengehouden – een samenzwering tussen Holland en Brabant vreesde. Zij drong er nogmaals bij haar grote broer Willem Frederik van Pruisen op aan om zijn leger te sturen.

Wilhelmina van Pruisen (1751-1820). Olieverf op doek door Johann H.W. Tischbein, 1789. Mauritshuis, Den Haag.
Stadhouder Willem V (1748-1806). Olieverf op doek door Johan Georg Ziesenis. Rijksmuseum Amsterdam.

Het geloof van de bezoekers aan Zegenwerp stond hun eensgezindheid niet in de weg. Katholieke en gereformeerde regenten, geestelijken en kooplieden maakten zich samen sterk voor gelijkberechtiging van het achtergestelde Staats-Brabant en tegen de vriendjespolitiek van stadhouder Willem V.

Benoemingen

Staats-Brabant was in Den Haag weinig geliefd. In het rampjaar 1672 wilden de Staten-Generaal de Generaliteitslanden zelfs nog aan de Franse koning Lodewijk XIV afstaan in ruil voor vrede. Maar vooral het passeren van geboren Brabanders bij benoemingen op de belangrijkste posten in de provincie wekte verontwaardiging. De provincie werd vanuit Den Haag bestuurd. De hoogschout (hoogste rechter) van de Meierij en de kwartierschouten waren nooit Brabanders. In de vacature rentmeester-generaal der domeinen werd in 1785 een Gelders edelman benoemd, een vriendje van de stadhouder.

De patriottische advocaat Donker Curtius solliciteerde aanvankelijk met steun van Holland naar de functie van advocaat fiscaal (openbare aanklager ondergeschikt aan Staten-Generaal). De baan ging echter naar de orangist Hendrik Justus van Oldenbarneveld, genaamd Witte Tullingh. Den Bosch was sinds de inname door Frederik Hendrik in 1629 onderworpen aan de Staten-Generaal en had weinig rechten en des te meer plichten.

Toch was het stadsbestuur binnen bepaalde grenzen tamelijk zelfstandig, al mochten in dit bestuur alleen gereformeerden plaatsnemen. Die gereformeerden (20 procent van de Bossche bevolking) kozen eerder de kant van het geplaagde Brabant en de stad dan die van de Staten-Generaal in Den Haag.

Gerieflijk

De in Dordrecht geboren Hendrik de Roo van Wulverhorst (1743-1817), weduwnaar en ambteloos burger, levend van familiekapitaal en de erfenis van zijn vrouw, kocht in 1779 het vervallen ‘kasteel’ Zegenwerp in Sint-Michielsgestel.

Portret Hendrik de Roo circa 1800. Olieverf op koper door Charles Howard Hodges. Museum Huis van Gijn, Dordrecht.

Hij liet het verbouwen tot een gerieflijk landhuis en ook het landgoed werd grondig aangepakt. Bij het inwijden van zijn nieuwe woning kreeg hij door zijn nieuwe buren de bokaal en het album aangeboden. Daarmee werd een nieuwe traditie ingeluid.

Het voorplat van het album van Zegenwerp. Stichting Brabants Landschap. Foto > Brabant-Collectie 

Aan de dis op Zegenwerp verenigden de gasten het aangename met het strijdbare. Veel bezoekers getuigden in het album van de warme ontvangst en hun gevoelens van vriendschap en velen zullen regelmatig zijn teruggekeerd. Vooraanstaande patriotten als predikant François Adriaen van der Kemp (vertrouweling van de patriottische held Joan Derk van der Cappellen tot den Pol), de Friese hoogleraar Johan Valkenaer en de Dordtse pensionaris van Dordrecht Cornelis (Kees) de Gijselaar behoorden tot de vaste gasten. De patriotten danken hun scheldnaam ‘Kezen’ aan De Gijselaar.

Cornelis (Kees) de Gijselaar. Gravure van Leendert Brasser, naar François Joseph Pfeiffer. Rijksmuseum Amsterdam.

Onder de Bossche patriotten die aan de dis schoven waren leden van het stadsbestuur, onder wie pensionaris (stadsadvocaat) Anthoni Martini, diens rechterhand Boudewijn Donker Curtius en de koopman en schutter Arnoldus J. Vereijck ( 1752-1788) die bijdragen leverde aan het felle patriottenblad De Politieke Kruyer. Hij schreef in 1787 een ooggetuigenverslag van de plundering van de stad. Zij kregen regelmatig gezelschap van de top van de katholieke clerus en van vooraanstaande katholieke kooplieden.

Verontwaardiging

De Roo ontpopte zich als een vurig patriot die zich ook als schrijver niet onbetuigd liet. In het belangrijke patriottische tijdschrift De Post van den Neder-Rhijn uitte hij onder schuilnamen zijn verontwaardiging over de achterstelling van Staats-Brabant. Voordat Van Boven zijn onderzoek naar Zegenwerp als broedplaats van patriotten begon, stond Hendrik de Roo uitsluitend bekend als samenzweerder en stokebrand. Een anonieme brief waarschuwde de Staten-Generaal in september 1786 dat De Roo, Boudewijn Donker Curtius en drie Bossche predikanten complotteerden om Staats-Brabant los te maken van de Republiek. Bewijs voor het waarheidsgehalte van deze brief is nooit gevonden, maar het idee erachter was niet zo gek gezien de verontwaardiging van de Brabantse patriotten over de achterstelling van hun gewest.

Van Boven richt zijn zoeklicht vooral op de jaren tussen 1785 en 1787 in Den Bosch en de Meierij. In de Brabantse hoofdstad stonden patriotten en prinsgezinden in die tijd lijnrecht tegenover elkaar. Het stadsbestuur was overwegend patriottisch gezind, het garnizoen was orangistisch. De spanningen tussen beide groepen liepen hoog op, vooral nadat met steun van de burgerij schutterijen en een exercitiegenootschap zich oefenden in het gebruik van wapens. Ook de oprichting in 1786 van het patriottische Genootschap voor Stad en Meierij en van de Vaderlandsche Sociëteit waren olie op het vuur.

‘Een der oproerige soldaten in ’s Bosch gestraft.’ Gravure door Reinier Vinkeles naar een tekenning van Jacob Buys, 1797. Rijksmuseum, Amsterdam.

In 1786 was het niet geraden met Oranjeversierselen in ’s-Hertogenbosch te wandelen. De verjaardag van Willem V in 1785 werd niet zo uitbundig gevierd en een bezoek later dat jaar van hem en zijn vrouw werd lauw ontvangen. Een in het orangistische Nijmegen gelegerde kapitein waagde zich in juli 1787 wel met een oranje versiering in de stad. Een woedende menigte schold hem uit en belaagde hem met stenen. Later dat jaar, nadat de stadhouder met hulp van Pruisen zijn macht had hersteld, keerden de kansen. Nu werden de zwarte kokardes van de patriotten verboden en moesten burgers verplicht met oranje versierselen over straat. Op wraak beluste orangistische soldaten sloegen aan het muiten en plunderen, geholpen door het Bossche gepeupel. Er vielen drie doden en meer dan achthonderd huizen raakten beschadigd. Van Boven ziet de plundering als de ‘voor de achttiende eeuw grootste ramp die ’s-Hertogenbosch getroffen heeft’. Die past volgens hem in het patroon van andere geplunderde steden in die tijd. ‘Het ophitsen van de bevolking, het dwingen van vrijkorpsen hun wapens in te leveren en een nieuw garnizoen naar de stad sturen dat geneigd is tot oproer.’

Recht

Veel is al geschreven over de felle strijd tussen patriotten en prinsgezinden in ’s-Hertogenbosch. Het boek van Van Boven vult een kleine leemte in een omvangrijk verhaal. De schrijver heeft de nieuwe informatie zorgvuldig ingebed in de bestaande geschiedschrijving. Hij doet daarmee recht aan de tot dusver nagenoeg vergeten Hendrik de Roo, het album biedt geen beduidend nieuwe kijk op het gebeurde, maar vult wel veel details in. Zo konden publicaties van patriotten die onder pseudoniem of met alleen initialen verschenen nu van een auteursnaam worden voorzien. Het boek is prachtig vormgegeven, rijk geïllustreerd en geeft veel bijzonderheden over het belang van familierelaties voor het verkrijgen van invloed.

Orangistische spotprent op de patriot François Adriaen van der Kemp. Staande op de preekstoel half als predikant, half als militair. Een vrijkorps houdt de wacht. Anonieme ets en gravure > Rijksmuseum, Amsterdam.

De tekst van het album van Zegenwerp is geheel weergegeven, toegelicht en de herkomst en kwaliteiten van de gasten zijn onderzocht. De vele details over personen en netwerken geven soms het gevoel verdwaald te zijn in een Russische roman. Dat haalt de vaart uit het betoog. Van Boven benutte enkele zelden geraadpleegde bronnen, zoals de kroniek van de Bossche stadsbestuurder W.C. Ackersdijck jr. Hij oppert de mogelijkheid dat deze orangist de anonieme brief over mogelijke samenzwering heeft geschreven, maar draagt daarvoor geen bewijs aan.

Het boek laat de verdeeldheid van de Bossche bestuurders goed zien en toont hoe de stadhouder de stad aan zijn lot overliet toen de spanningen tussen stadsbestuur en garnizoen tot een uitbarsting kwamen.

Maarten W. van Boven, De bokaaldrinkers van Zegenwerp. Het patriottisme in ’s-Hertogenbosch 1785-1787. Tilburg: Zuidelijk Historisch Contact / Woudrichem: Pictures Publishers 2023, 240 pp., ISBN 978-94-92576-62-0, hb., € 32,50.

Alle illustraties uit het besproken boek.

stichtingzhc.nl

www.picturespublishers.nl

© Brabant Cultureel 2023

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *