Jan Zwartendijk, bijgenaamd ‘De engel van Curaçao’, redde duizenden joden van de holocaust. Het onlangs gedane verzoek van de Tweede Kamer aan de koning om hem postuum een lintje te verlenen, plaatst het boek ‘De rechtvaardigen’ dat Jan Brokken over hem schreef opnieuw in de belangstelling.
door Peter van Vlerken
Bij hoge uitzondering is de versplinterde Tweede Kamer het ergens unaniem over eens, namelijk dat voormalig Philips-directeur Jan Zwartendijk officieel door de koning in ere moet worden hersteld. Zwartendijk overleed in 1976, dus het zou onderhand eens tijd worden. En dat niet alleen, het is ook heel vreemd dat hij nog steeds niet de onderscheiding heeft gekregen die hij ten volle heeft verdiend.
Dat is temeer vreemd, omdat hij elders wel al op een voetstuk is gehesen. Zoals in Eindhoven waar in 2020 op de kop van het Eindhovensch Kanaal een lichtmonument voor Zwartendijk werd onthuld. Ook rijkelijk laat trouwens. Twee jaar eerder werden te zijner nagedachtenis in zijn geboortestad Rotterdam veertien zilverlinden geplant. Nog eerder werd hem op advies van het Simon Wiesenthal Instituut door Yad Vashem in Jeruzalem de titel ‘Rechtvaardige der Volkeren’ verleend. En in Kaunas in Litouwen, waar hij als Nederlands consul met de uitgifte van ‘pseudo-visa’ duizenden joden van de wisse dood redde, werd nota bene in het bijzijn van Willem Alexander ook al een monument onthuld.
Volgens Jan Brokken, die het boek De rechtvaardigen over hem schreef, leek het er in het geheel niet op dat Zwartendijk nog eens een belangrijke rol in het verzet zou vervullen, zoals bijvoorbeeld Oscar Schindler en Raoul Wallenberg dat deden. ‘Voor heldhaftigheid was hij niet in de wieg gelegd’, schrijft Brokken, en in Litouwen ‘in de zon onder de appelbomen verschrompelde de dolgedraaide wereld als een wolk in de verte’.
Philips
Jan Zwartendijks wieg stond in Rotterdam, waar hij in 1896 werd geboren als zoon van een tabaksfabrikant. Hij werd gedeeltelijk opgeleid in Engeland, waar hij de goedgeklede gentleman werd die hij zijn leven lang zou blijven, en hij was voorbestemd zijn vader op te volgen. Het liep anders. Nadat hij was mislukt als tabaksinkoper in Zuid-Amerika en een baan als olie- en zadenverkoper in Tsjechoslowakije hem niet langer zinde, solliciteerde hij bij Philips, waar hij met een hoofdknikje van Anton Philips werd aangenomen en hij naar Eindhoven verhuisde. Vanwege zijn internationale ervaring werd hij naar Kaunas in Litouwen gestuurd, waar hij de leiding verwierf van een radio- en grammofoonfabriek en in de stad bekend kwam te staan als Mr. Radio Philips.
‘Mr. Radio Philips’ schreef als consul dag en nacht visa uit tot hij er een lamme hand van kreeg. Zonder dat hij het wist redde hij de levens van duizenden joden
Hij had geen idee waarom hij ervoor werd gevraagd en had evenmin een idee wat hem te doen stond toen hij daar tevens consul werd. Een doordacht plan zat er niet achter en wie hem op het idee bracht is onduidelijk – een joodse vriend, de gezant voor de Baltische Staten die hem had aangezocht? – maar op zeker moment gaf hij voor een joodse vluchteling een document af waaruit met weglating van een cruciaal zinnetje bleek dat hij vrijelijk naar Curaçao kon reizen.
Voorzien van stempels en een handtekening van de consul leek het net een echt visum. Onder voornamelijk Poolse joden die op de vlucht waren voor de pogroms, klem zaten tussen de nazi’s en het Rode leger, en voor wie alleen Litouwen de grens openhield, verspreidde zich het nieuws van de visa zich razendsnel. Al gauw verdrongen honderden mensen zich op de stoep voor het consulaat.
Vluchtroute
Zwartendijk schreef dag en nacht visa uit tot hij er een lamme hand van kreeg. Alsof ze het zo hadden afgesproken, penseelde de Japanse consul Sugihara er zijn goedkeuring onder, zodat voor duizenden joden een vluchtroute uit Europa openlag: met de Trans Siberië Express naar Vladivostok, van daar met de boot naar Japan en via het door Japan bezette Shanghai naar onder meer Canada en de Verenigde Staten. Hoewel geen van de vluchtelingen ooit van Curaçao had gehoord, werd het voor hen een toverwoord en kreeg Zwartendijk de bijnaam ‘Engel van Curaçao’.
Voor de uitkomsten van zijn onderzoek naar de handelwijze van Zwartendijk, baseerde Jan Brokken zich op vele getuigenissen, zoals van Zwartendijks kinderen. Ook joodse vluchtelingen die hun leven te danken hebben aan Zwartendijk komen aan het woord in het boek van Brokken. Een citaat van een van hen spreekt boekdelen:
Mijn naam is Abram Marber. Ik kom uit Turek dat in de buurt van Kalisz ligt, in Polen. Ik ben weken onderweg. Ik liep tot ik geen schoenen meer aan mijn voeten had, ik vervolgde mijn weg met doeken om mijn voeten. Ik werd aangevallen, geslagen, verjaagd. Ik verschool me overdag in de bossen en liep ’s nachts verder. Soms, in een dorp, kreeg ik iets te drinken van een boer of een boerin. Ik voedde me met rauwe aardappels die ik uit de grond klauwde. Ik had bijna niets meer aan het lijf toen ik Vilne (Vilnius, pvv) bereikte. Het Litouwse Rode Kruis verstrekte me kleren en gaf me schoenen. In Vilne hoorde ik over Mr Radio Philips en over de Japanse consul. Toen ben ik in vijf dagen naar Kaunas gelopen.
Toen Zwartendijk hem zijn paspoort overhandigde, met daarin het visum voor Curaçao, zei Abram Marber: ‘Danke sehr Herr Konsul. Ich weisz, ich werde überleben.’
Screeningsonderzoek
In 1940 kwam Zwartendijk met zijn gezin weer naar Eindhoven, waar hij ging wonen in de Goorstraat. Hun huisraad, die was opgeslagen in Rotterdam, was bij het bombardement verloren gegaan. In Eindhoven moest het gezin Zwartendijk een in de tuin gegraven schuilkelder in vluchten toen het Sinterklaasbombardement op de stad neerregende. Intussen deed Frits Philips, die volgens Brokken van Zwartendijks Curaçao-visa moet hebben geweten, zijn best om deportatie van joodse Philipswerknemers te voorkomen. Zwartendijk werd na de oorlog secretaris van een screeningsonderzoek naar fout Philipspersoneel. Later raakte hij verzeild in de Griekse burgeroorlog toen hij directeur was van de Philipsvestiging in Athene.
Groot was de teleurstelling van Zwartendijk nadat hij zich had moeten vervoegen bij Buitenlandse Zaken, waar Luns minister was. Hij kreeg er een reprimande, omdat hij zich als consul in Kaunas niet aan de regels had gehouden en om die reden nooit zou worden onderscheiden. ‘Die onderscheiding kon hem niets schelen’, schrijft Brokken, ‘maar dat hij een uitbrander kreeg vond hij vernederend.’ Om dezelfde reden was in Japan Zwartendijks ‘medeplichtige’ Sugihara na de oorlog ontslagen en zelfs zowat aan de bedelstaf geraakt. In 1956 ging Zwartendijk met pensioen, nadat Frits Philips vergeefs had geprobeerd hem over te halen tot de raad van bestuur toe te treden.
De overheid gaf Jan Zwartendijk na de oorlog geen eerbetoon maar een uitbrander
Verbitterd
Jan Zwartendijk overleed uiteindelijk in Rotterdam waarnaar hij was teruggekeerd. Hij was een verbitterd man geworden, door de vernedering bij BZ, maar meer nog doordat hij alsmaar niet kon achterhalen hoeveel van de joden die hij een visum had verstrekt de oorlog hadden overleefd en daardoor het vermoeden kreeg dat de meesten van hen moesten zijn omgekomen. Na zijn dood bleek het tegenovergestelde het geval. Van de 2139 visa die hij had uitgeschreven, hebben gemiddeld genomen per visum drie personen gebruik kunnen maken. Van hen heeft vijfennegentig procent het er levend vanaf gebracht. Als dat geen lintje waard is, dan weet ik het niet meer.
Jan Brokken, De rechtvaardigen. Hoe een Nederlandse consul duizenden joden redde. Amsterdam: Atlas Contact 2022. 510 pp. ISBN 9789045038827, hb., € 25.00 / ISBN 9789045041209, pb., € 17,50. De eerste druk verscheen in 2018.
Als dat geen lintje waard is, dan weet ik het niet meer.
Lees ook op Brabant Cultureel:
Harry Holla, of wat een rechtvaardigheidsgevoel al niet kan doen
‘Ons Huis’ over het lot van een joodse familie is een boek met een missie
© Brabant Cultureel 2023
Het is goed dat Jan Zwartendijk in ere hersteld wordt, alleen kan de koning daarin geen enkele rol spelen of invloed op uitoefenen, zoals ik ook al via andere kanalen heb aangegeven. Postuum kunnen alleen militairen geëerd worden.
Wat ik mis in deze verhandeling zijn de namen van twee Nederlanders die aan de basis van deze mogelijkheid om te vluchten hebben gestaan, namelijk de Nederlander Nathan Gutwirth en gezant Leendert de Decker die toen vanuit Riga verantwoordelijk was voor de Baltische staten. Gutwirth studeerde toen aan de Telshe yeshiva in de buurt van Kaunas en raakte bevriend met Jan Zwartendijk. In juni 1940 toen Litouwen geannexeerd werd door de Sovjet Unie startte Gutwirth een briefwisseling met de Decker met het verzoek om een visum af te geven voor Curaçao, om vandaaruit te kunnen doorreizen naar de VS. Gutwirth heeft mij dat tijdens mijn academisch onderzoek in 1981 naar aanleiding van mijn bijdrage aan een congres over Jodendom in China, tot in detail verteld. De Decker gaf opdracht aan Zwartendijk om eerst handgeschreven visa af te geven en daarna stempels te laten maken zodat de grote hoeveelheid aanvragen van joodse vluchtelingen sneller verwerkt konden worden.
De namen van Gutwirth en De Decker hadden inderdaad genoemd mogen of moeten worden, omdat hun rol bij het verstrekken van de visa aan joden in Litouwen groot is geweest. Bij deze!