Uit marmer gehouwen en toch levendig is de poëzie van Paul Bezembinder

Wiskunde, natuurkunde en poëzie gaan uitstekend samen bij Paul Bezembinder. Niet dat in zijn gedichten formules voorkomen, maar ze zijn strak metrisch van vorm en tegelijk toch geen dode materie. Ze zetten aan tot denken en soms ook lachen, glim, grim, meewarig en heel soms schaterlachen.

door Lauran Toorians

Hoe het komt, weet ik niet, maar het is opvallend dat veel opgeleiden in de ‘exacte vakken’, maar ook in de medische sector en juristerij, zich naast hun vak ook ontplooien in de kunsten. En dat niet alleen als vrijetijdsbesteding, maar met enige regelmaat ook op een niveau dat professioneel mag heten. Het omgekeerde zie ik maar zelden, al zijn er natuurlijk kunstenaars die ook uitstekende veldbiologen zijn. Een deel van de verklaring is misschien dat we in het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) – en eerder ook al op de HBS – traditioneel al vroeg worden onderscheiden in ‘alfa’s’ en ‘bèta’s’, waarbij over het algemeen de ‘bèta’s’ hoger worden aangeslagen. Wie over een breed palet aan talenten blijkt te beschikken, wordt daardoor gemakkelijk in de richting van de exacte vakken en de ‘harde’ wetenschap gestuurd. Kunstzinnige talenten, liefde voor taal en literatuur of geschiedenis bieden nu eenmaal – zo redeneert menig ouder – minder carrièrekansen en kan altijd nog als hobby.

Klassiek

Paul Bezembinder lijkt zo iemand te zijn. Hij studeerde theoretische natuurkunde in Nijmegen en werkt aan de Technische Universiteit Eindhoven, maar staat ook als dichter en als literatuurliefhebber zijn mannetje. Hij vertaalt Russische poëzie en publiceerde onlangs zijn vierde bundel met eigen gedichten. Zijn debuutbundel Kwatrijnen verscheen in 2018. De nieuwe bundel, Duizelingen, is weer een typische ‘Bezembinder’ met zoals hij het zelf omschrijft ‘vooral klassieke versvormen en thema’s’ waarin hij zoekt ‘naar de balans tussen serieuze poëzie, pastiche en smartlap’.

In die klassieke versvormen gaat hij ver, maar dat is nergens opdringerig. Vorm, ritme en rijm zijn steeds aanwezig, maar zo vanzelfsprekend dat ze al lezend nauwelijks opvallen. Pas wanneer er bewust een keer rijmdwang optreedt en we dus een pastiche mogen vermoeden, blijft het oog even haken en stokt het lezen. Maar dat is dan natuurlijk precies de bedoeling. De strakke vorm gaat verder, want de meeste gedichten passen op het papier ook precies in een rechthoek (soms met één schuine zijde) waarin de wiskundige in de dichter zich verraadt.

Veel gedichten zijn kort als epigrammen en achterin Duizelingen bevindt zich een aparte afdeling met achttien kwatrijnen die naar mijn smaak niet het sterkste onderdeel van de bundel vormen. De overige gedichten zijn van diepzinnig en filosofisch tot vrolijk onzinnig en als de bundel al een thema heeft dan is dat zoiets als ‘ouder worden’ en het eigen verleden beschouwen en relativeren. De ondertitel van dit eerste gedeelte in ‘Vaudeville’, waarmee de lichtvoetige gevarieerdheid al wordt aangekondigd.

Haiku

Het eerste gedicht in de afdeling Vaudeville leest als een haiku:

Bloesemblad

Tragischer dan het bloesemblad
zijn de rokken van de knoflook
dwarrelend in mijn vuilnisvat.

Maar het is natuurlijk geen haiku, want de aantallen lettergrepen per regel kloppen niet. Dat zijn er hier steeds acht, terwijl het er volgens de Japanse spelregels vijf, zeven en vijf zouden moeten zijn. Naar de inhoud is het echter wel degelijk een haiku en dat spel is hier vast bewust gespeeld.

De Slavist Bezembinder komen we dan al meteen in het volgende gedicht tegen. Dat heeft slechts twee regels en als titel de naam dan de Tsjoevasjisch-Russische dichter Gennadi Ajgi (1934-2006): ‘Niets is pijnlijker dan dit: schrijvend / reflecteren op de functie van het wit.’ En even later het gedicht ‘Betere kringen’:

Van al die oude stijlfiguren
die je vroeger kennen wou,
ach, is остранение degene
die je graag vergeten zou.

Vreemdmaking

Het begrip ‘ostranenie’ (vervreemding, vreemdmaking) werd in 1917 door de Russische formalist Viktor Sjklovski geïntroduceerd in zijn essay ‘Kunst als techniek’ (door Karel van het Reve vertaald in De paardesprong). Sjklovski schreef erover: ‘Kunst is de manier om de kunstwaarde van een object te ondergaan; het object zelf is niet belangrijk.’ Onder andere Dada sloot hierbij aan en aangezien Bezembinder wel degelijk ook goed en met duidelijk genoegen de werkelijkheid een draai geeft en het de lezer niet gemakkelijk maakt, kunnen we dit gedicht opvatten als een uiting van valse bescheidenheid. De illustratie vinden we in ‘Meesterschap’:

Dat hij de vele zijaanzichten op een porseleinen
voorwerp in zijn hand met een terloops maar toch
doorleefd gebaar oplichten liet in juist dit ene kopje,
nee, dat was niet raar, – dat kwam spontaan, niet
onverwacht. Hij was een etalage waarin soms de
poëzie de mens de dingen als hertoverd bracht.

Dit is overigens dan weer wel het enige vrije vers in de bundel, met alleen twee bijna toevallig binnenrijmen die wel precies het zinsaccent versterken. De bundel bevat ook sentiment en meligheid zonder dat dit afdoet aan het geheel. In de kwatrijnen gunt hij de lezer nog een kijkje in de keuken met ‘Hij zag wel wat in de gedachte / dat de meeste poëzie ontstaat / uit wat er van de taal bij nachte / op de klippen van de rede slaat.’ Hier spreekt de theoretisch natuurkundige met de stem van Viktor Sjklovski. Overdag de strenge wetten van de wiskunde, ’s nachts de bezielende poëzie, het harde marmer tegenover het bezielde leven. Dat is wat het motto van deze Duizelingen de lezer belooft:

De poëzie in deze bundel wordt
u aangeboden door Pygmalion,
het preparaat dat onecht bord-
karton als Galatea stralen laat.

Jean-Léon Gérôme, Pygmalion en Galatea. Collectie > Metropolitan Museum of Art te New York. Wikimedia Commons.

Een van de kwatrijnen achterin de bundel suggereert een afgrond ‘die diep in mij verscholen lag’ en dat de dichter daarin is verdwenen. Maar waarschijnlijk balanceert hij nog op de rand, duizelend. Laat hem dan oppassen, want zoals Nietzsche dichtte: ‘men moet vleugels hebben als men de afgrond liefheeft…’. Blijf dichten, zou ik zeggen.

Paul Bezembinder, Duizelingen. Oostburg: Uitgeverij Leeuwenhof 2022, 80 pp., ISBN 978-94-93155-09-1, pb., € 20,00.

uitgeverijleeuwenhof.nl

paulbezembinder.nl

illustratie voorpagina: bewerkt detail van De ontvoering van Proserpina, marmer, Gian Lorenzo Bernini, ± 1621 > Galleria Borghese, Rome.


Nog twee dichtbundels van Eindhovense dichters

Tegelijk met de bundel van Bezembinder verschenen bij dezelfde uitgever nog twee bundels van twee andere Eindhovense dichters. Buiten dit hebben deze drie bundels niets gemeen. Die van André Van EynthoeveWoord & kunst. Een verloren jeugd (29 pp., ISBN 978-94-93155-08-4) bestaat uit twaalf ‘art-works’ die elk worden begeleid door een gedicht. De kunstwerken, tekeningen en schilderijen in verschillende technieken, zijn erg divers en stelen hier duidelijk de show. De teksten zijn kort en in de meeste gevallen tamelijk directe beschrijvingen van wat we in het kunstwerk zien. Veel voegen ze daarmee niet toe. Een extraatje is dat de dichter de teksten ook heeft ingesproken. Ze zijn via een QR-code in de bundel of via de website van de uitgever te beluisteren.
De derde bundel is complexer. Hans F. Marijnissen werd tweeënzeventig en schreef in evenzoveel dagen ook zoveel gedichten: Onderuit. 72 gedichten in 72 dagen (ISBN 978-94-93155-13-8). De werkmethode wordt achter in de bundel uitgelegd en dat maakt het geheel inzichtelijk. Op tegenoverliggende pagina’s steeds twee elkaar spiegelende teksten van 7-5-5-1 regels (samen het gedicht vormend) met daaronder nog losse ‘vondsten of invallen’, ‘als een commentaargevend koor’. De hele bundel is daarmee strak gecomponeerd en dat vraagt om aandachtig lezen. Een mooie bezigheid voor tweeënzeventig dagen bezinning. Drie ‘dagen’ uit deze bundel zijn door Marijnissen voorgedragen en op dezelfde manier als die van Van Eynthoeve te beluisteren.

Een eigenaardigheid van alle drie deze bundels is dat ze zijn voorzien van een inhoudsopgave waarin de gedichten zijn opgenomen, niet in de volgorde van de bundel, maar alfabetisch op titel.


Lees ook in Brabant Cultureel:
Paul Bezembinder navigeert met zijn verzen tussen smartlap en J.H. Leopold
Poëzie als ontsnapping aan de herinnering
Literair magazine fleursdumal.nl publiceert tweede digitale dichtbundel

© Brabant Cultureel 2023

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *