door JACE van de Ven
Afgelopen week liep er nogal wat samen. Ik was bezig met een lijvig artikel over een negentiende-eeuws boek met preken, Sermoonen, van een zekere Cornelius Smet. Als jurylid van een schrijfwedstrijd in dialect moest ik vijftig verhalen lezen en becommentariëren. In een Tilburgs wijkhuis hield ik een korte voordracht over de Italiaanse opera, ik brainstormde mee over hoe we met een harmonieorkest van amateurs, aangevuld met muzikanten van allerlei aard, een publiek van zoveel mogelijk bevolkingsgroepen op de been kunnen krijgen, ik probeerde een wanhopige vriend moed in te spreken en moest tussendoor op een draf naar Museum De Pont waar Dennis Vanderbroeck onder auspiciën van Het Zuidelijk Toneel de performance A Masterpiece – or at least a brave attempt speelde.
Mag je dat wel zeggen, een performance spelen? Ik heb besloten van wel, want hoe je het ook wendt of keert, uiteindelijk is ook een performance een vorm van theater, ook al wordt zij vaak gebracht door beeldend kunstenaars die een meer rechtstreeks contact met het publiek zoeken dan het ergens neerhangen of zetten van een beeld. Vanderbroeck (1990) is als kunstenaar theatraal en beeldend bezig. Opgeleid aan de Toneelacademie Maastricht werkt hij met zijn studio aan internationale projecten in verschillende contexten. Hij maakte choreografieën, modeshows en performances en staat na zeven jaar kennelijk voor het eerst weer zelf op het toneel.
Hoe je het ook wendt of keert, uiteindelijk is ook een performance een vorm van theater
Dennis Vanderbroeck poogt in zijn nieuwste performance een meesterwerk te creëren, schrijft Het Zuidelijk Toneel. Nou, dat is nogal wat. Uit respect voor de kunstenaar die in een performance zijn hele kunstzinnige leven en belangrijke delen van zijn reële leven offert aan een publiek waarvan jij deel mag uitmaken, is het eigenlijk uit den boze dat ik bij een performance als deze zomaar even binnenwip. Sterker nog, op weg naar het podium loer ik vooral geïnteresseerd naar de beelden en installaties van de Duitse kunstenares Raphaela Vogel die in het museum staan opgesteld.
In de afgeschermde ruimte waar de performance gaat gebeuren, ligt een slanke man in designondergoed op de vloer van het podium, een oranje licht achter hem op een display waarop straks woorden van de vader van Dennis Vanderbroeck zullen verschijnen. Er is een decor van zetstukken, vliegtuigbagagekisten. Een snel ratelend geluid lijkt de man in beweging te zetten, hij vertelt wie hij is en maakt dansante bewegingen op ritmische geluiden waarin langzamerhand een melodie doorklinkt.
In A Masterpiece poogt Dennis aan de hand van de genialiteit van zijn helden, van Yves Klein en Bruce Nauman tot Tina Turner en vele anderen van wie ik het werk soms niet of nauwelijks ken, te komen tot een performance die hem boven zichzelf uit zal doen stijgen. Dat ter ere van en met de steun van de stem van zijn vader, eenenzestig jaar en lijdend aan de ziekte van Alzheimer, die als een onzichtbare toeschouwer de handelingen van zijn zoon becommentarieert, soms zoekend naar woorden vanwege zijn ziekte, soms bijna verontschuldigend dat hij het allemaal niet begrijpt, soms relativerend en speels, terwijl een onzichtbare klok voort tikt.
Een van de weinige momenten uit de performance waarin ik een verwijzing naar een van de kunstenaars denk te herkennen, is wanneer Vanderbroeck boven op één van de vliegtuigbagagekisten is gekomen en vandaaruit een poging zal doen om te vliegen in het niets, als eens Yves Klein. Al sinds een lezing van Marinus Boezem in de jaren zestig, fascineert Yves Klein mij. Zijn niet aflatend onderzoek naar de dingen achter de dingen. Hij heeft zoveel in gang gezet, op beeldend gebied, muziek en tal van andere zaken. Ooit was ik in Tilburg – of was het in Breda? – bij een vertolking door een symfonieorkest van Kleins muzikaal akkoord zonder einde. Fascinerend, de kunst bevrijd van de materie. Een poging de oneindigheid te verbeelden. Niet de oneindigheid als een leegte, maar als een begin dat niet toonbaar is, maar mogelijk wel voelbaar kan worden gemaakt. Dat probeerde Yves Klein door kleur of geluid en godweet welk artistiek hulpmiddel nog meer te bewerkstelligen.
Mijn gedachten over Yves Klein en daarna over Bruce Nauman, naar wiens performances mogelijk een vierkant van tl-buizen verwijst, leiden me af van wat Vanderbroeck probeert te verbeelden. Verdorie, ik zit hier niet om zoveel mogelijk te herkennen, maar om deze performance te ondergaan. Kunstenaars willen hun publiek met performances iets laten ervaren dat zij niet kwijt kunnen via de gebruikelijke technieken in de kunst. Anders hadden ze wel mindere middelen ter hand genomen dan een eigen lijf.
Mijn concentratie op de performance van Vanderbroeck verliest pas aan krampachtigheid als ik meen te ontdekken dat hij zelf ook aan een soms wanhopige zoektocht bezig is. Hoe graag zou hij de dood verachten door hem op te nemen in zijn kunst, door het leven op te rekken tot over de grenzen ervan, en dat alles met nieuw gevonden beelden. Maar daarvoor zijn de menselijke mogelijkheden te onvolmaakt. Wat je ook oproept, achter die virtuele wereld blijft de harde werkelijkheid bestaan. Hoe ondraaglijk dat voor de kunstenaar ook is.
Ik meen te ontdekken dat Dennis Vanderbroeck zelf ook aan een soms wanhopige zoektocht bezig is
Dit is de verbeelding van een persoonlijke situatie. Of beter misschien het trachten te ontsnappen aan een persoonlijke situatie door het maken van een meesterwerk. In de kunst is veel mogelijk. En Vanderbroeck durft zich te tonen. Zijn motto, vertelt hij ergens, is ‘Go big or go home’. Dus zoekt hij in deze situatie naar het alles verlossende meesterwerk. Zo finaal en halsstarrig dat de stem van zijn vader de zaak weer moet relativeren door liefdevol te zeggen: “Jij bent mijn meesterwerk.” Met andere woorden, ‘jouw meesterwerk zal de dood niet tegenhouden, maar de liefde en inzet waarmee je het gemaakt hebt, maakt het einde misschien acceptabel’.
Op weg van De Pont naar huis duiken constant twee woordcombinaties op in mijn hoofd, Het zinneloze zeilen, de titel van het debuut van Herman Brusselmans dat ik nooit gelezen heb en Nietzsche’s onvergetelijke regels ‘Tief ist ihr Weh – Lust – tiefer noch als Herzeleid. Weh spricht: Vergeh! Doch alle Lust will Ewigkeit, will tiefe tiefe Ewigkeit!’. Ik weet niet waarom. Al fietsend prevel ik de twee frases voor me uit. Hoe onvolkomen alles is? Elk meesterstuk, denk ik, is a priori veroordeeld om een poging tot een meesterstuk te zijn. Waarvan acte.
Scènefoto’s A Masterpiece – or at least a brave attempt > Het Zuidelijk Toneel
© Brabant Cultureel 2023
Jammer dat ik deze performance niet heb gezien, maar door jouw column krijg ik een heel goed beeld en door de mooie persoonlijke beleving die je erdoorheen weeft is jouw recensie ook een waar ‘masterpiece’.
Ik ben het met Hanny eens.