Een middeleeuwse Zetel der Wijsheid, portretten van bestuurders, textiele werken, hedendaagse fotografie en diverse werken in de buitenruimte: de kunstcollectie van de Tilburgse universiteit is veelomvattend. In het vijfennegentigste jaar van haar bestaan heeft de universiteit de collectie meer toegankelijk gemaakt met onder meer QR-codes en een erfgoedportaal op het web.
door Pieter Siebers • Fotografie > Joep Eijkens, Hans Lodewijkx
Een van de eerste werken die de universiteit verwierf was een houten beeld uit de 14e eeuw, een zogeheten Sedes sapientiae – Latijn voor ‘Zetel der Wijsheid’. Dit type beeld toont Maria met op haar knie het Christuskind met in zijn linkerhand een boek als teken van zijn leraarschap. Het beeld is aangekocht in de jaren zestig, waarschijnlijk via de niet meer bestaande Tilburgse kunsthandel Peeters en het bevindt zich sindsdien in het Cobbenhagengebouw, doorgaans in een bestuurskamer.
In de vitrines die de universiteit recent plaatste zijn tientallen publicaties, objecten, penningen en afbeeldingen te zien die iets zeggen over de ontwikkeling en aard van de universiteit. Op de voorgrond is een afbeelding te zien van Zetel der Wijsheid, een houten beeld dat werd aangekocht in de jaren ’60, waarschijnlijk via de toenmalige kunsthandel Peeters. Dit type beeld, in het Latijn Sedes sapientiae geheten, toont Maria met het Christuskind op de knie. In dit geval heeft Maria in haar hand een wereldbol (als symbool van Gods heerschappij over de schepping). Christus, draagt in zijn linkerhand een boek, als teken van zijn leraarschap. De rechterhand, die ontbreekt aan het beeld, maakte – zo weten we aan de hand van vergelijkbare beelden – een zegenend gebaar.
Het beeld is uiterst toepasselijk voor de universiteit die in 1927 begon als Roomsch Katholieke Handelshoogeschool. De instelling was toen gevestigd in de binnenstad van Tilburg, aan de huidige Tivolistraat waar zich nu de binnentuin van verzekeraar Interpolis bevindt. Kunst had aanvankelijk weinig prioriteit voor de hogeschool die met achtentwintig studenten van start ging en in de eerste decennia geen of nauwelijks bekostiging van het Rijk kreeg.
Tradities
Dat perspectief veranderde toen de universiteit in 1962 verhuisde naar de campus aan wat toen de westelijke rand van de stad was. Nu er een eigen gebouw betrokken werd, ontworpen door Jos. Bedaux, groeiden ook de gedachten over de inrichting daarvan. Twee dingen lagen voor de hand: het benadrukken van de identiteit en aansluiting op academische tradities elders. In het kader van de identiteit werd de Sedes sapientiae verworven, alsook een Corpus Christi. In beide gevallen kunstwerken uit de middeleeuwen die, hoewel voortreffelijk in hun soort, ook duidelijk maken dat er een grote afstand was ontstaan tussen de gevestigde katholieke orde van die tijd – waarvan de universiteit deel uitmaakte – en de moderne kunst van die dagen die vragen stelde en dogma’s betwijfelde.
In het Cobbenhagengebouw, grenzend aan de binnentuin, bevindt zich een vergaderzaal waar portretten van de 31 rectores magnifci die de universiteit tot nu toe geleid hebben. Deze hoogleraren zijn niet geschilderd, maar getekend – een vorm van kunst die goed past bij een relatief jonge universiteit. De portetten zijn vanaf het begin van de jaren ‘60 getekend door drie verschillende tekenaars: Joop Liesker, Jan Asselbergs en Paul van Dongen. De laatste nam als eerste ook de ambtsketen en de baret in het portret op.
De neiging tot behoud is wat minder aan de orde bij de serie portretten die de universiteit liet vervaardigen van alle rectores magnifici die de instelling tot dan hadden gediend. De opdracht werd niet – zoals bij de ‘klassieke’ universiteiten in het land gebruikelijk was – verleend aan een schilder, maar aan een tekenaar: Joop Liesker (1920-2022). Deze was docent model- en portrettekenen bij de tekenafdeling van de Katholieke Leergangen, voorloper van de Academie voor Beeldende Vorming. Liesker was een kunstenaar die vertrouwd was met de academische tradities, maar die met een zekere vrijheid benaderde. Medio jaren zestig tekende hij om te beginnen enkele van de rectores van het eerste uur – waaronder Cobbenhagen, naar wie het oudste gebouw van de campus intussen genoemd is – postuum, aan de hand van foto’s. Hij zou tot 1980 bijna dertig portretten tekenen. Het stokje werd overgenomen door twee andere Tilburgse kunstenaars, respectievelijk Jan Asselbergs en Paul van Dongen die als eerste de rectores weer voorzag van traditionele symbolen als de keten en baret.
Gemeenschappen
De verhuizing naar het westen van de stad had ook tot gevolg dat het academisch leven goeddeels uit de binnenstad leek te verdwijnen. De hoogleraren in toga bijvoorbeeld, die bij academische plechtigheden te voet de route liepen tussen de Bosscheweg (zoals de Tivolistraat toen heette) en de Heuvelse kerk. De stedelijke en academische gemeenschappen waren en zijn nergens ter wereld nauw verweven (de Engelsen spreken van ‘town and gown’, stad en toga), maar de scheiding werd het meest nadrukkelijk ervaren in de steden die na de oorlog de universiteiten zagen ‘verdwijnen’ naar een campus aan de rand van de stad. Nijmegen en Utrecht bijvoorbeeld, maar dus ook Tilburg.
De kunstcollectie van de universiteit maakt echter duidelijk dat de banden met de stad altijd zijn blijven bestaan. Een van de meest in het oog springende voorbeelden daarvan is een serie textiele werken die Sigrid Calon maakte in samenwerking met het Textiel Lab. In CUBE, het meest recente onderwijsgebouw op de campus zijn tientallen doeken en vlaggen te zien met variaties op het logo van de universiteit. De titel Weaving character verwijst naar de onderwijsvisie van de universiteit, waar belang wordt gehecht aan niet alleen het bijbrengen van kennis en kunde, maar ook aan morele en ethische aspecten.
In 2018 werd CUBE in gebruik genomen, een gebouw dat volledig is ingericht ten behoeve van het onderwijs. De kunsttoepassing Weaving Character is van de hand van Sigrid Calon die abstracte patronen heeft gebruikt, afgeleid van het logo van de universiteit. De vierkantjes van dat logo representeren de diverse faculteiten en onderdelen van de universiteit, samen een geheel vormend.
De relatie met het TextielMuseum en het daaraan verbonden lab gaat terug tot in de jaren tachtig toen de universiteit onder meer tafellinnen liet ontwerpen door het museum. In deze eeuw ontwierp Teun Hocks samen met het Textiel Lab een groot wandtapijt voor de aula. Het motto daarvan is ontleend aan dat van de universiteit: ‘understanding society’. Bij de opening zei Hocks (1947-2022) desgevraagd het motto ook van toepassing te achten op zijn hele oeuvre, zonder dat hij ooit begrepen had hoe de wereld nu eigenlijk in elkaar stak. In 2023 wordt opnieuw een textiel werk geplaatst op de campus, nu van de hand van kunstenaar Fransje Gimbrère. Zij heeft voor een van de grootste halpartijen op de campus een driedimensionaal textiel beeld ontwikkeld dat eveneens is vervaardigd in het Textiel Lab.
Monument
De universiteit telt intussen zo’n twintigduizend studenten en de campus is de laatste decennia gegroeid, zowel in oppervlakte als qua gebouwen. Bedaux tekende voor zes van de bijna twintig gebouwen op en nabij de campus. Het Cobbenhagengebouw is sinds 2015 een rijksmonument, drie andere zijn gemeentelijk monument. Ook de voormalige kunstacademie uit 1972, ontworpen door Maaskant is een gemeentelijk monument. Alle gebouwen zijn voorzien van QR-codes, waarachter teksten schuilgaan die ook op het erfgoedportaal van de universiteit te vinden zijn.
Dergelijke codes zijn ook aangebracht bij vrijwel alle kunstwerken die zich in de openbare ruimte bevinden. Veel van die werken heeft de universiteit verworven in het kader van de zogenoemde percentageregeling, een in 1951 ingevoerde landelijk regeling waarbij een deel van de bouwsom wordt gereserveerd voor een kunstwerk in of nabij het gebouw. De universiteit heeft in dat kader werk verworven van nogal wat toonaangevende Brabantse kunstenaars waaronder Niel Steenbergen, Toon Slegers, Piet Slegers, J.C.J. van der Heijden, Ad Louwinger, Arie Berkulin en Ron van de Ven. Veel van die beelden stellen de relatie tussen cultuur en natuur aan de orde.
Piet Slegers (1923-2016) bijvoorbeeld maakte in 1982 voor de universiteit een beeld dat land en water verbindt, in dit geval door een langgerekte vorm van aluminium en steen te laten oprijzen uit het landschap en die te laten doorlopen tot in de vijver. Waar de vorm vervolgens lijkt te drijven, in plaats van op te doemen uit de aarde. Het licht dat op het werk schijnt doet het ijl en transparant voorkomen en die indruk wordt nog eens versterkt door de weerkaatsing van het licht in het water. Het werk is verwant aan een beeld dat Slegers in 1979 inbracht voor de expositie ‘Nederlandse beeldhouwkunst’ bij de Nederlandse ambassade in de toenmalige Duitse hoofdstad Bonn. Dat kunstwerk werd nog datzelfde jaar opgesteld in het beeldenpark van het Kröller-Müller Museum in Otterlo, dat het later ook aankocht.
In het twaalf verdiepingen tellende Koopmansgebouw bevinden zich, ook dankzij de percentageregeling, op elke etage abstracte, kleurige werken uit 1978 van J.C.J. van der Heijden (1928-2012) en Theo Mols (1929-2010). Ook dit gebouw is van Bedaux en het is geënt op het beroemde flatgebouw uit 1952 van Le Corbusier in Marseille, Unité d’Habitation. Dat de werken zes jaar na oplevering van het gebouw werden aangebracht, kwam doordat de diverse belanghebbenden het niet onmiddellijk eens waren over de kunst in het gebouw. De werken waren bedoeld ter ‘identificatie’, om de verschillen tussen de verdiepingen – de wetenschappelijke disciplines – van het gebouw te accentueren. Immers, een econometrist is heel wat anders dan een bedrijfseconoom, laat staan een jurist. Van der Heyden kreeg verder geen specifieke opdracht mee, maar werd mogelijk benaderd omdat hij er vaak in slaagde met eenvoudige vormen een beeld te scheppen van een ogenschijnlijk eenvoudige, maar complexe werkelijkheid.
Metersbrede ramen
Een bijzonder werk in de universiteitscollectie bevindt zich in de circa dertig meter lange, glazen gang die de twee oudste gebouwen verbindt. De metersbrede ramen werden al snel een geliefde plek voor studentenorganisaties voor aankondigingen voor feesten, borrels, concerten et cetera (en tevens voor het waarschijnlijk meest veronachtzaamde bordje op de campus waarop stond: Gelieve hier geen posters te hangen. Getekend: R.H.A.M. Kraakman, secretaris van de universiteit). Toen in het begin van deze eeuw toenmalig collegevoorzitter Yvonne van Rooy opmerkte dat dit een wel erg effectieve manier was om het zicht op de veelgeroemde groene campus weg te nemen, was het snel gedaan met de posters.
Waar echter niet op was gerekend, was dat duiven zich nu – opgejaagd door roofvogels – regelmatig te pletter vlogen tegen de ramen. Na samenspraak van kunstcommissie en hoogleraar Jaap Goedegebuure werd in 2005 dichter (en wetenschapper) Rutger Kopland (1934-2012) bereid gevonden om een gedicht op maat te maken, waarin hij de gang zelf en het academisch leven tot onderwerp maakte. Het gedicht is in twee talen op de ramen aangebracht, in de kleuren van de universiteit.
Aan de buitenzijde van de glazen gang tussen het Cobbenhagen- en het Koopmansgebouw bevindt zich een bronzen beeld van Lotta Blokker die in haar werk thema’s als openheid en ingetogenheid aan de orde stelt. Het beeld is geschonken door alumnus en kunstliefhebber Paul van Rensch.
In de gang zelf is een gedicht aangebracht dat Rutger Kopland, die in 1999-2000 aan de universiteit de Leonardo leerstoel bekleedde, voor deze plek schreef. De tekst had bovendien een praktisch doel: hij voorkwam dat zich duiven te pletter vlogen tegen de glazen ramen.
In deze glazen gang lopen
In je hoofd flarden van een dagdroom
wat je had moeten zeggen
Ja je had moeten zeggen
Wat overblijft is de vraag waar
is de wereld
Zo’n mooie diepzinnige uitspraak
En je spiegelbeeld loopt doorzichtig
met je mee dwars door het park
de bomen het gras de merels
Door wat daar is buiten je hoofd
Schenkingen
De universiteitscollectie bevat meerdere schenkingen. Zo heeft de gemeente Tilburg meermaals een kunstwerk cadeau gedaan. Een voorbeeld daarvan is het bij de opening van het hoofdgebouw in 1962 geschonken bronzen beeld Stele delle amazzoni van de Italiaanse beeldhouwer Mario Negri (1916-1987). Hoe het beeld in Tilburg terecht is gekomen, is niet duidelijk. Waarschijnlijk heeft Wim Hammacher daarbij een rol gespeeld. Hij was tot in het begin van de jaren zestig directeur van het Kröller-Müller museum en verantwoordelijk voor de aankoop van twee beelden van Negri voor de beeldentuin van dat museum.
Belangrijke schenkingen ontving de universiteit ook van de erven Rien van den Brink, bij leven kunstenaar te Eersel en tevens vader van hoogleraar Gabriel van den Brink. En van Freek Witteveen, zoon van Willem Witteveen die met echtgenote en dochter omkwam in de MH17 ramp in 2014. Deze twee schenkingen hebben de omvang van de universiteitscollectie sterk vergroot, tot boven de duizend werken. Ze maken deel uit van de interne kunstuitleen, bedoeld voor medewerkers van de universiteit. Een selectie uit het werk van Witteveen wordt dit voorjaar tentoongesteld in zowel Utrecht als Tilburg en gekoppeld aan de gelijknamige lezing van rector magnificus Wim van de Donk.
Fotoseries
Aan Willem Witteveen herinneren permanent twee fotoseries van Ilvy Njiokiktjien met de titel Empty Spaces. Njiokiktjien – in 2013 fotografe des vaderlands – maakte op verzoek van de New York Times een reeks portretten van de ruimtes waarin de slachtoffers van de vliegtuigramp woonden, werkten of sliepen. Zo heeft zij ook de twee kamers waarin Witteveen op de universiteit werkte tot onderwerp gemaakt en is zijn plek en betekenis op de universiteit min of meer vereeuwigd.
Empty spaces – Ilvy Njiokiktjien (2015) > In het Dantegebouw bevindt zich een fotografisch monument ter nagedachtenis aan Willem Witteveen, hoogleraar Encyclopedie van het Recht, die in 2014 met vrouw en dochter omkwam, toen passagiersvliegtuig MH17 boven Oekraïne door Russische strijders met een raket werd neergehaald. Op de foto’s, gemaakt door Ilvy Njiokiktjien is zijn verlaten werkkamer te zien met boeken, briefjes en objecten die Witteveens veelzijdigheid nog eens benadrukken.
De opdracht werd haar door de universiteit verstrekt in het kader van beleid om ook aandacht te schenken aan hedendaagse fotografie bij opdrachten en aankopen wanneer er raakvlakken zijn met thema’s of onderwerpen die op een of andere wijze betrekking hebben op de instelling en het onderzoek dat er wordt verricht. Zo hangt in het Zwijsengebouw van de hand van Marc Mulders een zogenoemde schuilmadonna. Wegens de kritiek die deze gerenommeerde schilder in de jaren negentig kreeg op zijn religieus geïnspireerde werk, koos hij ervoor om moeder en kind niet op de voorgrond te plaatsen, maar verdekt op te stellen, omringd door foto’s van bloembladeren.
Op de rechtenfaculteit zijn werken te zien uit de serie Law and Order van fotograaf Jan Banning. Hij bezocht voor dit project, dat ook resulteerde in een boek, in vier landen op vier continenten gevangenissen, politiebureaus en rechtbanken. Het is een voorbeeld van geëngageerde fotografie die past bij de Tilburgse universiteit, die ook beschikt over een eerdere serie van Banning, Bureaucrats. Daarin worden ambtenaren in acht verschillende landen geportretteerd, zodanig dat zij een metafoor worden voor hoe het eraan toe gaat qua prestige, werkomstandigheden en drukte.
Universiteitsvitrines
De kunstwerken maken sinds kort deel uit van de erfgoedcollectie van de universiteit die intussen meer dan twintigduizend studenten telt, een campus met bijna twintig gebouwen en vestigingen in Utrecht (een theologische faculteit) en ’s-Hertogenbosch (datascience, samen met de TU/e). In het Cobbenhagengebouw zijn eind vorig jaar een aantal vitrines geplaatst, en kunstwerken waarmee de geschiedenis en ontwikkeling van de universiteit wordt belicht. Objecten, boeken, penningen, kaarten, portretten, studiegidsen en foto’s vertellen het verhaal van de instelling die binnen een eeuw onder zes verschillende namen bekend stond.
De vitrines zijn, net als de kunstwerken in de openbare ruimte en de gebouwen, voorzien van meerdere QR-codes waarmee achtergrondinformatie is te vinden. Op het web heeft de universiteit een erfgoedportaal ingericht waar ook een kaartje te vinden is met een overzicht van de locaties van de kunstwerken.
De vitrines, kaarten en portretten bevinden zich aan de achterzijde van de aula in het Cobbenhagengebouw en zijn op werkdagen te bekijken van 8.00 tot 18.00 uur. Op verzoek verzorgt de afdeling academisch erfgoed (erfgoed@tilburguniversity.edu) voor groepen wandelingen van ongeveer anderhalf uur over de campus.
Rob Moonen – Natura artis magistra, video (2007) > ‘De natuur is de leermeesteres van de kunst’, zo luidt de vertaling van de Latijnse spreuk natura artis magistra. Het thema is ook het onderwerp van het kunstwerk van de hand van Rob Moonen dat bestaat uit vier schermen waar buitengewoon traag allerlei verschijnselen uit de natuur worden getoond. Het rijzen van de zon, het wassende water, het ontluiken van een bloem. In de hal van het gebouw staan bankjes opgesteld tegenover het werk, die uitnodigen om wat langer en aandachtig te kijken naar wat de natuur ons te vertellen heeft – hier in gedigitaliseerde vorm.
Pieter Siebers is kunsthistoricus en was tot voor kort verantwoordelijk voor het academisch erfgoed van Tilburg University. Hij is verbonden aan de divisie Executive Services en schreef onder meer de ‘Kleine encyclopedie – Tilburg University 1927-2017’, waarin heden en verleden van de instelling worden belicht.
Erfgoedportaal Universiteit van Tilburg
Voor wie de campus van Tilburg University virtueel wil verkennen:
Tilburg University 360º Campus Tour
© Brabant Cultureel 2023
Hoe kan ik de publicatie van Pieter Siebers over nieuwe expositie met drie kunstenaars in relatie Natura Artis Magistra verkrijgen