Lutherse feministe Elise van Calcar hekelde de machtshonger van de katholieke clerus

Recent verscheen een lijvige biografie over Elise van Calcar. Haar Brabants noemen, zou onzin zijn, maar ze verbleef enige tijd in de provincie en schreef een mooi verhaal over een bezoek aan Tilburg. Haar waarnemingen en bevindingen vielen slecht in die stad en dat werkt na ruim anderhalve eeuw nog steeds door. Onverdiend.

door Lauran Toorians

Wie schrijft die blijft. Althans, zo wil het gezegde, terwijl een ander gezegde er fijntjes op wijst dat roem vergankelijk is. Een dikke biografie over het leven van Elise van Calcar bewijst het gelijk van beide wijsheden. Elise wie? Inderdaad, een vergeten grootheid die in de negentiende eeuw tegen de klippen omhoog schreef en daarmee ook grote bekendheid verwierf. Er zijn her en der wat straten naar haar genoemd, en in Tilburg – niet ver van het textielmuseum – een (fiets)pad waaraan geen enkel adres is gevestigd. Dat pad getuigt van een aan belediging grenzende onachtzaamheid, zo blijkt wel als we de biografie die Annette Faber schreef, leggen naast de Tilburgsche mijmeringen die Van Calcar in 1851 publiceerde.

Elise van Calcar. Gravure van Johan Hendrik Sikemeier

Ruimdenkend

Bij haar geboorte in 1822 kreeg Elise de achternaam van haar ongehuwde moeder, Fleischhacker. Dat was in Amsterdam, haar moeder was van Poolse origine. Op haar vijfde kreeg Elise de achternaam van haar vader, Schiotling, een Noor die in Nederland werkte als vertaler. Elise kreeg een goede, ruimdenkende opvoeding en vond later werk als onderwijzeres en gouvernante, wat haar hielp om ook in betere kringen allerlei contacten op te doen. In 1853 trouwde zij met Herman Carel van Calcar, een bakker, zoals zij zelf schreef. Een steenbakker welteverstaan. Hij had kort daarvoor een steenbakkerij in (Etten-)Leur gekocht, waar het echtpaar zich ook vestigde. Het huwelijk bleef kinderloos en Herman Carel begaf zich in politiek en bestuur en werd later burgemeester van Wassenaar. Elise van Calcar overleed in 1904 en maakte dus het overgrote deel van de negentiende eeuw mee. Die eeuw geldt vaak als saai en burgerlijk, maar dat is niet helemaal waar.

Elise van Calcar was in de negentiende eeuw een grootheid. In Tilburg is slechts een fietspad naar haar vernoemd

Wel was het nog vooral een eeuw van mannen en het is dan ook eerst en vooral een verdienste van Elise van Calcar dat zij op alle vlakken waarop zij zich bewoog – en dat waren er veel – excelleerde en serieus werd genomen. Om te beginnen was zij schrijfster en publiciste van romans, novellen, pamfletten en wat al niet, en redacteur en/of uitgeefster van een reeks tijdschriften. De lijst met publicaties achterin de biografie beslaat maar liefst tweeëntwintig pagina’s. Naast haar literaire werk waren er minstens drie terreinen waarop zij naam maakte. Zo raakte zij gefascineerd door de didactische ideeën van Friedrich Fröbel en staat zij aan de basis van het fröbelonderwijs in Nederland. Zij zette scholen mee op en propageerde deze onderwijsvorm door middel van lezingen en publicaties, waaronder ook instructiemateriaal voor leerkrachten. Alleen daarom al verdient zij meer bekendheid en waardering dan haar naam nu oproept.

Steenfabriek en molen De Hoop aan de Geerkade in Leur. In haar woonhuis begon Elise van Calcar waarschijnlijk een Fröbelschool.

Vrouwenrechten

Natuurlijk geldt zij nu ook als feministe, of als dat een anachronisme is in elk geval als voorvechtster van vrouwenrechten. Haar hele leven illustreert dat. En meer typisch negentiende-eeuws: zij was bijzonder gefascineerd door het spritisme en ook op dat gebied was zij (internationaal) actief en promootte zij dit in Nederland. Het spritisme kende in die tijd twee stromingen. De ene stond onder invloed van het boeddhisme en hindoeïsme en vond onder meer onderdak in de Theosofie van Helena Blavatsky. Dat ging gepaard met een geloof in reïncarnatie en daar had Elise van Calcar weinig mee op. De andere stroming geloofde niet in reïncarnatie en werd omarmd door veel christenen die hierin een bevestiging zagen van hun geloof in een leven na de dood. Hier voelden zowel Van Calcar als een hele reeks (Lutherse) predikanten zich uitstekend bij thuis en dat illustreert meteen mooi dat de laat negentiende-eeuwse esoterie bepaald niet haaks op de gevestigde kerkgenootschappen stond.

Mijmeringen

Wat behalve de steenbakkerij in Leur Elise van Calcar verbindt met Noord-Brabant, en vooral met Tilburg, is haar al genoemde essay Tilburgsche mijmeringen, in 1851 gepubliceerd in ’s-Hertogenbosch en tegenwoordig gemakkelijk te vinden in Google Books. De oorsprong van dit werkje – vijfendertig pagina’s tekst – is zoals veel in het leven toevallig. In 1849 bezocht Elise vanuit Amsterdam een vriendin in Breda. Dat beviel zo goed dat zij enige tijd in Breda bleef wonen en via deze vriendin leerde zij de Tilburgse predikant Dr. G.D.J. Schotel kennen. Schotel, oudste zoon van de Dordtse zeeschilder Johannes Christianus Schotel, had in Tilburg goede contacten met Willem II die hij in 1849 ook aan zijn doodsbed in Tilburg bijstond. Schotel was behalve predikant ook een veelschrijver van vooral historische werken en iemand die graag anderen met schrijversambitie op weg hielp. Zo werd ook Elise’s literaire bedje gespreid.

Omslag van Tilburgsche mijmeringen, in 1851 gepubliceerd in ’s-Hertogenbosch. Beeld > Google Books

In 1850 bezocht Elise ook Tilburg, waar zij enkele dagen logeerde in de pastorie bij dominee Schotel en diens vrouw. Zij wandelde rond in Tilburg en beschreef in de Mijmeringen zowel de plezierige avonden met vrienden in de predikantswoning (zonder ‘palliatief’ kaartspel!) als haar waarnemingen in de stad die toen nog nauwelijks stad was. Haar beschrijving van de verspreide bewoning in ‘verstrooide buurtschapjes’ afgewisseld door akkers, heidevelden en plassen is tegelijk poëtisch en illustratief voor de werkelijkheid van toen. Een stad die nog geen stad was. Zij is ook lyrisch over de imposante lindeboom op de Heuvel die tot spijt en woede van menige Tilburger in 1994 het veld moest ruimen. Ook over de opkomende industrie is zij lovend. De textielfabrieken met hun gestroomlijnde productie waren voor haar tekenen van vooruitgang op weg naar een glorieuze toekomst.

Standbeeld

Als het hierbij was gebleven had Elise van Calcar in Tilburg een standbeeld verdiend en zou er een statige laan naar haar zijn vernoemd. Een lofzang op de nog maar een jaar eerder in Tilburg overleden Willem II – die in Tilburg ‘rust en verpozing kwam vinden’ – en de grote waardering die de Tilburgers voor hun vorst voelden, zouden aan die stedelijke trots nog hebben bijgedragen. Maar dan nodigt zij haar lezers uit: ‘Vergezelt mij thans naar de scholen, plaatsen zoo belangrijk, en het bezoek steeds waardig – de scholen soo gewigtig en beslissend voor den geest des volks, van waar zoo veel goeds en zoo veel kwaads kan uitgaan voor het opkomend geslacht!’

Katholieke schoolklas begin 1900 met in het midden het leesbord. De eerste leeswoorden: aap – roos – zeef

En dan gaat het mis. Elise vergelijkt de openbare, stedelijke school (voortgekomen uit de aloude dorpsschool) met de nieuwe katholieke scholen die worden gerund door fraters en zusters. Over die laatste heeft zij weinig positiefs te melden. Er heerste onderdanigheid en zij bespeurde ‘iets koels en afgemetens, dat de kinderlijke ziel ligt zal neêrdrukken’. Positieve kanten ziet zij ook. Het gebouw is nieuw, het meubilair in goede staat en de onderwijzers zijn gedreven. Ook bij de zusters ziet ze de opgelegde onderdanigheid, maar ook lichtpuntjes. In tegenstelling tot de katholieke tucht zegt zij: ‘De protestansche schooljeugd is vrij, maar dikwijls tot losbandigheid toe.’ Zij spreekt zich dan ook duidelijk uit als voorstander van de (kerkelijk) gemengde scholen, al beseft zij dan ook weer dat dit moeilijk ligt ‘in eene plaats waar de 150 à 160 protestantsche zich tegenover 13 à 14.000 catholieken verliezen’ geen eenvoudige zaak is. Temeer daar de stichter van die katholieke scholen, bisschop Zwijsen, in Tilburg thuis was.

Kritische kanttekeningen

Deze kritische kanttekeningen – feitelijk toch heel redelijk beredeneerd en genuanceerd – werden Elise van Calcar zeer kwalijk genomen. Katholiek onderwijs was in Nederland immers nog maar net mogelijk en nu kwam daar een Lutherse dame kritische opmerkingen over maken. Een onderwijzer van een van de openbare scholen in Tilburg, Johannes Heer, zette de aanval in met een ingezonden brief die in twee kranten verscheen. Ook hij is een katholiek en hij put zich uit om de nieuwe katholieke scholen te verdedigen. Dat hij daarmee ook zijn eigen positie in het openbare (neutrale, volgens Elise) onderwijs verdedigde, moeten we tussen de regels lezen. In het Tilburgse onderwijsland moest natuurlijk de lieve vrede worden bewaard en moest de bom die Elise van Calcar waarschijnlijk onbewust had geplaats, onschadelijk worden gemaakt.

Het (troosteloze) Elise van Calcarpad. Foto > Joep Eijkens

In het oerkatholieke Tilburg was lang geen plaats voor vergeven en vergeten en Elise van Calcar bleef er persona non grata. Pas in 1988 streek de gemeente met de hand over hart en kwam er een Elise van Calcarpad. En daar is het bij gebleven. En toch. Wie nu de Tilburgsche mijmeringen leest, zal toch moeten erkennen dat dit een mooie en behoorlijk accurate beschrijving is van Tilburg in 1850. Haar kritische opmerkingen over hoe de katholieke clerus de hele maatschappij onder haar zwarte rokken probeerde te brengen, op weg naar de periode van het volledig verzuilde ‘rijke roomsche leven’, verdienen nu een meer objectieve benadering. En met de biografie die Annette Faber aan haar wijdde, kunnen we Elise van Calcar dan weer gaan zien zoals zij was: een eigenzinnige, intelligente vrouw die het goed voorhad met de wereld en de mensen daarin.

Annette Faber, Elise van Calcar 1822-1904. Een gedreven en begeesterd leven. Hilversum: verloren 2022, 576 pp., ISBN 9789087049942, hb., € 45,00.

www.verloren.nl

Tilburgse mijmeringen herdrukt
Pas nadat bovenstaand artikel was geschreven, werd mij bekend dat deze zomer een herdruk is verschenen van de Tilburgse mijmeringen van Elise van Calcar. Het betreft een facsimile van het exemplaar uit het Regionaal Archief Tilburg, die in de deze heruitgave is aangevuld met een uitvoerig commentaar door Ronald Peeters. Het boek bevat achtergronden, een schets van Tilburg rond 1850 en biografische informatie over de personen die in de mijmeringen voorkomen of die er – zoals Johannes Heer – op reageerden. Het boek is bovendien rijk geïllustreerd. Jammer is dat Annette Faber en Ronald Peeters van elkaars bezigheden niet op de hoogte waren en beide boeken – vrijwel gelijktijdig verschenen – dus niet naar elkaar verwijzen en beide auteurs ook geen gebruik konden maken van elkaars bevindingen. Beide boeken vullen elkaar echter mooi aan. (lt)

Ronald Peeters, De Tilburgsche mijmeringen van Elise van Calcar. Een romanschrijfster, pedagoge en feministe bezoekt Tilburg in 1850. Tilburgse Historische Reeks 21. Tilburg: Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed 2022, 144 pp., ISBN 978-90-74418-21-8, hb., € 22,50.

www.historietilburg.nl/tilburgse-historische-reeks

Voorpagina: Elise van Calcar (1822-1904). Bewerking van schilderij van J.H. Sikemeijer (1906). Collectie > Kunstmuseum Den Haag

© Brabant Cultureel 2022

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *