Door de ontkerkelijking sluiten steeds meer kerken en kloosters hun deuren of krijgen zij een andere bestemming. Door verkoop of herbestemming worden waardevolle interieurs bedreigd. Onderzoek van museum Catharijneconvent en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft de meest bijzondere kerkinterieurs in kaart gebracht. Noord-Brabant levert een aanzienlijk aandeel.
door Corien Ligtenberg
Museum Catharijneconvent is het rijksmuseum voor kunst en cultuur van het christendom in Nederland. Samen met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) deed dit museum onderzoek naar de bedreigde interieurs van kerken. Er zijn er de afgelopen jaren al veel verloren gegaan. De belangrijkste vraag was hoe kan worden gezorgd dat niet alle voorbeelden verloren gaan, en welke interieurs er dan eigenlijk bewaard zouden moeten blijven. Het onderwerp is bepaald niet onbekend voor het museum. In 2016 presenteerde Museum Catharijneconvent in samenwerking met de RCE het standaardwerk Kerkinterieurs in Nederland dat inmiddels zijn derde druk beleeft.
In vijf rapporten wordt de stand van zaken rond de verschillende interieurtypen geschetst. Behandeld worden respectievelijk Bossche Schoolkerken, waterstaatskerken, kloosterkapellen, protestantse kerken en kunstwerkplaatsen van de neogotiek. De meest bijzondere voorbeelden van (nagenoeg) intacte interieurs worden uitgelicht. De publicaties zijn bedoeld om eigenaren, overheden en erfgoedprofessionals te helpen om de juiste keuzes te maken voor behoud voor de toekomst.
De architectuurstroming Bossche School is gebaseerd op het gedachtegoed van benedictijner monnik en architect-ontwerper dom Hans van der Laan (1904-1991). In het werk spelen ruimtewerking en maatverhoudingen een belangrijke rol. Alle maten van gebouw, interieur en inrichting zijn op elkaar afgestemd.
Van der Laans theorieën hadden grote invloed op de naoorlogse kerkenbouw, maar inmiddels zijn veel van de Bossche Schoolkerken (meest rooms-katholiek) gesloopt of herbestemd. Niet iedereen herkent en waardeert de schoonheid van strakke, sober vormgegeven kerken en intacte interieurs zijn zeldzaam. Noord-Brabantse interieurs die in de publicatie worden uitgelicht zijn de Lucaskerk in ’s-Hertogenbosch en de Heilige Kruisvindingkerk (1958-1959) in Odiliapeel.
Wandschilderingen
De Bossche Lucaskerk uit 1973 is ontworpen door Nico van der Laan en is de vervanger van een eerdere Bossche Schoolkerk op dezelfde plek die door een constructiefout gedeeltelijk instortte. De kerk heeft grijze muren, een vloer van bruingrijze leistenen plavuizen en een houten lattenplafond. Van der Laan definieerde de ruimte door drie hoge, vrijstaande wanddelen met een smalle opening in het midden. Het altaar is van hout. De drie wandschilderingen door kunstenaar Théodore Strawinsky dateren uit 1978. De kerkgangers vonden de kerk wat te grijs en kaal.
De kerk in Odiliapeel is een ontwerp van Jan de Jong. Deze kerk is opgetrokken uit baksteen en betonelementen. Kerkzaal en omgang worden gescheiden door een wand met openingen, waardoor de overgang tussen buiten naar binnen wordt geaccentueerd. De sobere kerkzaal heeft een vloer van gewassen grind en betonstenen wanden.
Kloosterkapellen
Doordat veel kloosters hun oorspronkelijke functie verliezen, staat het behoud van de kloosterkapellen onder druk. Aan het kapelinterieur werd bij de bouw vaak de meeste aandacht besteed, omdat in die sacrale ruimte de hosties – volgens de katholieke leer het lichaam van Christus – werden bewaard. Vaak werden hiervoor de beste kunstenaars gevraagd.
Bijna alle kloosterkapellen met interieurs die het stempel ‘bijzonder’ krijgen, bevinden zich onder de grote rivieren. In Noord-Brabant worden er door de Rijksdienst/Catharijneconvent drie uitgelicht: de kapel van het klooster Maria Refugie (tegenwoordig vindt ook Museum Krona onderdak in een deel van deze abdij) in Uden, de kapel van het voormalige moederhuis van de franciscanessen van Mariadal in Roosendaal en die van het voormalig missiehuis Rooi Harten in Tilburg.
Barok
Het klooster in Uden dateert uit het begin van de achttiende eeuw en is nog steeds in gebruik. De kapel uit 1720 heeft een gaaf, barok interieur. Het is een zogenaamde dubbelkapel. In het schip is een verdieping gebouwd met een koor, zodat de nonnen wel het barokke hoogaltaar kunnen zien, maar niet de kerkgangers van buiten, en omgekeerd. Zo blijft het contact met de buitenwereld tot een minimum beperkt.
De gave kapel van het moederhuis in Roosendaal uit 1934 is ontworpen in een voor die tijd gedurfde, expressionistische vormentaal in baksteen. ‘Vorm en kleur leveren op Mariadal een magnifiek totaalkunstwerk dat een mystieke belevingswereld oproept,’ aldus het rapport.
De kapel van het Tilburgse missiehuis dateert uit 1897 en werd ontworpen door de Tilburgse architect De Beer. Het interieur is zo bijzonder en gaaf dat de kapel met de wandschilderingen van Alphons Damen uit 1914, de neogotische eikenhouten biechtstoelen en de hoge, smalle glas-in-loodvensters, in 2002 rijksmonument werd.
Kunstwerkplaatsen
Tussen circa 1850 en 1925 waren er tal van werkplaatsen/ateliers waar ambachtslieden zich specialiseerden in de inrichting van de vele rooms-katholieke neogotische kerken die in die tijd werden gebouwd. Meestal tekenden zij voor het complete interieurensemble. Een van de bekendste ateliers was dat van Pierre Cuypers.
Veel van de interieurs zijn inmiddels ontmanteld of versoberd. Twee fraaie voorbeelden van intacte neogotische interieurs in Noord-Brabant zijn de Sint-Joriskerk in Eindhoven (destijds Stratum) en de Sint-Nicolaaskerk in Helvoirt. Atelier Custers richtte de Sint-Joriskerk in, de kerk waar de broers Jan en Alphons Custers zelf naar de mis gingen en waar ook hun werkplaats vlakbij was. Zij werkten vele jaren aan de inrichting van het rijke, kleurrijke interieur. Het interieur is niet meer intact, maar is wel het meest complete voorbeeld van een kerkinterieur door atelier Custers. Zo zijn in de kerk onder meer diverse altaren, het marmeren doopvont en de lezenaar te zien. De meeste van hun interieurensembles zijn inmiddels ontmanteld.
In de H. Nicolaaskerk (1902) in Helvoirt is goed te zien hoe architect Joseph van Groenendael en de ateliers Van Bokhoven & Jonkers en Van der Geld samenwerkten. De architect ontwierp onder meer altaren, preekstoel en biechtstoelen die Van Bokhoven & Jonkers uitvoerden. De voltooiing van de inrichting duurde vijfentwintig jaar.
Protestants
Noord-Brabant kent zeker waterstaatskerken – kerken waarbij een waterstaatsingenieur was betrokken – maar de belangwekkendste interieurs van waterstaatskerken zijn te vinden buiten de provincie. Datzelfde geldt voor de interiers van protestantse kerken, wat niet verbazingwekkend is in het overwegend katholieke Zuiden.
De vijf online publicaties zijn te vinden op: www.catharijneconvent.nl
Later dit jaar verschijnen nog vier publicaties, over respectievelijk schuilkerken, orgels, profane verhalen in de kerk en post-1965 interieurs.
Foto voorpagina: Interieur van de kapel van het Tilburgse missiehuis Rooi Harten dateert uit 1897. Het interieur is zo bijzonder en gaaf dat de kapel met de wandschilderingen van Alphons Damen uit 1914, de neogotische eikenhouten biechtstoelen en de hoge, smalle glas-in-loodvensters, in 2002 rijksmonument werd. Foto > Chris Booms
© Brabant Cultureel 2022