Met ‘Levenshonger’ levert Marie Kessels haar elfde roman af. Daarin kruipt ze in de huid van de drieëntwintigjarige Elzbieta die van Polen naar Nederland is gekomen om er te werken in de vleesverwerkende industrie. Het is een schrijnend boek dat de lezer de pijn van het kneden van varkensfilets en het verlangen naar rust en vrijheid aan den lijve laat voelen.
door Peter van Vlerken
Tijdens het lezen van Levenshonger van Marie Kessels stel ik mijzelf een vraag waarop ik eigenlijk het antwoord al weet: Waarom wil deze tamelijk briljante schrijfster maar niet doorbreken bij een groot lezerspubliek, terwijl de boeken van Connie Palmen steevast bestsellers worden? Niks ten nadele van de romans van Palmen, maar die van Kessels zijn zoveel origineler, hebben veel meer diepgang, getuigen van veel meer psychologisch inzicht, zijn in stilistisch opzicht superieur en zelfs in filosofisch opzicht hebben ze meer te melden.
Om meteen maar het antwoord te geven: Dat komt door de PUBLICITEIT! Lezers laten zich daardoor inpakken. Waar de beroemde Palmen – ‘de Grande Dame van de Nederlandse literatuur’ zoals zij tegenwoordig zelfs wordt genoemd – niet van de televisie is weg te slaan, het ene na het andere interview geeft waarin de kijker/lezer zowat alles over haar te weten komt en ook in haar werk te koop loopt met de al even beroemde mannen in haar leven, daar houdt de bescheiden Kessels zich angstvallig schuil.
Kiosk
Wie is Marie Kessels? Eigenlijk weet vrijwel niemand meer van haar persoonlijk leven dan wat Wikipedia meldt: dat zij op 11 december 1954 is geboren in Nederweert. Nou ja, een saillant detail uit het bestaan van Marie Kessels is wel degelijk bekend. Zij beheert (of beheerde?) een kiosk op het station in ’s-Hertogenbosch. Ik moet bekennen dat ik in de tijd dat ik daar als verslaggever van de krant vaak kwam, weleens naar haar heb gespeurd. Ik stelde mij voor dat ik dagelijks een Mars bij haar zou kopen en haar bij het afrekenen stiekem een briefje met een vraag zou overhandigen, waarop zij dan – in mijn verbeelding – mij ’s anderendaags al even besmuikt het antwoord zou toespelen. Een journalist kan rare dingen bedenken voor een goed verhaal, zeker als er een raadsel mee wordt onthuld. Gelukkig kwam ik bijtijds tot het besef dat ik haar beter met rust kon laten.
Overigens heb ik haar nooit bezig gezien in haar stationskiosk. Misschien draaide zij alleen diensten op onmogelijke nachtelijke uren. Dat zij er werkte, weet ik omdat zij daar zelf ooit een stukje over heeft geschreven. Waar en wanneer ik het heb gelezen, kan ik me niet meer herinneren, op internet is het in elk geval niet terug te vinden. Misschien is zij erin geslaagd het te wissen om het mysterie dat zij blijkbaar wenst te zijn te kunnen blijven. Wat ik me wel herinner, is dat zij beschreef hoe zij in haar kiosk een manager over de vloer kreeg die repen, kauwgums en gevulde koeken begon te herschikken. Zij wenste de indringer geloof ik een langzame, pijnlijke marteldood toe. Die kiosk was haar domein waarin zij alles onder controle had, heel haar geruststellende ordening van de koopwaar. Het was haar veilige haven voor de duur van een werkdag, haar warme omhulling in een omgeving van tochtige perrons en voortjakkerende treinen. Tot bij het loket mochten de mensen komen, maar verder was het haar verstopplek voor de wereld.
En nu meen ik een overeenkomst te zien tussen haar werk in die kiosk en de thematiek in haar boeken. Ik schrijf: meen ik. Heel zeker van mezelf ben ik niet, want ik heb niet al haar boeken gelezen. Bovendien aarzel ik, want het is wel erg gemakkelijk haar ook als schrijfster in een hokje te stoppen, daar is haar werk te veelzijdig voor.
Afgrond
Maar neem haar laatste roman, Levenshonger, die kort geleden is verschenen. De vele personages die daarin voorkomen hebben de grootste moeite met de omgang met de buitenwereld en met hetgeen het maatschappelijk leven van hen verwacht. Zij voelen zich in hun bestaan bedreigd. Voor hun voeten opent zich een afgrond van angst, gekte en wanhoop. Allemaal hebben ze iets nodig wat hen helpt zich daartegen teweer te stellen. Je zou ze de veilige zekerheid van een stationskiosk gunnen waarin ze zich kunnen handhaven.
De vele personages die in ‘Levenshonger’ voorkomen hebben de grootste moeite met de omgang met de buitenwereld en met hetgeen het maatschappelijk leven van hen verwacht.
Hoofdpersoon is de Poolse Elzbieta, maar even tragisch is de bonte stoet aan bijfiguren die Kessels de revue laat passeren. Zo heeft Elzbieta na wat omzwervingen onderdak gevonden bij Bo. Die houdt er een zieke rat op na, omdat er een rust over haar heen komt als zij de vacht van het beest masseert. Elzbieta zorgt voor de eveneens inwonende Jozef, die zijn angst voor de dood probeert te bezweren door te spotten met het mensdom. Door zich te schminken met oogschaduw, mascara, poeders en lippenstift probeert hij een ander te worden, maar eigenlijk wil hij dat helemaal niet omdat hij ook daar bang voor is.
Of kijk naar de glazenier Julien in wiens werkplaats de deurwaarder de in beslag te nemen spullen komt inventariseren. In die deurwaarder herken ik de manager in de kiosk van Kessels: ‘Je ramt met je vuisten tegen je schedel zonder ook maar iets te snappen van wat zich voor je ogen aan het afspelen is. Denk na! Denk goed na, stuk vreten. Wat heb je hier gemist goddomme.’ Alleen door met zijn overdreven beheerste en spaarzame lichaamstaal op een marionet te lijken, kan hij het aan: ‘Door zo’n gecontroleerd spel dondert hij minder snel in de afgrond van zijn emoties misschien. Zo behoudt hij het overzicht, als bij hem vanbinnen de hel is losgebroken.’
Uitbotten
Ook Elzbieta zelf kan slecht tegen verandering, maar probeert het toch. Als een vlucht naar voren koos zij ervoor vanuit Polen naar Nederland te komen: ‘Je leeft achter je beschermende muurtje en probeert je voor te stellen wat er zal veranderen als je dat muurtje nu eens eigenhandig kapotramt. En dan neem je een aanloop.’ Eenmaal in Nederland verhuisde zij in korte tijd drie keer. ‘Zo’n sterk versnellen van alle veranderingen wikkelt je ruw uit al je windingen en vliezen los en laat je wild naar alle kanten uitbotten, alsof je op het punt staat vurige vlammen vast te pakken met je blote handen, zonder oogknipperen.’
Tussen andere Polen en Roemenen werkt Elzbieta bij de vleesverwerkingsfabriek PerfektKost: ‘Misschien is er geen doeltreffender middel te bedenken om eens een ontnuchterende blik in de eigen afgronden te werpen dan een tijd aan de lijn te staan in een bedrijf als PerfektKost.’ Op haar schouder heeft ze een tatoeage laten aanbrengen met de tekst ‘so easy’. Die koestert zij door er regelmatig met haar kin overheen te wrijven en die helpt haar bestand te zijn tegen de onmenselijk hoge werkdruk. Volgens Jozef zijn het altijd de onzekerste mensen die zo’n sterke wens hebben om zich te verstoppen achter allerhande lichaamsversieringen.
Hoe dan ook is het werk bij PerfektKost verre van ‘easy’: ‘…de bloedgeur die je lichaam binnendrong tot in je haarwortels.’ Alleen een flinke dosis cynisme, trots en onderlinge solidariteit helpt het personeel om nog enigszins overeind te blijven bij de zware arbeid die er moet worden verricht. Ondanks haar overlevingsdrang kan het niet anders dan dat Elzbieta wordt ontslagen.
Varkensfilets
Marie Kessels schrijft over de vleesverwerkende industrie met zoveel kennis van zaken en met zoveel inlevingsvermogen en compassie voor de werkende klasse dat je je als lezer afvraagt of zij er misschien zelf een tijdje heeft gewerkt. De opgezwollen handen en de pijn in de schouders die het oplevert om de hele dag varkensfilets te kneden, maakt zij bijna voelbaar. Op zeker moment verplaatst Elzbieta, die al haar menselijkheid dreigt te verliezen, zich in de positie van de varkens die bij PerfektKost worden geslacht. De mens als dier, het dier als mens…
U merkt het, Levenshonger is een roman om veel uit te citeren. Hier is tenslotte nog een quote met een dier erin:
Ik geloof niet dat we ertoe bestemd zijn om ieder voor onszelf aan de slippen van de mensheid te spartelen als een droeve naaktslak.
Hopelijk kan die zin u ertoe overhalen dit en andere Kessels-boeken eindelijk eens te gaan lezen. Misschien moet u er wat meer moeite voor doen om de denk- en schrijftrant van Marie Kessels te volgen dan voor die van Connie Palmen, maar des te groter zal de beloning zijn.
Marie Kessels, Levenshonger. Amsterdam: De Bezige Bij 2021, 266 pp., ISBN: 9789403123615, pb., € 22,99.
Foto boven dit artikel > Cocky van Bokhoven • Illustratie > Hans Lodewijkx
© Brabant Cultureel 2021
Hartelijk dank voor deze zó fijne artikel over Marie Kessels en haar werk. Ik heb haar nu eerst “ontdekt” in de boekenrek van een Italiaanse vriendin in Amsterdam. Ikzelf kom uit Duitsland en leer sinds een tijdje Nederlands over het lezen van dichters. Het poëtisch documentaire van literatuur is zo belangrijk, zoals u het bij het werk van Kessels benadrukt. Ja, het geeft gehoor aan anders ongehoorde en soms zelf ongewenste stemmen. Alleen deze laten mij echt dichterbij komen aan wat er om mij heen draait, denk ik.