Bij een klassiek concert zit het orkest op het podium en het publiek luistert stil in zaal. Zo gaat het al sinds de negentiende eeuw. Maar heeft deze formule toekomst? Op verzoek van philharmonie zuidnederland (PhilZuid) deden Veerle Spronck en Ties van de Werff onderzoek naar alternatieven om de band tussen musici en liefhebbers te versterken.
door Emmanuel Naaijkens
Muziek van Gustav Mahler, uitgevoerd in een kroeg in Maastricht door een klassiek ensemble terwijl de gasten aan de bar gezellig kletsend een pilsje drinken. Heel anders dan in de gebruikelijke setting van een serene concertzaal met een gedisciplineerd luisterend publiek. Wie bedenkt zoiets aparts? Dat zijn de onderzoekers verbonden aan het Maastricht Centre for the Innovation of Classical Music (MCICM).
Een team waarvan promovendus Veerle Spronck en postdoc Ties van de Werff deel uitmaakten deed vier jaar onderzoek naar nieuwe manieren om de band tussen publiek en orkest vorm te geven. Het optreden in de kroeg, onder de titel ‘Mahler am Tisch’, was een van de experimenten in het kader van hun zoektocht. Sinds de negentiende eeuw liggen in de klassieke muziekwereld de rollen als in beton gegoten. Op een podium speelt het symfonieorkest – maar dat geldt ook voor een klein ensemble of een solist – het vooraf aangekondigde programma en de bezoekers beleven de muziek in stilte. Na het applaus, al dan niet enthousiast of plichtmatig, gaan musici en bezoekers ieder huns weegs.
Vergrijzing
Hoe toekomstbestendig is deze formule? Een vraag waar orkesten over de hele wereld mee worstelen, want het publiek dat naar klassieke concerten komt vergrijst. De gemiddelde leeftijd van de bezoekers is eind zestig. Zorgen over een vergrijzing van de liefhebbers van klassieke muziek waren er overigens ook vijftig jaar geleden al, dus enige relativering van het leeftijdsvraagstuk is wel op zijn plaats. [Zie kader].
Voor Stefan Rosu, directeur van philharmonie zuidnederland, was het aanleiding om zo’n vijf jaar geleden bij de wetenschappers van de Universiteit Maastricht aan te kloppen. Van de Werff en Spronck namen de uitdaging aan. Ties van de Werff: “Orkesten zijn wereldwijd op zoek naar ander publiek, vooral vanwege het probleem van vergrijzing. Wij hebben niet zozeer onderzocht wat een nieuw publiek zou kunnen zijn, al kwam dat ook aan bod, maar meer hoe je als orkest je relatie met je publiek op een artistiek betekenisvolle manier kunt veranderen. Bijvoorbeeld door het publiek te betrekken bij de programmering van een concert. Door de bezoeker niet te beschouwen als een consument die een kaartje koopt, maar aan te spreken als een burger met een medeverantwoordelijkheid voor het orkest.”
Waarom zou je dat willen?
Veerle Spronck: “De vraag die bij philharmonie zuidnederland speelt is: ‘Wij willen een orkest zijn dat aansluit bij wat er in deze regio leeft en speelt en hoe doen we dat op een goeie manier?’ Het orkest vroeg dus hulp bij het experimenteren, hoe ze dat moesten aanpakken. En vooral onderzoek naar wat dat vraagt van een orkest als organisatie.”
Van de Werff: “Bijvoorbeeld wat gebeurt er op het moment dat je het publiek betrekt bij de programmering van een concertavond. Dat experiment hebben we gedaan. Wat betekent dat voor een programmeur, want die moet opeens andere artistieke keuzes maken. Er komen andere criteria om de hoek kijken. Het is wel belangrijk te benadrukken dat wij helemaal niet willen dat alle orkesten opeens compleet veranderen. Het gaat er veel meer om dat er een diversiteit ontstaat. Dat je als bezoeker een concert op verschillende manieren kunt beleven.”
Promconcerten
In de jaren zestig gingen klassieke orkesten door de snel groeiende populariteit van popmuziek promconcerten organiseren om een jonger publiek te bereiken. Ook het toenmalige Het Brabants Orkest onder leiding van dirigent Hein Jordans ging die toer op. “Ook dat is vernieuwing van publieksparticipatie, maar wel een vorm die niet raakt aan het artistieke werk dat op het podium gebeurt.” In de wereld van de klassieke muziek bestaat vaak nog het idee dat het voor een orkest draait om het artistieke werk en wat er om het podium gebeurt. Als er al iets verandert dan is dat wat er om het orkest heen gebeurt, niet bij het orkest zelf.
“Dat je tijdens het concert een biertje mag drinken, of in t-shirt en spijkerbroek mag komen. Of dat er achteraf een DJ optreedt. Volgens onze opvatting is publieksparticipatie niet een apart onderdeeltje, een click-on, maar een integraal onderdeel van wat een concert is.”
Het is niet zomaar een kunstje. Het is geen marketingdingetje om een ander publiek te bereiken, zeggen de onderzoekers. Van de Werff: “Het heeft implicaties voor hoe je repeteert, hoe je zo’n concert organiseert, hoe je evalueert. Dat je als orkest de vraag stelt: Wat maakt zo’n concert nou goed. Misschien voldoen bestaande criteria dan niet meer.”
Toch heeft het orkest wel degelijk het vermogen in zich om bakens te verzetten. De twee onderzoekers zagen dat bij de educatieve activiteiten voor kinderen, waar vernieuwing heel vanzelfsprekend is. Dan blijken orkestmusici een heel repertoire in huis te hebben om het jonge publiek goed te bedienen en te betrekken bij muziekuitvoeringen. Ze blijken dan niet gehinderd door een keurslijf van gewoontes en conventies zoals dat bestaat voor reguliere concerten voor volwassenen.
Keukentafel
Niet alleen het orkest zit in een stramien, dat geldt ook voor het publiek. Spronck en Van de Werff hebben veel gepraat met concertbezoekers, zowel na afloop van een uitvoering als thuis aan de keukentafel. Welke rol speelt klassieke muziek in hun leven? Wat is hun favoriete muziek? Waarom en hoe luisteren zij thuis naar klassieke muziek?
“Het idee is nog wel dat je je publiek moet opvoeden – noem het Bildung – dat het technische kennis moet hebben over bijvoorbeeld componisten en composities. Maar bezoekers zijn ook expert. Zij hebben hun eigen kennis en ervaring, al is die misschien niet technisch of musicologisch. We hebben bijvoorbeeld de vrienden van de philharmonie gevraagd of ze een concert mee wilden organiseren. Op basis van hun verhalen, anekdotes en herinneringen hebben we samen een concertavond geprogrammeerd. De vrienden hebben op het podium hun verhalen gedeeld met de zaal. Op die manier ga je de muziek van die avond op een andere manier beleven, dan gaat het niet zozeer om het technisch aspect. Mensen kunnen heel goed vertellen waarom een bepaald muziekstuk hen raakt.”
De concertganger die hecht aan een traditionele avond klassieke muziek in een concertzaal, die hoeft dus niet bang te zijn dat hij of zij dat kwijtraakt?
Van de Werff: “Nee! Het is niet dat wij vinden dat het een door het ander moet worden vervangen. Je voegt een set van mogelijkheden toe.”
Zijn daar voorbeelden van bij andere gezelschappen?
Spronck: “Pynarello, een collectief van musici is zo’n voorbeeld. Op het moment dat zij Beethovens vierde symfonie spelen – met 32 man, zonder bladmuziek en zonder dirigent – is dat niet een soort trucje, zo ‘kijk eens wat wij kunnen’, maar omdat je dan een veel opener concert krijgt. De orkestleden staan in het publiek of bezoekers zitten rond het orkest op het podium. Dit gezelschap heeft een andere, open relatie met het publiek, een relatie die anders soms door conventies wordt gehinderd. Datzelfde zie je bij klassieke muziekfestivals in de openlucht in de zomer zoals Wonderfeel en Oranjewoud. Daar is niet of nauwelijks afstand tussen musici en publiek.”
Concert in de kroeg
Het experiment met Mahler in de kroeg in Maastricht was wel heel radicaal. Voor de musici zeer spannend, maar er was genoeg animo in het orkest om de uitdaging aan te gaan. De onderzoekers hebben met de betrokken orkestleden doorgenomen hoe zij zich konden voorbereiden op deze ongewone setting.
Van de Werff: “We hebben ze onder meer voorgehouden: wat voor publiek heb je als musicus in je hoofd? Maakt dat uit voor de repetitie? Wat speel je en hoe speel je? Hoe is de akoestiek? Hoe kleed je je? Is de bar open tijdens het concert? Zitten er alleen kroeggangers die nog nooit van Mahler hebben gehoord, of komen er misschien wel echte Mahlerliefhebbers op af? Hoe speel je zonder dirigent? Zij realiseerden zich dat ze zich serieus moesten voorbereiden en er zich niet met een Jantje van Leiden vanaf konden maken.”
Voor de musici en voor de beide onderzoekers was het een onvergetelijke en leerzame ervaring. Ook vanwege onverwachte momenten waar je in een concertzaal nooit mee geconfronteerd wordt. Van de Werff herinnert zich dat de blazers frivole Oostenrijkse stukjes speelden. “Maar precies in een rustmoment sloeg het koffiezetapparaat aan en dat paste naadloos in het stuk.” Spronck: “Het mooie aan die avond was dat afhankelijk van welke muziek er gespeeld werd de dynamiek in het café veranderde. Sommige bezoekers raakten geboeid door bepaalde stukken en kwamen dichterbij de musici staan. Anderen bestelden dan juist nog een pilsje.”
Vanzelfsprekend
Van de Werf: “Een belangrijke les die wij daaruit getrokken hebben, en die lijkt heel vanzelfsprekend: musici hebben publiek nodig om een muzikale situatie te laten ontstaan. Dat geldt ook voor een concertzaal.”
De reacties van de deelnemende orkestleden op het kroegconcert liepen uiteen van ‘fantastisch’ tot ‘eens maar nooit weer’. Dat laatste is volgens de onderzoekers niet zo vreemd. “Als musicus voel je je in zo’n situatie, je moet toch uit je comfortzone komen.”
De resultaten van het onderzoek naar publieksparticipatie verwerkt Veerle Spronck in een proefschrift waar zij in het najaar op hoopt te promoveren aan de Universiteit van Maastricht. “Zonder onszelf op de borst te willen kloppen, het is uniek wat er binnen het MCICM gedaan wordt. In de hele wereld heeft zo’n nauwe samenwerking tussen onderzoekers, musici en staf van een orkest nog niet eerder zo plaatsgevonden. Dat wij mochten meekijken in de keuken van het orkest was heel bijzonder. We hopen dat zij de leergierigheid houden, want dat is wezenlijk.” Ook worden de resultaten toegankelijk gemaakt voor orkesten wereldwijd, middels een speciale website.
MCICM
Het Maastricht Centre for the Innovation of Classical Music (MCICM) verricht wetenschappelijk, interdisciplinair en artistiek onderzoek naar thema’s als culturele participatie, de invloed van digitale technologieën op de klassieke muziekpraktijk en behoud en vernieuwing van de symfonische canon. Daarnaast werkt het instituut aan het ontwikkelen van een online database waarin vernieuwende initiatieven verzameld worden. In het MCICM werken Universiteit van Maastricht, Hogeschool Zuyd en philharmonie zuidnederland samen.
Philharmonie zuidnederland
Bezuinigingen bij het rijk dwongen het Brabants Orkest en het Limburgs Symfonie Orkest in 2012 om te fuseren. Het nieuwe orkest kreeg de naam philharmonie zuidnederland. Het gezelschap krijgt vooral subsidie van het rijk (7,5 miljoen), provincie Limburg (1,75 miljoen) en provincie Noord-Brabant (1,5 miljoen). Er zijn twee vestigingsplaatsen, in Eindhoven en Maastricht.
Het symfonieorkest geeft niet alleen reguliere uitvoeringen in concertzalen maar bewandelt ook nadrukkelijk nieuwe paden zoals met i-Classics. Dat is beleving van klassieke muziek op een totaal nieuwe manier: cross-overs met dans, mode, film of eten. En zoekt de samenwerking met muzikanten uit andere sectoren. Een belangrijke pijler zijn de educatieve activiteiten voor kinderen. In het coronajaar 2020 zette het orkest sterk in op de ontwikkeling van live-streams zodat de mensen thuis toch een concert konden beleven.
Jaarverslag 2020
© Brabant Cultureel 2021