Liesbeth Lagemaat, geboren in Bergen op Zoom, won op 31 mei de Grote Poëzieprijs 2021 met ‘Vissenschild’. ‘Een adembenemend werk waarin een zinderend poëtisch spel wordt gespeeld. Met deze poëzie toont de dichter grote ambitie en lef, maar ook het vermogen om een grote belezenheid te koppelen aan de huidige tijdsgeest’, aldus de jury. Weinig mensen lukt het een verhaal te vertellen in een bundel. Waarover gaat het verhaal in Vissenschild? Welke legende ligt eraan ten grondslag? Hoe ziet de stijl van Lagemaat eruit?
door Carina van der Walt
Liesbeth Lagemaat (Bergen op Zoom 1962) studeerde Nederlands en Taal- en Literatuurwetenschap. Zij publiceert al geruime tijd en met regelmaat gedichten in literaire tijdschriften en debuteerde in 2005 met de bundel Een grimwoud in mijn keel die tijdens Poetry International werd gekozen tot beste poëziedebuut van dat jaar. Vissenschild is haar zevende bundel.
Op de website van uitgever Wereldbibliotheek wordt Vissenschild kort samengevat: ‘Een kalligrafist vertelt het mysterieuze verhaal van het meisje Elpis, dat op een nacht wordt onteerd door Allesman/Nietsman. Haar lichaam zinkt naar de bodem van de wetering, haar geest stijgt ten hemel. In een magistrale woordenstroom doet de kalligrafist een poging Elpis tot leven te wekken. Ook de vissen en mannen met “werphengelhoofden” steken een handje toe in dit epos, waarin echo’s uit de Vlaamse volkslegende van de Fiere Margriet doorklinken.’
Fiere Margriet
Het gebruik van een kalligrafist als verteller doet denken aan de middeleeuwen. Dat klopt. Als achtergrond voor Vissenschild dient het verhaal van Margaretha van Leuven, ook bekend als Margaretha de Trotse oftewel Fiere Margriet, uit de begin van de dertiende eeuw. Zij is een harde werkster in de herberg van haar oom, maar hij en zijn vrouw worden overvallen, beroofd en vermoord. Ook Margriet ontkomt niet aan het geweld van de rovers. Na haar verkrachting, waartegen zij zich hevig verzet, wordt ze vermoord. Haar lichaam wordt in de Dijle geworpen en zinkt, maar wordt door een ‘vissenschild’ tegen de stroom in gedragen en terug naar het centrum van Leuven gebracht. Het lichaam wordt omgeven door een wonderbaarlijk licht dat de waarheid onthult. Haar geest gaat naar de hemel in ‘een molecuul van licht’. De moordenaars van Margaretha de Trotse worden opgespoord en veroordeeld.
“Mythes, legendes en sprookjes zijn me door mijn vader met de paplepel ingegoten”, vertelde Lagemaat. Volgens haar moet een verhaal altijd van het donker naar het licht verlopen. Precies zo verloopt ook het lot van haar hoofdpersoon Elpis.
Samengebald
Al sinds haar debuut in 2005, waarvoor ze de C. Budding’-prijs kreeg, staat Lagemaat bekend om haar zelfverzonnen woorden zoals ‘vingernagelstift’ in het gedicht Maar in welke vorm wil ze gegoten. Dit is een nieuw samengesteld woord en toch kan iedereen zich er iets bij voorstellen. Poëzie is sowieso voor Lagemaat een ‘samengebald genre’, want samen met een meeslepende woordkeus bestaat de bundel hoofdzakelijk uit gedichten met strofes van slechts twee regels.
Waar Elpis zelf vertelt, zijn de gedichten gedrukt in cursief. Wanneer Lagemaat weet waarover ze het wil hebben schrijft ze snel, op grote vellen aquarelpapier met een lekkere stift, zo vertelde zij op NPO Radio4. Een mengeling van het epische met het lyrische geeft haar poëzie een betoverend effect. Lagemaat schreef ook een libretto voor Vissenschild als opera. Dat is in december 2020 voorgedragen bij Perdu in Amsterdam. De taalmelodie in haar werk wordt duidelijk wanneer zij zelf een fragment voordraagt.
Maar in welke vorm wil ze gegoten
Of het zou zich zo laten aanzien:
Zoals iemand met een spitse vingernagelstift lijnen trekt
op zacht papier: stel je voor dat het papier kan ervaren,
dat het kan voelen, zoals huid, en dat het eventueel kan
weten of voorspellen wat de lijnen zijn die de pen in het wit
zal griffen. Zal het papier dan met blanke nog onzichtbare
letters, woorden vormen en zinnen, zal het tonen wat
de kalligrafist gaat schrijven. Wat hij denkt, voordat hij
schrijft. Is het papier, dat zo zacht is dat het de fijnste trilling
van een idee al in zich opzuigt alvorens de pen het oppervlak
raakt – is het papier nog beter op de hoogte van wat zich roert
in hersenen, hart, van de kalligrafist? Moedigt het hem aan?
De hand met de stift luistert, volgt. In de donzige witte
vlakte onder hem ligt het begraven. Of opgeslagen. Of het ligt er
eenvoudig te liggen totdat vingers een pen sturen, de richting op
zenden van wat straks niet meer is: een geheim.
Ritmiek
Het is deze muzikaliteit die jurylid Jeroen Dera, docent moderne literatuur aan de Radboud Universiteit, de opmerking ontlokte dat hij Vissenschild graag volgend jaar aan zijn studenten wil introduceren in relatie tot Mei van Herman Gorter. In Mei is taal ook echt muziek en heeft het een duidelijke ritmiek. Lagemaat klinkt hierdoor gecharmeerd.
Zelf verbind ik Vissenschild intuïtief met het lyrische epos Raka van de Afrikaanstalige dichter N.P. van Wyk Louw. Hoewel zeer verschillend, spelen de twee epen in en rond het water van een rivier of een nijlpaardpoel.
1. Die Koms van Raka
Die vroue het hom die eerste gewaar
in die loom middag toe die arbeid klaar
was – aan die stampblok, in die jong-groen landerye –
en hulle gedrie, geviere, in dun rye
met kruik en geel, wind-ligte kalbas
op heup en skouer deur die stekerige gras
rustig gestap het na die koel seekoegate
om daar te drentel tot die bruin en laat
skemering en die eerste sterre, met klam sand
en sagte modder om die enkels, in die hand,
om veel te lag en ure te praat,
of skugterig soms een-een uit te waad
deur die taai waterblomme, naak en blink…
Raka, die aap-mens, hy wat nie kan dink,
wat swart en donker is, van been en spier
’n lenige boog, en enkeld dier.
De Grote Poëzieprijs is de opvolger van de VSB-prijs. Uit een aanbod van 107 inzendingen dit jaar won Lagemaat het prijzengeld van vijfentwintigduizend euro. Als eigen keuze sloot ze de bekendmaking af met een voordracht van het gedicht Hemelen. Dat is te beluisteren op YouTube
Hemelen
Zoals druppels vloeien in een schaal, maar voel ik
mij, Elpis, elke waterspat. Een glasblaas haast,
miniemer dan stuifmeel. Vochtparels spreiden zich en
wassen tot wolk en al die spetten ben ik. Uit kristal gegoten,
zonder een ziertje gewicht, Om mij heen: alles koel, zoals zon
zich op water verstrooid een troost weet. Dein ik op de thermiek
van de ochtend, hoger nu al, op sluiers van douw word ik
gedragen, opgetild, die zelf de dunste druppelrag – en stijg ik,
hoger, de wetering een meetlint, uitgerold in het veld.
In een schaduwtombe van wilgen en vlier een doodstille vlek:
in vorm een soort uitgestrekte lichaam van keien en slijk, dat gloeit
als brons. Het wordt lichter. Het koolzaad in schittering. Daar
was het, funeste gestalte. Jonge vrouw, ik heb haar gekend.
Luchtetages geleden. En zuigt de stratosfeer mij in, nimbus
veert op blauw. De smaak van een nikkelen polshorloge. Ver weg:
een stiefmens met een rug vol spijt, over hakselstro gebogen.
Houdt een goudplens tegen haar oor. Sprinkhaanpootjes in
verdoezeling: rikkerakketikkerakkerik. Ver weg: iets als druppels
waterspatten, een klepsydra voor mensentijd. Wat tranen zijn:
ik heb geen idee. Om mij heen kobalten zwerk en hemelkoelte,
de troost van marmer op een verstikkende dag. Zie ik nog
een kleine zweem landen, de oever betasten. Een dauw die
klinkt als een zusje. Spiegelend nevel. Een zandpoederzon.
En is snelheid geen tijd meer.
Wit in het oog van de roos.
Liesbeth Lagemaat, Vissenschild. Een episch gedicht. Amsterdam: Wereldbibliotheek 2020, 64 pp., ISBN 9789028451278, pb., € 22,99.
www.wereldbibliotheek.nl
© Brabant Cultureel 2021
Bedankt aan Hl-lab in Tilburg voor het uitzoeken van de prachtige foto’s, vooral van Fiere Margriet.