Een nieuwe historische atlas van Eindhoven toont vooral het beeld van planologen en bouwkundigen. Dat is interessant, maar voor andere uitingen van cultuur was blijkbaar geen ruimte voorzien. Het beeld is daarmee wat eenzijdig. Zelfs voor PSV is geen rol weggelegd.
door Lauran Toorians
In de reeks historische atlassen van steden die ooit werd begonnen door de Socialistische Uitgeverij Nijmegen (SUN), vervolgens werd overgenomen door VanTilt en nu in hetzelfde format wordt voortgezet door Uitgeverij Thoth, verscheen onlangs een atlas van Eindhoven. Zoals de samenstellers in hun voorwoord al melden, is dat een stad die niet bepaald veel opheeft met haar verleden en die juist toch op een wonderlijke voorgeschiedenis kan bogen. De atlas lijkt daarmee te worstelen.
Het eerste punt is dat de stad, en dan vooral de bestuurders daarvan, steevast lijken te denken dat de geschiedenis van Eindhoven pas begint met de vestiging van Philips en DAF. Dat is een misvatting, want er werd in de middeleeuwen al volop gewoond en gewerkt en het hart van de huidige stad – tussen Wal en Vestdijk – werd begin dertiende eeuw als stad met marktrecht gesticht door de hertog van Brabant. Erg succesvol was die stichting niet, want het werd geen bloeiende (markt) stad en dit historische Eindhoven werd ook nooit groter dan dat huidige centrum. De genoemde straatnamen spreken boekdelen, er was ooit een wal (nooit een stadmuur) en er was een vest of gracht. Daar binnen lag Eindhoven.
Buren
Dit vroegere Eindhoven – hoe dan ook een zelfstandige stad – had wel grote buren, met Woensel als grootste en belangrijkste. Eindhoven werd er eeuwenlang als het ware door omarmd en Woensel was in de regio al vroeg een kerkelijk centrum van enig belang. Ook Eindhoven maakte lang deel uit van de parochie van Woensel. Pas in 1920 fuseerden de gemeentes Woensel, Stratum, Gestel en Blaarthem, Strijp en Tongelre met Eindhoven tot de grote gemeente Eindhoven zoals we die nu kennen. Dat ging niet vanzelf. De diverse onderdelen bleven zich nog geruime tijd eigenzinnig gedragen en ook nu is Eindhoven nog een gemeente met weliswaar een redelijk aaneengesloten bebouwing, maar met verschillende kernen met eigen identiteiten. Een vergelijking met Tilburg dringt zich op, maar daar waren al die verschillende kernen (herdgangen of buurtschappen) juist wel altijd al samen Tilburg.
Niet alleen het huidige Eindhoven, ook de samenstellers van deze atlas doen in veel opzichten alsof dat grotere gebied altijd al ‘Eindhoven’ was. Het zelfstandige bestaan van dorpen als Woensel, Stratum of Strijp komt nergens aan bod. En dat terwijl toch ook een groot deel van de beginnende industrialisatie in de decennia rond 1900 juist niet in Eindhoven, maar op het grondgebied van die dorpen direct buiten de stad op gang kwam. Strikt genomen begon het moderne Eindhoven buiten Eindhoven. Juist in een atlas had dit aspect best wat meer aandacht mogen krijgen.
Wat aan deze atlas ook opvalt is de sterke inzet op architectuur en stedenbouw. Dat laatste is niet gek, want de daarmee gepaard gaande planning speelt zich voor een groot deel af op kaarten. Maar met het gewicht dat architecten en individuele bouwprojecten krijgen, lijkt het alsof de stad geen andere uitingen van cultuur kent dan de bouwkunst. De aanduidingen van al die gebouwen zijn voor niet-Eindhovenaren vaak cryptisch en het is de vraag of Eindhovenaren wel alle gebouwen op Strijp op een blinde kaart kunnen aanwijzen. De namen daarvan zijn combinaties van letters en cijfers en een verhelderend kaartje had niet misstaan. Datzelfde geldt voor de gebouwen op de campus van de TU/e.
Kunst
Bijna terloops – als onderdelen van architectuur – worden het Muziekgebouw Frits Philips en het Parktheater genoemd. Het Evoluon mocht op een foto en het Van Abbemuseum komt niet voor, laat staan het Apollohuis. Toch toonaangevende instellingen die nu en in het recente verleden bijdragen aan de identiteit van de stad. Kunst in de openbare ruimte ontbreekt afgezien van het monument voor de fusie met Stratum in 1920 ook, net als parken, tenzij er villa’s in staan. Dat Eindhoven tegenwoordig niet alleen high tech herbergt, maar ook vooruitstrevend design met de Design Academy, het atelier van Piet Hein Eek en BioArt Laboratories, om maar wat te noemen, deze atlas laat het niet zien. Wel is er een heel ‘katern’ van zestien pagina’s over de TU/e, de campus en Brainport. Maar die hebben dan ook betaald. Zelfs PSV wordt nauwelijks genoemd, al leren we in niet veel meer dan een bijzin hoe het komt dat het stadion zo centraal in de stad ligt.
Deze historische atlas is een interessant boek, maar niet echt een breed naslagwerk voor de geschiedenis van deze Brabantse stad. De ontwikkeling van de stad is hier nogal eng opgevat en het geheel lijkt daardoor vooral een visitekaartje voor de bouwkunde-afdeling van de TU/e.
Jaap Evert Abrahamse, Giel van Hooff, Wilfried Uitterhoeve, Historische atlas van Eindhoven. Van Brabants marktstadje tot centrum van de Brainport-regio. Met een bijdrage van Bernard Colenbrander over de TU/e-campus. Bussum: Uitgeverij Thoth 2021, 96 pp., ISBN 978-90-6868-829-0, hb., € 29,95.
Beeld boven dit artikel > Vogelvluchtkaart door de cartograaf Frans Hogenberg van de belegering van Eindhoven door de graaf van Mansfelt in 1583, tijdens de Tachtigjarige Oorlog.
© Brabant Cultureel 2021