door JACE van de Ven
Corona, je ontkomt er niet aan. Iedereen kent wel iemand die door het virus getroffen is. Dagelijks wijst het journaal je op de hardnekkigheid van de plaag en soms ben je ongerust om het zelf ook te krijgen, hoe voorzichtig je ook bent. Deze week heb ik dat een paar keer gehad. Ik zat te werken aan een eenvoudige theatertekst die straks nodig is voor het feest van Driekoningen. Dit jaar mogen de Drie Koningen, zoals de laatste jaren gebruikelijk, Tilburg niet binnenrijden op kamelen. De gemeente vreest voor een te grote volksoploop. Dus stelde de organiserende stichting mij de vraag om een tiental korte sketches te schrijven via welke het driekoningenverhaal aan kleine groepjes mensen verteld kan worden.
Leek eenvoudig, maar ik heb er behoorlijk op zitten zwoegen. Soms vonkte er zo weinig in mijn hoofd dat ik dacht: ik zal toch geen corona hebben? Maar stapte ik even later op de koersfiets dan wist ik voor een zeventigjarige nog behoorlijk rond te racen. Het zou dus wel meevallen met corona. Waarom lukte het schrijven dan toch lange tijd niet?
Omdat ik het te multireligieus wilde aanpakken, denk ik. Multireligieus, dat zou mooi zijn in 2021, had de organisatie gezegd. Dat zou mooi zijn, inderdaad, maar hoe vertaal je een typisch volksverhaal uit de orthodox-christelijke en katholieke traditie naar bijvoorbeeld de belevingswereld van een naar hier geëmigreerde moslim? Het lijkt me vrij aanmatigend te denken dat je dat wel eventjes in een namiddag zult doen. Ik leverde gaandeweg steeds meer ambitie op dat gebied in en het uiteindelijke resultaat zijn tien Driekoningenscènes die weliswaar geen devote bedoelingen meer hebben, maar toch onmiskenbaar gemaakt zijn door iemand die ooit langdurige met katholieke saus overgoten is. Je kunt die wel afvegen, maar hij blijft altijd een beetje geuren. En dat geeft ook niks.
Terwijl ik zat te zwoegen op mijn Driekoningenscènes, kreeg ik bericht dat Problemen, dingen, zooi en tribulaties is verschenen. Dat boek is een tamelijk uniek fenomeen. Het is namelijk geen sonnettenkrans maar een sonnettenkransenkrans, samengesteld door de volgens mij nooit stilzittende neerlandicus Bas Jongenelen die al twee keer eerder in deze columnserie opdook. Bij een normale sonnettenkrans gaat het om vijftien sonnetten. Van de eerste veertien is de laatste regel van het ene sonnet steeds de eerste regel van het volgende. Ten slotte vormen alle laatste regels onder elkaar samen een nieuw sonnet, het vijftiende, het meestersonnet.
Maar wat gebeurt er nu bij een sonnettenkransenkrans? Daar doe je dat veertien keer achter elkaar en zorg je ervoor dat de laatste regel van een meestersonnet steeds de eerste regel van het volgende meestersonnet is. Uiteindelijk vormen alle laatste regels van die meestersonnetten onder elkaar weer een nieuw sonnet -we zijn dan bij sonnet 225 – het grootmeestersonnet. Het grootmeestersonnet uit Problemen, dingen, zooi en tribulaties luidt:
Wat is er allemaal toch aan de hand?
Problemen, dingen, zooi en tribulaties,
verzoekingen en vragen, situaties,
gedoe en toestanden en trammelant.
De blauwbilgorgels vallen in het niet,
er lopen griezels, monsters, fabeldieren.
En alle gekkigheid wil hoogtij vieren,
op elk gewenst en ongewenst gebied.
We zien hier rare knakkers overal,
met strakke roodgestreepte pipobroeken.
Ze lachen, springen, draaien in het rond.
We horen luid en vals studentgebral.
Het zijn de managers, dus stop met zoeken.
Zij brengen zowat alles aan de grond.
Nou, niet bepaald een sonnet om van bewondering voor achterover te vallen, maar voor wie de moeite zou nemen de hele sonnettenkransenkrans te lezen, is het gedicht toch aansprekender dan hier voor de vuist weg gepresenteerd. Het mag duidelijk zijn dat Bas Jongenelen niet alle 225 sonnetten van de sonnettenkransenkrans zelf geschreven heeft, eentje onder eigen naam, een aantal onder pseudoniem, denk ik, maar de meeste zijn pennenvruchten van bevriende literatoren, de een meer begaafd dan de ander. Maar, ach, het gaat hier om een rederijkersspel dat een aantal schrijvers die nooit in aanmerking zullen komen voor de Nobelprijs voor literatuur een tijdje van de straat heeft gehouden. Mooi toch, zeker in coronatijden waarin gevraagd wordt de drukte te mijden.
Het boek deed me terugdenken aan een uitgave van dertien jaar geleden, Onderlangs, van de Tilburgse kunstenaar Paul Bogaers. Dat boek, een roman, is van de eerste tot de laatste letter opgebouwd uit bestaande zinnen die door Bogaers uit allerlei stuiverromans en obscure boeken werden geknipt. Boeken met titels als Moeilijke meisjes, Hoe leer ik goochelen, Veertig jaren speurderswerk en De onzichtbare slaat toe. Daarbij moet worden aangetekend – Bogaers werkte meer dan vijftien jaar aan Onderlangs – dat het boek niet langs digitale weg tot stand kwam, maar door het eindeloos schuiven en plakken van uit verhalen geknipte zinnen. Er werd zo lang en zo ingenieus mee geschoven dat er uiteindelijk een nieuw doorlopend verhaal ontstond. De steeds wisselende lettertypen in het boek, afkomstig uit het oorspronkelijke drukwerk, bewijzen dat. En al dat geplak en geschuif deed Paul Bogaers niet tijdens een tijd van verplichte quarantaine, maar uit vrije wil.
Ik herinner me dat ik Onderlangs toen, net als Problemen, dingen, zooi en tribulaties nu, lezend maar moeizaam doorkwam. Maar ik vind beide boeken, geheel op eigen wijze, wel literaire hoogstandjes. Niet om de inhoud maar om de curiositeit. Voor verzamelaars van bijzondere boeken een must, lijkt me, meer dan mijn Driekoningenscènes. Maar wees gerust, die zullen nooit uitgegeven worden.
De Driekoningenscènes zijn te zien in Tilburg op zondag 3 januari 2021, toeschouwers moeten inschrijven via de stichting Het Vierde Geschenk. Door corona zijn er maar weinig plaatsen. Problemen, dingen, zooi en tribulaties is uitgegeven door Stichting Korreltje Zeezout Ellemeet (ISBN 9789464183184, € 22,50). Onderlangs, uitgegeven in 2007, is nog te bestellen via Uitgeverij IJzer, maar is ook tweedehands verkrijgbaar.
© Brabant Cultureel 2020