door Arnold Verplancke
Ik weet wel er zijn erger dingen in het leven. Vertel mij wat, ik heb twee partners verloren aan kanker en een kleinzoon in het verkeer. Maar toch vind ik het jammer dat Lucebert per 1 januari 2021 sluit.
Voor degenen die – geografisch of cultureel – niet in mijn bubbel zitten even een verduidelijking. Lucebert is de artiestennaam van de dichter/schilder Jacobus Swaanswijk (1924-1994). Maar het is ook de naam van het restaurant van Theaters Tilburg. Sinds een jaar of zevenentwintig. Daarvoor was er ook wel een soort eetgelegenheid bij de schouwburg, maar pas vanaf die tijd telde het echt mee als restaurant. En ik overdrijf niet als ik zeg dat het inmiddels tot de vijf beste van Tilburg behoort.
Mondjesmaat
Het restaurant heeft nu nog een maand of drie te gaan. Dan gaan de deuren definitief dicht, heeft Theaters Tilburg laten weten. Ik draai lang genoeg mee om begrip te hebben voor zo’n beslissing. Maanden coronasluiting van schouwburg, concertzaal en restaurant. Nu maar mondjesmaat open met maximaal tweehonderdvijftig mensen in de zaal en dertig in het restaurant. Daar moet aan alle kanten geld bij. En je kunt als theaterdirecteur toch moeilijk met geld voor cultuur de eigen horeca overeind blijven houden.
Maar toch. Als ik het op mijzelf mag betrekken: er valt weer iets weg uit mijn persoonlijke geschiedenis. Een half jaar geleden zei ik nog tegen Sietse Wiersma, de verpersoonlijking van dit restaurant, dat hij vier generaties van mijn familie heeft bediend. Mijn inmiddels overleden ouders kwamen graag mee, eind vorige eeuw, om in de watten te worden gelegd met een arrangement dat zich uitstrekte van vóór tot na de voorstelling, met zelfs een koffie of glaasje bubbels in de pauze. Toen mijn vader ruim twintig jaar geleden begon te dementeren en dacht dat hij nog even ad rem en spits was als vroeger reageerde Sietse, die ons als ober bediende, professioneel en lachend, zoals mijn vader ongetwijfeld verwachtte.
Toneelvoorstelling
Met mijn beide overleden echtgenotes heb ik er graag en vaak gegeten, met mijn dochter ook. Toen mijn kleinzoon een verslag moest maken voor zijn CKV op de havo, nam ik hem mee naar de schouwburg en naar Lucebert. Het was een voor jongeren toegankelijke voorstelling met wat beweging en muziek, herinner ik mij. “Opa, de volgende keer wil ik wel een echte toneelvoorstelling”, zei hij na afloop. Door een verkeersongeluk in Duitsland is daar weinig tijd meer voor geweest.
Zijn zus studeert nu aan de Fontys Academie voor docent drama en woont op kamers, een goede steenworp afstand van Theaters Tilburg. Toen ik onlangs met haar at bij Lucebert, kon ik het niet laten om te zeggen dat Sietse me nu met de vierde generatie zag.
Weerloos
Ik zal het missen, Lucebert. Het is natuurlijk onvermijdelijk om de naamgever te citeren met zijn bekendste dichtregel, dat alles van waarde weerloos is. Het gedicht heet: de zeer oude zingt (zo voel ik me ook nu ik dit schrijf) en dateert uit de jaren vijftig:
er is niet meer bij weinig
noch is er minder
nog is onzeker wat er was
wat wordt wordt willoos
eerst als het is is het ernst
en blijft het ijlings
alles van waarde is weerloos
wordt van aanraakbaarheid rijk
en aan alles gelijk
als het hart van de tijd
als het hart van de tijd
Lucebert fascineerde mij al op de HBS. In ons studieboek Literaire Kunst van Lodewick stond toen op de laatste pagina zijn gedicht het einde. Ik ga het niet kopiëren uit zijn verzamelde gedichten, maar de eerste regels zitten gegrift in mijn hoofd:
oud de tijd en vele vogels sneeuwen
in de leegte in de verte
wordt men moe en de stemmen
staan stijf om zelfs de zuiverste lippen
“Er gaat een wereld van onbegrip voor je open”, zou Wim Kan kunnen zeggen. Maar voor mij ging er een wereld van onbegrensde taal en tekens open. Ik raakte gegrepen door de experimentelen die zich inmiddels hadden gegroepeerd als Cobra voor de beeldende kunst en als Vijftigers voor de dichtkunst. Appel, Constant en Corneille om maar een paar namen uit de eerste groep te noemen; Kouwenaar, Elburg, Campert, Lucebert en Schierbeek uit de tweede groep.
Keizer
Lucebert zou in 1954 de prijs voor de poëzie van de stad Amsterdam krijgen en wilde die onderscheiding in stijl in ontvangst nemen. Uitgedost als keizer, met hellebaardiers (Schierbeek en Campert) aan zijn zijde, verscheen hij bij het Stedelijk Museum. Maar zoveel creativiteit ging het bevattingsvermogen van de overheid te boven. Zij werden geweigerd, als een soort provo’s avant la lettre. Sindsdien droeg Lucebert de titel keizer als geuzennaam.
Ik bewaar zorgvuldig van de laatstgenoemde vijf het kleine boekje vijf 5tigers uit 1958 en ook het boek de experimentelen van Bert Schierbeek uit begin jaren zestig over het ontstaan van Cobra.
Ook Schierbeek (1918-1996) fascineerde me met zijn teksten die proza lijken, maar meer zang en poëzie zijn. Zo zeer dat ik zelf verhalen ging schrijven in zijn stijl, tot waardering gelukkig van mijn leraar Nederlands.
de wereld is nog onbewoond
de wereld is nog nooit getekend
droog hout en honger
de harde hand
wij gaan onbewogen heen in andere namen
(uit Het Boek Ik van Schierbeek)
Soldatenmoeder
Even een terzijde. Dat de Zangeres zonder Naam een lied van Lucebert heeft gezongen, zal niet iedereen weten. Toch is dat zo: de soldatenmoeder heet het gedicht en ik heb het haar zelf zien en horen zingen in 1969. Tijdens een voorstelling van Poppetgom door Studio Scarabee in Den Haag klonk plotseling de stap van een mankepoot en kwam de beroemde smartlappenzangeres zelf het toneel op. De muziek voor Poppetgom is grotendeels geschreven door de eigentijdse componist Bruno Maderna. Lucebert tekende voor enkele teksten en voor de omslag van de programmafolder: een grijnzende soldatenmoeder die een generaal met pistool baart. De televisie zond het stuk nog datzelfde jaar uit.
Kreeftenbak
Terug naar het hier en nu. Restaurant Lucebert is nog tot eind dit jaar te bezoeken, verder zal ik er geen reclame voor maken. Daar gezeten, vroeg ik me bij een goed glas chardonnay af of ik nog andere restaurants uit mijn lange loopbaan mis. Een speciaal plekje in mijn hart houdt Villa Catherina in Boxtel, waar ik vorige eeuw graag te gast was met mijn toenmalige echtgenote en ook met mijn ouders. Ik herinner mij de grote kreeftenbak ergens bij de entree en de royale kreeftenschorten om je kleding te beschermen.
Ook in de Jonge Hertog in Oisterwijk heb ik vaak prima gegeten, al heb ik wel eens veel loden kogeltjes uitgestald op de rand van mijn bord toen ik er wild at dat kennelijk met een schot hagel was afgeremd.
Mijmerend over de verdwenen restaurants vroeg ik me ook af welke toneelstukken niet uit mijn geheugen te wissen zijn. Groot en Klein van Botho Strauss bijvoorbeeld, de Vondel-ensceneringen van Hans Croiset, veel van Beckett, De koning sterft van Ionesco. Maar dat wordt een verhaal apart. Laat ik eindigen met de enige nog levende dichter van de vijftigers, Remco Campert (1929), van wie recent Mijn dood / en ik verscheen.
hoe zal de dood zijn
een onmetelijke ruimte?
of het klein beperk van een kist?
nee zeg ik tegen dat laatste:
opgenomen door de sterren
in hun nachtelijke pracht
Luister naar ‘de soldatenmoeder’ door de Zangeres Zonder Naam:
© Brabant Cultureel 2020
Inderdaad een zeer persoonlijke reactie. Mooi om zo uitvoerig te kunnen zijn en daarvoor de ruimte te hebben. Veel herkenning.
Dankje.
Arnold, ik vind de openingszin ongepast.
Wat mooi geschreven. Persoonlijk, warm en een tikkie melancholisch. Het raakt en maakt me nieuwsgierig naar zowel het restaurant als de gedichten. Mooi, zoals je deze onderwerpen met elkaar verbindt.
Mooi artikel, Arnold, recht uit het literaire en gastronomische hart.
Avondje schouwburg met een diner bij Lucebert daar heb ik altijd met volle teugen van genoten. Helaas was het de laatste jaren wat minder doordat mijn portemonnee niet meer meewerkte.
Lucebert zou eigenlijk niet dicht mogen gaan. Het restaurant hoort gewoon bij de schouwburg.
Mooi inderdaad. Maar niet zo mooi dat Lucebert verdwijnt. Schouwburg en restaurant horen onlosmakelijk bij elkaar. Je zou toch verwachten dat de gemeente Tilburg hiervoor op de bres zou springen!
Hier word ik heel verdrietig van. Ik ben een fan van Lucebert, wiens stijlgenoot in het Afrikaans de dichter Breyten Breytenbach is. Dank voor deze bijdrage. Een andere tekst van Remco Campert (de enige overlevende Vijftiger) die ik als levens veranderend ervoer, is het gedicht “Lamento” dat ik in Watou ontdekte:
Hier nu langs het lange diepe water
Dat ik dacht dat ik dacht dat je altijd maar
Dat je altijd maar
Hier nu langs het lange diepe water
Waar achter oeverriet achter oeverriet de zon
Dat ik dacht dat je altijd maar altijd ( strofe 1 en 2)