door JACE van de Ven
Een slechte kunstenaar wil per se KUNST maken. Dat lijkt niet al te ingewikkeld omdat hij precies weet wat KUNST is, maar achteraf valt het resultaat meestal tegen. Want om iemand die per se kunst wil maken en die precies weet wat kunst eigenlijk is, moet de kunst heel hard lachen. Een goeie kunstenaar schakelt zijn eigen wil uit. Hij heeft iets naïefs en vreest dat kunst iets is wat hij nooit zal kunnen bereiken. Toch bezit hij de drang om ernaar te zoeken, en omdat hij weet dat hij niet veel weet, gaat hij intuïtief aan de slag. Het lijkt of hij zomaar wat aanmoddert en dat zijn queeste steeds hopelozer wordt. Maar, kijk, daar schenkt de kunst hem uit medeleven met zijn geploeter zomaar wat onvervalste schoonheid.
Ik hoop dat ik het goed verwoord, want het is de samenvatting van een passage uit een gesprek van meer dan twee uur, een gesprek dat onmiddellijk vanaf het begin enthousiast alle kanten op vloog. Ik had het deze week in Teteringen met Harry van Boxtel, schrijver van het bibliofiele boekje Jan van Eyck en de Van der Paele papegaai dat collega Lauran Toorians onlangs op deze site besprak. Ik ga Harry van Boxtel tijdens de presentatie van het boekje op 8 oktober 2020 interviewen en reisde daarom af naar Teteringen om via een voorgesprek wat wetenswaardigheden op te doen.
Uiteraard ging het gesprek over papegaaien, want Harry van Boxtel is de oprichter van Het Papegaaienmuseum dat is te vinden op de website CuBra die beheerd wordt door publicist Ed Schilders. In 1980 werd Het Papegaaienmuseum met de volgende vraagstelling begrond: “Wanneer een museum slechts die kunstwerken in zijn collectie opneemt welke een papegaai tot thema hebben, biedt het dan een collectie voor degenen die streven naar een adequaat beeld van de stand van zaken in de kunst?”
Of dat zo is of niet, moet u zelf maar beoordelen door naar Het Papegaaienmuseum te gaan. Wat mij betreft is het antwoord ‘ja’ en niet alleen wat de kunst betreft, de papegaai is een pars pro toto. Via dat deel probeert Van Boxtel het geheel te begrijpen. Indien dat al mogelijk, van belang, gewenst of ongewenst is. Ik kreeg tijdens ons gesprek niet de indruk dat Van Boxtel zich daar druk over maakt. Hem lijkt de zoektocht volgens mij interessanter.
Van Boxtel (1952) is een filosoof, niet alleen van aard, maar ook van professie. Na TH-bouwkunde in Eindhoven studeerde hij filosofie in Nijmegen en was de laatste decennia van de vorige eeuw docent filosofie aan Sint Joost in Breda. Hij publiceerde naast papegaaienstudies onder meer over Yves Klein en Marcel Broodthaers en gaf de dichtbundel Liederen van onschuld en onbehagen uit. Daaruit hier een gedicht, toevallig ook over vogeltjes:
Een goeie vink, menneke, daar is veel plezier aan te beleven…
Daarom moet je een putter nemen…
En die putter zet je bij een lijster…
Dan neemt hij de zang over van die lijster…
Die putter moet bij de vink…
De vink neemt de zang over van de putter, maar dan moet het wel zo zijn dat die putter goed zingt…
Daarom zet ik die altijd eerst een paar weken bij een lijster…
Die putter, die zingt dan als een lijster…
Prachtige zangers lijsters…
En die haal je weg…
Daar zet je een vink voor in de plaats…
De vink neemt de zang over van de putter…
Maar dan moet die putter wel goed zijn…
Daarom moet die eerst bij een lijster…
En als dat eenmaal goed samen opzingt…
Volgens mij is er geen betere beschrijving mogelijk over hoe mooi de wereld zou kunnen zijn als je maar een goeie putter, een goeie lijster en een goeie vink had.
De vogels kwamen in Harry van Boxtels leven toen hij een jaar of twaalf was. Zijn vader kreeg opeens een parkietenmanie. “Acht kinderen thuis, die leken voor moeder. Vader adopteerde een zwerm parkieten. Die vogels werden gekoesterd en geweldig goed verzorgd. Ze kregen dagelijks een soort van Indische rijsttafel; elk koppeltje een dienblad vol met schaaltjes en bakjes met allerlei heerlijkheden. En mijn moeder kreeg een koppeltje halsbandparkieten voor haar verjaardag. Zo trakteerde mijn vader feitelijk zichzelf.”
“Toen ik eenmaal het huis uit was, begon ik meer en meer musea te bezoeken, en kunstboeken te lezen en verzamelen. Zo liep ik op een gegeven moment tegen de Van Eyck aan. En daar zag ik die halsbandparkiet zitten. Wat doet die daar? Ook Broodthaers kwam te voorschijn, Magritte, Van Gogh, Ensor. Ergens rond 1980 begon ik afbeeldingen en teksten te verzamelen. Niet veel later las ik een boek van Flann O’Brien, Tegengif. Daarin kwam ik een fragment tegen over iemand die alleen boeken leest met groene omslagen.”
Pas rond 1990 kwamen de papegaaien fysiek in zijn leven. Hij woonde met vijf van hen samen. Zij op en in hun kooien, hij in de bank, met een boek. “Een enorme pokkenherrie iedere morgen, bij zonsopgang. Eerste lichtstraaltje is de wekker voor hen. Het hele repertoire wordt dan doorgenomen. Tegen elkaar omhoog, en om het hardst. Prachtig. Alleen wat vroeg. Maar ze verrijkten mijn blik op de wereld en op de kunsten. De kleuren van hun verenpakken, de intelligentie, de spraak- en zangvermogens… Ik vond, en vind, dat het geweldige schilders zijn, schilderijen eigenlijk… heb dat grondig bestudeerd, per soort. Ik begon bijvoorbeeld de veertjes per soort te verzamelen, ook de kleinste veertjes. Sorteerde die veertjes op kleur, en die gingen in transparante bakjes. Die stapelde ik, zodat je per soort zicht kreeg op de kleurenrijkdom van die beestjes. Heb toen ook verf gemaakt van die veertjes, en daar kleine monochromen mee gemaakt. Per soort het kleurenarsenaal mooi naast elkaar… Bakjes en monochromen zijn geëxposeerd, in Museum Van Bommel-Van Dam in Venlo… nou ja, veel veel veel dus…”
Ed Schilders, bijna leeftijdgenoot (1951) en collega-boekenwurm, besprak in de Volkskrant Van Boxtels boek over Broodthaers en werd op die manier bekend met Harry’s allesomvattende fascinatie met betrekking tot de papegaai. Schilders: “Gaandeweg raakte ik gefascineerd door die fascinatie. Een website leek me het enige medium waarmee je al die verbeeldingen van en opvattingen over de papegaai enigszins zichtbaar kon maken zoals Harry daarmee omgaat. Toen zijn we op de website CuBra gestart met Het Papegaaienmuseum. Het mooie is, vind ik, dat daarin alles met elkaar verbonden kan worden. Wetenschap, wijsbegeerte, beeldende kunst, en literaire teksten, variërend van fabels en liedjes tot anekdotes en satire, zelfs erotica.”
Het Papegaaienmuseum zal volgens Schilders nooit voltooid zijn. “Harry omschrijft zijn werk en de website het liefst als ‘een odyssee’, een avontuurlijke reis. En wat sommigen een nadeel vinden van de website, vind ik nou juist het unieke: die reis is nooit af. De kans dat je onderweg een paar keer verdwaalt in nieuwe avonturen is groot. De bezoeker is dus gewaarschuwd.”
www.cubra.nl – Harry van Boxtel
Lees ook op Brabant Cultureel:
Wat doet de papegaai van kanunnik Joris van der Paele op het paneel van Jan van Eyck?
© Brabant Cultureel 2020
Het interview met Harry van Boxtel door Jace van de Ven én filosoof Charles Vergeer vindt plaats op donderdagavond 8 oktober in PARK, Wilhelminapark 53, Tilburg. Aanvang: acht uur.
Er kan maar een beperkt aantal bezoekers toegelaten worden en men dient zich vooraf op te geven bij de secretaris van de Brandon Pers: cvanraak@online.nl.