door JACE van de Ven
Niko de Wit vijftig jaar beeldhouwer is de titel van een boekje dat onlangs verscheen ter begeleiding van een tentoonstelling van het werk van deze beeldend kunstenaar bij Luycks Gallery en Atelier Niko de Wit in Tilburg. Van 1970 tot en met 2019 staat er van elk jaar een beeld van hem in, voorafgegaan door een korte inleiding op het werk door galeriehoudster Ingrid Luycks. Opvallend daarbij is dat De Wit, geboren in 1948 in Bergen op Zoom, op zijn tweeëntwintigste zijn eigen stijl al volledig gevonden lijkt te hebben.
Het lijkt alsof De Wit altijd gedacht heeft in heldere vormen die hij laat staan, liggen of zich verheffen. Zijn kunst begint steeds bij een vorm die hij doorontwikkelt tot een nieuwe vorm. Zo ziet hij potenties die hij verder uitwerkt. Als kind al knipte hij vormen uit papier en zag tot zijn verbazing hoe in het papier dat overbleef een tegenvorm ontstaan was. Het fascineerde hem dat je met vorm en tegenvorm kon spelen. Je kon ze bijvoorbeeld spiegelen of ritmisch ordenen, En maakte je ze driedimensionaal, dan kon je ze ook stapelen. Hé, dan ging ook de zwaartekracht een rol spelen. Dat bracht energie! Het zorgde ervoor dat de door hem gemaakte vormen spannende avonturen leken te beleven, aardse of hemelse neigingen vertoonden, kortom vormen van leven werden. Geometrie bestond niet langer alleen uit berekenbare gegevenheden, maar was ook poëzie geworden. Ziedaar het wezenlijke van de beeldhouwkunst van Niko de Wit.
Vijftig jaar. Het is een gekozen jubileum. Meer dan vijftig jaar geleden maakte De Wit ook al beelden. Hij heeft het altijd gedaan, maar hij telt zijn eerste tweeëntwintig jaar niet mee als de tijd dat hij van beroep beeldhouwer is. Hij ontkent zijn jeugdwerk niet, zoals de componist Bruckner deed, die zijn tweede symfonie opnieuw zijn eerste noemde, omdat hij de oorspronkelijke eerste – later de nulde genoemd – wilde ontkennen. De Wit ontkent niets, hij kan met plezier vertellen over de carnavalswagens die hij als adolescent ontwierp voor de optocht in Krabbegat. En hoe hij als kind al de schoonheid zag van de oude architectuur in Bergen op Zoom, van de onaantastbare vormen van de vestingwerken tot de elegantie en de voornaamheid van het Markiezenhof. Maar ook nieuwe architectuur als de neo-vroegchristelijke Heilig Hartkerk (1953) of de naoorlogse architectuur van Jos Bedaux. De Wit is zo’n beeldhouwer die al beeldhouwer was voordat hij het was.
Het boekje Niko de Wit vijftig jaar beeldhouwer begeleidt niet alleen de tentoonstelling in Luycks Gallery, maar ook een expositie in De Wits eigen atelier. Er is zoveel dat gezien mag worden: de drang om zich te uiten in beeldende vormen leverde tot nu toe ongeveer zevenhonderd beelden op, bijna allemaal uit eigen beweging gemaakt. Beelden voor opdrachten bestonden bijna altijd al in hun oervorm en op kleinere schaal voordat zij later op schaal werden uitgevoerd.
Dat betekent niet dat de omgeving de uiteindelijke uitvoering niet beïnvloed heeft. In het tien jaar geleden verschenen boek Niko de Wit beeldhouwer wordt mooi beschreven hoe het beeld Port du Nord in Rhoon bij Rotterdam zijn uiteindelijke omtrekken krijgt en hoe een schaalmodel ter grootte van een duim uitgroeit tot een monumentaal bouwwerk van 840 bij 470 bij 1440 centimeter, een beeld dat ‘bezocht’ kan worden door erop te wandelen en dat bovenaan een venster op de wereld blijkt te zijn.
De portretten die Niko de Wit tijdens zijn carrière tussendoor maakte, lijken op het eerste gezicht niet verenigbaar met de kloeke vormentaal van zijn monumentale werk. Neem het portret van Maurice Ravel dat hij in 1993 voor Muziekcentrum Vredenburg maakte. De kop is een ruimtelijke compositie op basis van enkele dragende platen waarop de gelaatstrekken via blokjes en balkjes was en andere accentueringen zijn aangebracht. Resultaat: onmiddellijke herkenbaarheid, maar ook het zichtbare spel van de weg ernaartoe.
In tal van plaatsen staan beelden van Niko de Wit, vaak in heldere, abstracte vormen. Dansende Schildpadden dat in Tilburg in de tuin van Fontys Hogeschool voor de Kunsten staat, lijkt daarom op het eerste gezicht een uitzondering in zijn werk. Maar bij nadere beschouwing lijkt de figuratie maar ten dele. Het gaat om twee halve schildpadden die om elkaar heen zwieren. Inhoudelijk verwijzen zij enerzijds naar de introvertie van de slotkloosterzusters die vroeger op deze plek woonden en anderzijds naar het podium van de kunststudenten die er momenteel worden opgeleid. In de sokkel zijn nog allerlei verwijzingen naar tijd, plaats en handeling verwerkt. Wederom gaat het om de samenhang van tegengestelde elementen en het oorzakelijk verband tussen alles, uitgedrukt in een organische en architectonische vormentaal.
Dat klinkt allemaal gewichtig en het zou doen vermoeden dat Niko de Wit een intellectualistisch beeldhouwer is. Quod non. Hij is iemand die de wereld om ons heen vertaalt in een persoonlijke vormentaal. Startend vanuit de natuur gaat hij van veel naar weinig. Hij snijdt als het ware stukjes uit die natuur die hem intrigeren. En als hij potentie in dat materiaal ziet, werkt hij de vormen verder uit, accentueert hun betekenis en probeert zo de essentie der dingen te benaderen. En dat alles niet deducerend en doorrekenend als een computer, maar met de intuïtie als leidraad. Dat maakt zijn soms ogenschijnlijk koele geometrische kunst tot een poëtische ervaring.
‘Niko de Wit vijftig jaar beeldhouwer’ is tot en met 11 oktober 2020 in Luycks Gallery en het eigen atelier van de kunstenaar. Ook is er de expositie Homo Ludens met absurdistische assemblages van Sjon Brands en bronstransformaties van Niko de Wit in de LocHal in Tilburg, tot 22 november.
© Brabant Cultureel 2020