Al vaker hing het lot van sociaal-cultureel centrum De Enck in Oirschot aan een zijden draad. Maar op 2 juli 2020 viel definitief het doek. De gemeenteraad weigerde om extra geld uit te trekken voor de noodlijdende stichting. Een doorstart is hoogst onzeker. Oud-voorzitter Frans Verouden vraagt zich nu af of elke gemeente in Noord-Brabant wel zijn eigen theater moet hebben.
door Emmanuel Naaijkens
Frans Verouden zit in een wat vreemde positie. Zeven jaar was hij voorzitter van sociaal-cultureel centrum De Enck in de gemeente Oirschot. Maar op 14 juli 2020 kwam daar een eind aan toen de rechtbank in ’s-Hertogenbosch het faillissement uitsprak over de Stichting Sociaal Cultureel Centrum De Enck. Vanaf dat moment had hij niets meer te zeggen over het lot van De Enck. Dat ligt vanaf die datum in handen van curator mr. Rob van Seumeren die nu onderzoekt welke opties er nog zijn.
Opstelling
Een doorstart van De Enck is een van de mogelijkheden, maar dat hangt af van initiatieven vanuit de Oirschotse samenleving en de opstelling van de gemeente, zo laat een kantoorgenoot van de curator weten. Als er serieuze plannen zijn dan zal de curator daar zeker naar kijken, maar als ze niet haalbaar zijn, is het echt over en uit voor De Enck.
In heel Oirschot hangen affiches met de tekst ‘De Enck moet blijven‘. Maar of dat meer is dan een poging om de publieke opinie te mobiliseren weet Verouden niet. Sinds het faillissement staat hij aan de zijlijn. Hij heeft geen bemoeienis met het onderzoek naar de overlevingskansen, omdat hij vindt dat een vervolg sterk vanuit de gemeenschap moet worden gedragen. Hij heeft van horen zeggen dat een ondernemer ideeën heeft over een doorstart, maar het fijne weet hij er niet van. “Ik heb me als voorzitter zeven jaar ingezet voor De Enck, en ik heb er met het bestuur van alles aan gedaan om de toekomst van het theater te verbeteren. Maar achteraf kun je de vraag stellen of er wel een toekomst was voor De Enck zonder een structurele bijdrage”, zegt de oud-voorzitter over de telefoon.
Zijn conclusie is dat er vanaf de opening in 2004 een wezenlijke constructiefout zat in het figuurlijke bouwwerk. “De gemeenteraad heeft zich vanaf het begin op het standpunt gesteld dat er geen structurele subsidie naar De Enck mocht gaan. Iedereen die actief is in de theaterwereld weet dat zoiets onmogelijk is. Ik kom nog wel eens bij andere theaters en als ik dan vertel dat wij geen structurele subsidie krijgen, kijken ze mij ongelovig aan.”
Rooien
De gemeenteraad was wel bereid om voor de bouw vier miljoen euro beschikbaar te stellen, maar daar bleef het bij. Enkele lokale ondernemers die toen de kar trokken, waren ervan overtuigd dat het mogelijk was uit de exploitatie van het complex voldoende inkomsten te halen om het zonder subsidie te kunnen rooien. Dat bleek een misrekening. De jaren die daarop volgden, schreef De Enck rode cijfers. De gemeente vulde tekorten aan, maar altijd als incidentele uitgave.
In 2014, toen Frans Verouden net aantrad als voorzitter, kwamen de eerste grote onderhoudskosten aan het licht en bleek dat er geen reserveringen waren gedaan ten behoeve van afschrijvingen en dotaties groot onderhoud. De financiële situatie van De Enck bleek nog penibeler dan gedacht. Alle pogingen om het fundament te verstevigen, bleken uiteindelijk onvoldoende effect te hebben.
Om de vicieuze cirkel te doorbreken werd in 2019 door twee deskundigen een onderzoek gedaan naar een optimale exploitatie van De Enck. Op basis van het rapport was de gemeenteraad bereid om, opnieuw incidenteel, geld beschikbaar te stellen om dat in twee jaar te realiseren. Het eerste kwartaal van het theaterseizoen 2019-2020 verliep volgens Verouden positief, de exploitatie vertoonde een plus. Maar de coronacrisis maakte in één klap een einde aan een voorzichtig optimisme. Net als in de rest van de culturele sector vielen de inkomsten van de ene op de andere dag weg, terwijl de vaste kosten doorliepen.
In april zag Verouden aankomen dat De Enck op een exploitatietekort afstevende van 150.000 euro, en dat het perspectief in het nieuwe seizoen door de aanhoudende coronacrisis uiterst onzeker was. Overleg met het college van B. en W. resulteerde in een voorstel aan de gemeenteraad dat uitging van beëindiging van De Enck via een zachte landing. Daarvoor moest wel opnieuw geld beschikbaar worden gesteld, bijna 450.000 euro. Maar de gemeenteraad besloot er, zoals dat heet, abrupt de stekker uit te trekken. Daarop restte volgens de oud-voorzitter geen andere mogelijkheid dan om het faillissement aan te vragen.
Lokaal
Terugkijkend stellen we de vraag aan Verouden of De Enck als theater wel bestaansrecht had? Hij twijfelt. Elk seizoen stonden er enkele tientallen professionele voorstellingen op het programma, maar het kwam nogal eens voor dat van de 320 beschikbare kaartjes er teveel onverkocht bleven. Behalve als er populaire cabaretiers op het affiche stonden, die waren doorgaans uitverkocht. “Maar ja, dan zaten er ook veel mensen in de zaal die van buiten Oirschot kwamen. Moet je dan als kleine gemeente (Oirschot telt ongeveer 18.600 inwoners, red.) een eigen theater in stand houden? Voor theaterliefhebbers uit Oirschot zijn er op korte afstand voldoende alternatieven in Tilburg, Breda en Eindhoven. Gemeenten als Best en Boxtel hebben er om die reden juist voor gekozen om geen eigen theater te bouwen. Een ontmoetingsplaats voor lokale verenigingen. Die is wel hard nodig.”
Wat er nu met het complex moet gebeuren, weet Verouden ook niet. Er kantoren of appartementen van maken, is zeer kostbaar en stuit ook op planologische bezwaren. Wat hij wel weet: de theaterzaal afbreken is een enorme kapitaalvernietiging.
De Enck
Sociaal Cultureel Centrum De Enck, gelegen aan de uiterste rand van het karakteristieke dorpshart van Oirschot, opende op 1 maart 2004 zijn deuren. De gemeente droeg vier miljoen bij in de stichtingskosten, maar verder zou het centrum zich financieel zelf moeten bedruipen, mede door commerciële activiteiten. Zoals indertijd in de vastgoedwereld werd opgemerkt, ging het om een unieke constructie. Dat De Enck geen structurele subsidie kreeg, was vanuit die optiek een voordeel: geen bemoeienis van de overheid. Het liep dus anders.
Het complex (theaterzaal met 320 stoelen, horeca, ruimten voor maatschappelijke en culturele organisaties en zorginstanties) was eigendom van de stichting. Horeca, kaartverkoop, verhuur van ruimten en sponsoring waren de belangrijkste inkomsten. Maar dat was niet genoeg voor een sluitende exploitatie. In de afgelopen jaren bedroeg het tekort jaarlijks ongeveer een ton. Tot het faillissement waren er twintig personeelsleden, waarvan ongeveer vier fte met een vast contract.
© Brabant Cultureel 2020
Interessant verhaal dat het dilemma goed schetst. Enerzijds gemeenten die wel geld beschikbaar willen stellen voor stenen: een gebouw neerzetten, maar niet voor de onontkoombare exploitatie jaarlijks. Anderzijds de vraag of elke plaats wel een theater nodig heeft. Na een halve eeuw ervaring luidt mijn antwoord op de 2e vraag: nee. Maar op de eerste tegenstelling: als je A zegt, moet je weten dat B onontkoombaar is.
Wat een gedoe!!! Zorg gewoon dat er weer theater is! Waar leuke optredens zijn en we kunnen genieten, en wat is in eigen dorp. Nu wijken mensen uit naar Best en verder weg. ZONDE terwijl er gewoon al theater is.