Door JACE van de Ven
Van de verkeerde kaant in de schônste stad van ’t laand was een weekend-manifestatie in 1979 in het Tilburgse studentencafé Posjet. Als stadsredacteur die weekenddienst had voor wat toen nog heette Het Nieuwsblad van het Zuiden schreef ik er een stuk over. Nu ik het boek Van Willem II naar Roze Maandag van cultureel antropoloog Luc Brants lees, word ik eraan herinnerd. Het boek beschrijft de zichtbaarheid van homoseksualiteit, sekse- en genderdiversiteit in Tilburg. De manifestatie in 1979 is het eerste gay-evenement dat daarin zonder enige schroom wordt aangekondigd. De zichtbaarheid van homoseksualiteit in het boek gaat, kort gezegd, van het verstoppen en proberen te ontkennen van homoseksuele interactie tot het afficheren ervan bij iets als het reclame maken voor de Tilburgse kermis.
Voor mij vat Van de verkeerde kaant in de schônste stad van ’t laand op poëtische wijze de stand van zaken samen wat betreft de homo-emancipatie rond 1980. Zien we in het boek van Brants hoe in de negentiende eeuw en begin twintigste eeuw homoseksuele bijeenkomsten zich ergens in het geheim afspeelden, na de maatschappijveranderingen in de jaren zestig gebeurde dat nog wel achter veilige muren, maar werd er niet langer omheen gedraaid. Van de verkeerde kaant in de schônste stad van ’t laand zegt: wij zijn geen hetero’s, maar wensen evenzeer van het leven te genieten. Er zit al een heel stuk emancipatie achter, een emancipatie die in de jaren negentig voltooid lijkt als dat van het leven genieten op straat gaat gebeuren. Vanaf dan vieren LHBTI’ers – lesbiennes, homo’s, bi’s, transgenders en interseksuelen – de Tilburgse kermis met slaande trom en kakelbonte outfits. Het is een aanstekelijk feest, ondanks dat de meeste dragqueens niet kunnen acteren of zingen. Hun passie en inzet werkt zo aanstekelijk dat ook tal van hetero’s aan Roze Maandag meedoen en voor een dag ‘van de verkeerde kaant in de schônste stad van ’t laand’ willen zijn. De emancipatie leek voltooid.
Ergens tijdens die jaren negentig heb ik nog enige tijd een rubriek verzorgd in de Gaykrant. Dat zat zo: de achterpagina van het magazine was elke keer gewijd aan de Amsterdamse cultdisco iT. Daarop stond steeds op wervende wijze hun programma opgesomd. “Dat gaan wij ook doen,” sprak Jos Migchelbrink die samen met Han van Waarden de DansSalon in Eindhoven uitbaatte, ook wel de iT van het zuiden genoemd. Hij vroeg mij voor de tekst.
Anders dan de echte iT hielden wij het niet alleen bij het programma. Tweewekelijks ging ik bij Migchelbrink langs en zocht een vijftal foto’s uit een stapel shots die tijdens kinky feesten in de DansSalon waren gemaakt. Op die taferelen van spannend geklede en uitdagend bewegende homo’s liet ik dan mijn fantasie los en verzon er liefdevolle perikelen bij, compleet met verzonnen namen en nicknames van de afgebeelde figuren. Het was leuk om te doen en Migchelbrink was zo tevreden dat hij me op een gegeven moment vroeg aan de hand van de verhalen van oudere homoseksuelen die hij kende een geschiedenis te schrijven van de wederwaardigheden van gays en lesbians in Brabant.
Ik zag daar nogal tegenop: was ik daar wel de juiste persoon voor? Had ik wel de tijd voor degelijk onderzoek? Zou ik de exemplarische geschiedenis van enkele homoseksuelen wel universeel kunnen maken? Moest een hetero dit boek wel schrijven? Kortom, het is er nooit van gekomen en nu ik Van Willem II tot Roze Maandag voor me zie liggen, denk ik: maar goed ook. Een geaardheid is meer dan alleen uiterlijk vertoon. Een zo degelijk boek als dat van Brants had ik nooit kunnen schrijven. Het is een stuk toegankelijk gemaakt heimelijk verleden en hoewel het over Tilburg gaat, toch universeel, al was het maar omdat het de Tilburgse historie afzet tegen landelijke ontwikkelingen en wetgeving.
Omdat koning Willem II negen jaar in Tilburg woonde en heimelijk biseksuele contacten had waarvan er enkele met naam en toenaam bekend zijn, kan via Tilburg het LHBTI-verhaal van de eerste helft van de negentiende eeuw worden verteld. Homofilie – toen nog sodomie genoemd – bestond officieel toen niet. Pas later in die eeuw werd openbare schennis der eerbaarheid strafbaar gesteld. Omdat dit ook gold voor als iemand tegen zijn wil bij een dergelijke schennis aanwezig was, kon textielfabrikant Pierre van Dooren in 1881 worden berecht. Hij had werknemers gedreigd met ontslag als zij niet bereid waren ‘zijn mannelijkheid’ in de hand te nemen. Hij werd tot een half jaar veroordeeld en vluchtte naar het Franse Lille waar hij enkele jaren later overleed. Er kwam geen letter over deze zaak in de Tilburgse kranten.
De strafbaarstelling gaf zekerheid van het bestaan van de op het eigen geslacht gerichte medemens. In de Tilburgse pers werd dat bestaan, op enkele strafzaken uit de jaren dertig van de vorige eeuw na, doodgezwegen. Zelfs de ontdekking in 1959 van een groot homoprostitutienetwerk in de stad werd buiten de kranten gehouden.
Er kwam geen letter over deze zaak in de kranten.
Pas in de jaren zestig wordt homoseksualiteit landelijk en lokaal zichtbaar, in de pers, in de horeca en via organisaties als de Tilburgse Studenten Werkgroep Homoseksualiteit. Vanaf 1971 waren homoseksuele handelingen niet langer a priori strafbaar. De hele maatschappij veranderde. Linkshandige kinderen die tot dan toe op scholen werden gedwongen om rechts te schrijven, mochten hun aangeboren schrijftrant blijven volgen, op religieus gebied werd duidelijk dat er meer dan één waarheid bestaat en over het algemeen werden repressieve regels die waren ingezet om de status quo te handhaven, vaker tegen het licht gehouden.
Wil dat zeggen dat de discriminatie ten opzichte van LHBTI-ers verdween? Jammer genoeg niet. De minderheid – en homoseksuelen zijn dat ten opzichte van heteroseksuelen – is altijd de klos bij het domme deel der meerderheid. Geweld tegen homo’s bestaat nog steeds, evenals stiekeme arbeidsdiscriminatie, hoewel – en misschien wel juist daarom – het moeilijk is om die te bewijzen.
De minderheid – en homoseksuelen zijn dat ten opzichte van heteroseksuelen – is altijd de klos bij het domme deel der meerderheid.
Dat we er nog niet helemaal zijn, blijkt mij telkens als er een homoseksueel stel aan het programma First Dates meedoet. Volgens mij is het nog nooit voorgekomen dat de een niet aan de ander vroeg: “Hoe verliep jouw coming out?” Dat blijkt nog steeds een moment te zijn waar gays en lesbiennes soms jaren tegenop kijken en waar zij de woorden van tevoren uitentreuren voor repeteren. Het valt nog steeds niet mee om in ‘de schônste stad van ’t laand’ of waar dan ook ‘van de verkeerde kaant’ te zijn.
Het valt nog steeds niet mee om in ‘de schônste stad van ’t laand’ of waar dan ook ‘van de verkeerde kaant’ te zijn.
Luc Brants, Van Willem II naar Roze Maandag. De zichtbaarheid van homoseksualiteit, sekse- en genderdiversiteit in Tilburg. Tilburg: Zuidelijk Historisch Contact / Woudrichem: Pictures Publishers 2020, 208 pp., ISBN 978-94-92576-30-9, hb., € 24,95.
Alle afbeeldingen in deze column > ‘Van Willem II naar Roze Maandag’
© Brabant Cultureel 2020