In enkele krachtige verfstreken weet Har van der Put de suggestie van een ruimte, persoon, vogel of object uit te beelden. Vaak werkt hij een onderwerp uit in series, want “alles hoeft niet in één werk samen te komen”. Inspiratie vindt hij niet alleen in de ons omringende werkelijkheid, maar ook bij de oude meesters. De laatste tijd is zijn werk meer poëtisch geworden.
door Irma van Bommel
Har van der Put (1960) heeft zijn atelier in de oude Gruyterfabriek in ’s-Hertogenbosch. Zijn opleiding volgde hij in deze stad aan de Koninklijke Academie voor Kunst en Vormgeving, die nu AKV|St. Joost heet. Hij kreeg er les van kunstenaars als Ger Lataster, vertegenwoordigers van het abstract expressionisme. “Maar na de academietijd ben ik de oude meesters – Vermeer, Velázquez – gaan bestuderen. Ik bestudeerde vooral de compositie en lichtval.” Hij heeft zelf lesgegeven, op AKV|St. Joost in Breda en moedigde zijn studenten aan om vooral veel musea te bezoeken, omdat je veel kunt leren van wat andere kunstenaars hebben gedaan.
Communiceren
Van der Put weet met een minimum aan verfstreken iets op te roepen. Daarbij wil hij snel te werk gaan. “De actie van het gebaar, de dynamiek moet erin zitten.” Hij werkt meestal in kleine formaten, omdat grote gebaren daarin van dichtbij duidelijk ´verf´ zijn en van een afstand een illusie kunnen oproepen. Hij bewondert Frans Hals, die daar goed in was, bijvoorbeeld in zijn schuttersstukken. “Je kunt ‘communiceren’ met schilders van vierhonderd jaar geleden door hun werken te bestuderen. Je ziet de vaart, het vangen van het moment.”
Vroeger werkte Van der Put veel in kleur. Maar omdat hij het kiezen van kleuren altijd al lastig vond, is hij vijfentwintig jaar geleden tonaal gaan werken, in grijstinten tussen zwart en wit. Hij zocht daarin naar gradaties in grijstonen zoals in oude fotografische en fotomechanische drukprocédés. Hij kiest dan wel onderwerpen die geen kleur nodig hebben. Hij schildert veel op paneel, maar ook wel op doek.
Soms blijft ook de kleur van de drager (hout of doek) zichtbaar. Van der Put werkt met acrylverf. Daarnaast mengt hij ook zelf pigmenten met een binder. De verf moet mat – dof – ogen, en mag van hem niet glanzen. Voor een serie auto’s maakte hij eerst de achtergrond blauwachtig zwart, waarna hij er de auto’s in ‘warm’ zwart in schilderde. Wit is essentieel, daarmee brengt hij lichtaccenten aan. Door die lichtaccenten wordt de aandacht getrokken. “Lichtval is de trigger.”
Van der Put maakte series van soldaten en van schipbreuken. Beide waren te zien in de groepsexpositie die Marianne Teeuwen in 2013 organiseerde in het voormalig Groot Ziekengasthuis in zijn woonplaats, The Glorious Rise and Fall. Ook maakte hij series van naakten, helikopters, lege hotellobby’s, strakke moderne interieurs en molens. Sommige series zijn afgesloten. Andere onderwerpen zoals molens en interieurs pakt hij af en toe weer op. Vogels komen vaak terug in zijn werk, zoals de reiger (grijs) en de ekster (zwart-wit).
Gekkigheid
“Mijn eerdere werk was meer gestoeld op de werkelijkheid en geïnspireerd op de klassieke schilderkunst, maar de laatste tijd is mijn werk wat poëtischer geworden. Ik sta mezelf meer gekkigheid toe.” In een gezamenlijke ruimte in het ateliercomplex hangen recente series. Hij wijst op een serie beginnend met een eind negentiende-eeuwse voorstelling van een vrouw op een fiets, een suffragette, gevolgd door koppen en composities die doen denken aan het werk van Picasso en andere klassieke modernen. En daar tussendoor de kop van een zwarte man. De serie is speels en ritmisch, maar er is geen inhoudelijke samenhang. De werken zijn dan ook intuïtief gegroepeerd. Wel is er de combinatie van ‘fijn en pijn’. “Het mag een zwaar toontje hebben.”
Een andere recente serie gaat over kluizenaars en heiligen, met als titel: How to become a saint in seven steps. De coronatijd diende als inspiratie. “Als kunstenaar lijd je een kluizenaarsbestaan. Dat is een eigen keuze, maar in coronatijd was dat min of meer gedwongen. Dat maakte de situatie anders.”
Voor de expositie Lucas Gassel Revisited in de Cacaofabriek in Helmond overschilderde hij een reeks dertien in een dozijn landschapjes van hedendaagse Chinese makelij met Bijbelse voorstellingen in zwart-wit, geïnspireerd op de taferelen in de werken van Lucas Gassel.
Ruimtelijk
Tweemaal heeft Van der Put een werkperiode in het in het Europees Keramisch Werk Centrum (EKWC) doorlopen, om ter afwisseling ruimtelijk te kunnen werken. “Even vakantie van het schilderen.” Modelleren, boetseren, wat wezenlijk anders is dan schilderen, kan hij blijkbaar ook. Zo maakte hij een serie van zeven apen, de zeven hoofdzonden. “Ik probeer ook in klei de spontaniteit te behouden, maar dat is moeilijk omdat het zo bewerkelijk is. Een ruimtelijk werk moet immers van alle kanten interessant zijn. Om toch snel en schetsmatig te kunnen werken bouwt hij nu in zijn atelier ook objecten van karton en foam, zoals een bar en een tafeltje, in perspectivisch verloop weergegeven.
Ook maakte hij een meer dan levensgroot skelet van keramiek. “Klei heeft met leven en dood te maken, met vergankelijkheid. Zolang het klei is lijkt het te leven. Als je het buiten laat liggen kan er zomaar een plantje uit groeien. Als het droogt en krimpt, verdwijnt het leven eruit. Zodra het gestookt is, zal het – als een fossiel – de eeuwigheid trotseren. Ik wil het nu, het moment pakken. Tegen de vergankelijkheid in.”
Werk van Har van der Put is t/m 9 augustus 2020 te zien in de groepsexpositie Lucas Gassel Revisited in de Cacaofabriek Helmond
Lees over de expositie The Glorious Rise and Fall (2013)
© Brabant Cultureel 2020