Op 7 april 2020, bereikte ons het bericht dat eerder die dag L.J.A.M. (Bart) van den Hurk is overleden door het coronavirus. Bart van den Hurk (Best 1932) doorliep het Gymnasium Augustianium in Eindhoven en studeerde Klassieke Taal- en Letterkunde in Nijmegen, met als hoofdvak Provinciaal Romeinse Archeologie. In 1986 promoveerde hij in Nijmegen op een gedegen uitwerking van de Romeinse graven die in de jaren 1950 werden gevonden in Esch. Het rijkste van deze graven werd in 1961 met behulp van de Genie in ‘Operatie Taartschep’ in zijn geheel gelicht en bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek in Amersfoort verder onderzocht. Dat was een voor die tijd en zeker in Nederland ongekend grootschalig archeologisch onderzoek en de vondsten behoren nog steeds tot de topstukken uit Romeins Nederland. Het barnstenen beeldje van Bacchus werd iconisch.
De uitwerking van deze vondsten door Van den Hurk verscheen in afleveringen in de Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek in 1973, 1975, 1977 en 1980, steeds met als titel ‘The Tumuli from the Roman period of Esch, province of North Brabant’ plus en volgnummer. Gebundeld vormde deze lijvige publicatie in 1986 zijn proefschrift. Zijn naam in de Nederlandse archeologie was toen al gevestigd.
Vanaf 1960 was hij werkzaam als leraar klassieke talen in achtereenvolgens Eindhoven, Tilburg, Amsterdam, Hilversum, Bussum en ten slotte aan het Mill Hill College in Goirle. Naast zijn onderwijsverplichtingen werkte hij aan zijn proefschrift. Ook de Romeinse vondsten in Halder, halverwege tussen Vught en Sint-Michielsgestel, trokken zijn aandacht. Hier werd in de jaren 1960 en ’70 archeologisch onderzoek gedaan waarbij in 1973 een Romeinse pottenbakkerswerkplaats werd gevonden. Van den Hurk wist te organiseren dat deze bijzondere vondsten in 1993 een vast plaats konden krijgen in de jongenskapel van het doveninstituut in Sint-Michielsgestel.
Samen met een groep gedreven vrijwilligers maakte hij hier als conservator een klein, maar fijn en vooral erg educatief museum van. Sinds 2017 is dit museum te vinden op Landgoed Haanwijk waar Brabants Landschap een schuur beschikbaar stelde waarin Museum Romeins Halder nu thuis is. Bart van den Hurk legde kort voor de verhuizing naar Haanwijk zijn taken voor het museum neer. Maar het is onmiskenbaar onder zijn bezielende leiding dat dit museum tot stand kwam en de vondsten uit Halder en de documentatie daarover uitstekend werden ontsloten, zowel in dit museum als op de website www.romeinshalder.nl. In september 2013 werd Bart van den Hurk benoemd tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau. (lt)
Foto boven: Bart van den Hurk tijdens een lezing in ‘zijn’ museum. Foto > Museum Romeins Halder
Gedurende acht jaar (van 2000 tot 2008) heb ik met veel plezier voor en met Bart mogen samenwerken.
Veel heb ik van deze gedreven man over de Romeinen geleerd. Veel en veel meer dan ik , nota bene opgegroeid in Nijmegen, dé stad van de Romeinen, wist.
Hij was, op zijn rustige manier van doen, een groot bindend element in het Oudheidkundig Museum van Sint-Michielsgestel.
Helaas zag ik mij in 2008 genoodzaakt mijn werk voor het museum te beëindigen.
Triest bericht. Ik was op zoek naar informatie over een verwarmingsketel van een Romeinse vila, die ik op 27 dec. 2008 in het Noord-Brabants Museum heb gezien. Is dat ding nog in uw museum te zien? Ik zou dat graag willen weten en daar een foto van hebben. Ik heb toen wel een matige foto van loden leidingen en een kraan daar van gemaakt. Heeft Dick Jacobs daar over geschreven? Een aantal Romeinse kranen heb ik indertijd samen met de heer Schut fysisch onderzocht.
Als dit object nog te zien is, dan wil ik dat opgeven als een interessant museaal object voor fysici.
Mijn dank alvast voor Uw reactie,
vriendelijke groeten, Hans Postma, Voorschoten, postma-bosch@dataweb.nl
Veel te veel eer voor mij! Ik publiceer af en toe wel, maar niet expliciet over de Romeinen.
Mijn laat opgekomen schrijfdrift beperkt zich hoofdzakelijk tot het gastredacteurschap van de site noviomagus.nl. Op deze site heb ik bij uitzondering wel een stukje geschreven over opgravingen in de achtertuin van mijn ouders door de professoren J.E. Bogaers en J.K. Haalebos.