Ons land viert en herdenkt dit jaar vijfenzeventig jaar Vrijheid. Dat gebeurt in Noord-Brabant op tal van plaatsen en op verschillende manieren, ook met beeldende kunst. Brabant Cultureel belicht er een aantal. Te beginnen met STILLLEVEN (geen tikfout!).
door Carina van der Walt
In de LocHal van Tilburg staan vijfenzeventig maquettes van persoonlijke verhalen keurig in identieke vitrines opgesteld voor STILLLEVEN (2020).
In de vitrines wekken de miniatuurmodellen het idee van speelgoed. De gebouwen zijn op schaal gemaakt. De poppetjes beelden gebeurtenissen, relaties en emoties uit. In elke vitrinekast is minimaal een poppetje in kleur uitgebeeld dat het hoofdkarakter is in het verhaal. Alle verhalen die overdag afspeelden – en dat is de meerderheid – staan opgebouwd in stralend wit. Daardoor krijgt STILLLEVEN als gehele installatie iets sereens en kwetsbaars. Je wilt met ingehouden adem en handen op de rug samenspelen, maar het is natuurlijk geen spel. Het is de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in de provincie Noord-Brabant. De verhalen die zich in de nacht afspeelden, zijn opgebouwd in gitzwart. Elk verhaal komt uit een dorp of stad in onze provincie. Vijfenzeventig verhalen staan voor vijfenzeventig jaar leven in vrijheid. Vandaag hebben we de vrijheid om onze levens bloedserieus al spelend in te vullen. Ook ik. Als allochtoon, geboren in Zuid-Afrika.
Nalatigheid
Het verhaal uit de hoofdstad, ’s-Hertogenbosch, is een allochtonenverhaal dat me naar de keel greep. Voorspoed en ingeslopen nalatigheid pakten fataal uit voor de familie Schute, oorspronkelijk afkomstig uit Nedersaksen, Duitsland. In de publicatie bij de tentoonstelling staan alle verhalen gebundeld. Ook het verhaal van de Schutes die al sinds de negentiende eeuw op de Wolvenhoek in Den Bosch woonden.
Hein Schute heeft als vierde zoon uit dit nieuwkomersgezin alles meegemaakt. Hij heeft een ijzersterk geheugen, ondanks zijn bijna negentig jaar. In de zomer van 1940 werd zijn oudere broer Geert opgeroepen om zich bij de Duitse Wehrmacht te melden. In huis sprak de familie Schute geen Duits. De loyaliteit van de familie lag in Brabant, maar hun vader was nooit begonnen aan de naturalisatieprocedure voor zijn gezin. Te veel rompslomp. Voor mij is het zeer herkenbaar. Welke allochtoon kent niet de tijdrovende administratie van een verblijf in Nederland? Het kostte uiteindelijk het leven van de eenentwintig jarige Geert, een begaafde student weg- en waterbouwkunde in Delft. Vaders schuld door nalatigheid. Spijt.
In de vitrine Den Bosch I wordt Hein door zijn zus Anneke uit zijn les gehaald, omdat er bericht is over zijn oudere broer Geert. Als allochtoon zou ik er heel wat voor geven om Hein en Geert rustig door te kunnen laten studeren; om hen als poppetjes terug tussen hun medestudenten te plaatsen. Ze moesten nog studeren, lachen en spelen.
Barmhartigheid
Het verhaal uit Gilze-Rijen is prachtig gedetailleerd uitgebeeld door Studio Rocco Verdult die verantwoordelijk was voor het concept en de realisatie van STILLLEVEN, een opdrachtwerk van Brabant Remembers. Ik wist niet dat de Duitsers ooit het vliegveld in Gilze-Rijen overnamen. Sterker nog, dat zij verantwoordelijk zijn voor de uitbreidingen van Fliegerhorst Gilze-Rijen tot een van de grootste vliegvelden in Europa tijdens de oorlog.
Maria Ligvoet-Maas is een kinderloze huisvrouw en woonde samen met haar man Thomas ten westen van het vliegveld. In de volksmond heette ze Mie. De Fliegerhorst diende als werkkamp voor honderdvijftig gevangenen uit Kamp Vught. De dwangarbeiders droegen gestreepte gevangenispakken, maar kregen genoeg te eten en te drinken en – zeer belangrijk – de bewaking was minder streng dan in Kamp Vught. Tijdens een bombardement door de geallieerden ontstond commotie. Het Duitse personeel vluchtte naar de schuilkelders, maar enkele gevangenen gebruikten die chaos en renden naar de afrastering waar een groot gat in was geslagen. Vrijheid!
Als eerste aankomstpunt in hun vlucht klopten zij aan bij de voordeur van Mie. Die liet hen binnen en beval de mannen zich snel uit te kleden. Mie gaf aan elk een stel burgerkleren. Daarmee konden de mannen onopgemerkt over straat. De gestreepte broeken en hemden verbrandde Mie. Als individu vormt zij een schakel naar vrijheid voor deze vluchtelingen. Haar kleine daad van barmhartigheid maakt Mie in mijn ogen een oorlogsheld. Dat zij werd betrapt en zelf een tijdlang in Kamp Vught zat, doet er niet toe. Mie Ligvoet komt als hoofdkarakter in dit verhaal echter niet in beeld. De kleren van de vluchtende gevangenen waren misschien te aanlokkelijk voor de maquette. Ik zou de gestreepte poppetjes buiten de omheining bij Mie’s voordeur willen plaatsen.
Stalag IV-B
Sergeant Cees Meeuwis werd onverwacht op 29 juli 1943 als krijgsgevangene door Duitsland opgeroepen. Het woord ‘krijgsgevangene’ laat altijd de adem in mijn keel stokken. Hij groette zijn vrouw en twee kleine kinderen en stapte in Roosendaal op de trein, samen met zijn wapenbroeders uit 1940. Zij werden afgevoerd naar Stalag IV-B, het grootste Duitse krijgsgevangenkamp van die tijd.
Zo werd ook mijn overgrootvader Olivier aan moederskant als krijgsgevangene met een schip weggevoerd naar het eiland Sint-Helena. Hij was geen soldaat, want hij was al te oud om mee te vechten tegen de Engelsen. Toch was hij verdacht. De Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika duurde van 1899 tot 1903. Sergeant Meeuwis stond bij het prikkeldraad, mijn overgrootvader uitkijkend over de eindeloze zee. Zij werden in de gaten gehouden. Ach, mannekes toch! Ze waren ondervoed en leden aan van alles. In beide oorlogen hadden de gevangenen last van ziektes, diarree, vlooien en luizen. Als ik mee kon spelen in deze oorlog in miniatuurformaat, zou ik de wachten bestormen, de afrastering doorknippen en het mannetje weghalen.
Herenigd
Voor sergeant Meeuwis kwam het einde van zijn gevangenschap en de Tweede Wereldoorlog op een doodgewone maandagochtend in 1945. De bevelhebber en alle Duitse soldaten waren uit Stalag IV-Bvertrokken. Hij kwam per trein aan op een leeg perron in Roosendaal, maar gelukkig bleef het niet lang verlaten. Zijn jonge vrouw, waar hij nog zielsveel van hield, kwam aangefietst met zijn twee kleintjes. Het gezin Meeuwis was herenigd.
Met overgrootvader Olivier verging het uiteindelijk net zo, maar voor velen van zijn kameraden niet. Per schip teruggekeerd van Sint-Helena en per trein afgevoerd naar het binnenland van Zuid-Afrika werd hij herenigd met mijn overgrootmoeder. Andere mannen kwamen aan bij lege boerenwoningen. Vrouwen en kinderen waren weggevoerd naar concentratiekampen waar velen overleden. Geen hereniging. Het vee geslacht, de landen afgebrand volgens de strategie van de verschroeide aarde. De Afrikaanstalige dichter Jan F.E. Celliers schreef een gedicht dat deze verlatenheid van de teruggekeerde krijgsgevangenen uit Sint-Helena goed onder woorden brengt. Dis al is vertaald door Robert Dorsman en Adriaan van Dis:
Dat is al
Het is het blond
het is het blauw:
het is het veld
het is de lucht;
en een vogel wentelt hoog in eenzame vlucht –
dat is al.
Er is een balling gekomen
over de oceaan,
er is een graf in het gras,
er is een vallende traan –
dat is al.
Ik was niet de enige allochtoon die een persoonlijk oorlogsverhaal uit Noord-Brabant naar het eigen verleden trok. Een Ghanese man uit Eindhoven vertelde hoe de vrouwen uit zijn familie bezit hadden verkocht om hun zonen goedgekleed naar de oorlog in Europa te laten gaan. Iets herkenbaars straalt uit deze verhalen. Het werd met verrassende associaties boven in de LocHal opgepikt. We speelden onze eigen geschiedenissen in onze hoofden af. We herdenken onze vrijheid ver weg van huis hier in Brabant. Dat is de onverwachte kracht van STILLLEVEN.
De publicatie bij STILLLEVEN: Arnoud-Jan Bijsterveld e.a., Brabant, brug naar vrijheid. 75 persoonlijke levensveranderende oorlogsverhalen. Tilburg: Stichting Crossroads Brabant 40-45, 2019, 316 pp., ISBN 9789090320717, hb. € 19,44.
© Brabant Cultureel 2020