Kunst is een spiegel van de tijd. Wie middeleeuwse altaarstukken bekijkt, krijgt een glimp mee van wat devotie voor de gelovige van toen betekende. Wie door de schuttersgalerij van het Amsterdam Museum wandelt, begrijpt hoe belangrijk burgerij en kapitaal waren in het zeventiende-eeuwse Holland. En de teksten van Mozarts opera’s Don Giovanni, Cosi fan tutte en de Zauberflöte tonen hoe anders het vrouwbeeld in die paternalistische tijd was.
door Camiel Hamans
Het is geen wonder dat regisseur Jorinde Keesmaat in deze tijd van #MeToo en mansplaining het nodig heeft een ander licht op Mozarts Toverfluit te werpen. Zij begint haar toelichting in het programmaboekje met de opmerking dat haar ‘plek binnen het operabestel wordt gevormd door projecten die ontspringen vanuit de vrouwelijke kern. Ik zoek naar diepgang van vrouwelijke (en mannelijke) personages en kom bij (…) het gevestigde repertoire geregeld tot de conclusie dat ik die diepgang (…) niet naar tevredenheid kan bewerkstelligen met het aangeboden materiaal. (…) Ik zoek daarom mijn heil in poëzie en theatrale teksten die geschreven zijn door vrouwen. Teksten die het thema empowerment in een abstracte vorm kunnen vertolken.’ Daarvoor voegt Keesmaat een fragment uit een jeugdtekst van Simone de Beauvoir in tijdens de ouverture en legt ze de nadruk op de figuur van Pamina in plaats van op die van Tamino.
Niets tegen een nieuwe visie op en een nieuwe versie van een overbekend werk. Integendeel, dat kan het stuk een nieuw leven geven. Maar dat is helaas bij Opera Zuids Zauberflöte nauwelijks het geval. Moeten mannelijke koorleden in rokjes, of de extra rondingen via vreemd geplaatste opzetstukken van de Drie Dames, of het ondergoed waarin de hoofdfiguren aan het eind van de opera afscheid nemen leiden tot female empowerment? Of moet die gezocht worden in de enorme opzetbillen van Papagena? En is de leren broek van Pamina niet eerder een manier om de mannelijke lust op te wekken dan een bewijs dat de prinses de broek aanheeft? En wat in dit kader de functie en betekenis moet zijn van de kleine, op afstand bestuurbare wagentjes met een mini-Tamino en mini-Papageno, in plaats van de traditionele fluit en klokkenspel, blijft onduidelijk. Misschien had Keesmaat haar emancipatoire visie beter op een Fidelio kunnen richten dan op de ‘male chauvinist’ Mozart.
Keesmaat beperkt zich bij haar bewerking niet tot het invoegen van een fragment van De Beauvoir. Ze past ook de volgorde van de scènes aan waar dat voor haar visie nodig is, ze laat sopraan Pamina afsluiten met een getransponeerde tekst van bas Sarastro en ze hakt en kapt dood hout waar dat vereist is. Het gevolg is helaas wel dat er nauwelijks nog Schwung in de voorstelling zit. Gelukkig zit het muzikaal en vocaal wel snor bij deze lange en taaie productie – op een tegenvallende Peter Gijsbertsen (Tamino) na. Vreemd dat deze opkomende ster hier zo verkeerd gecast blijkt.
Die Zauberflöte door Opera Zuid: 19 november Theaters Tilburg, 23 november Chassé Theater Breda en 3 december Theater aan de parade, ’s-Hertogenbosch.
© Brabant Cultureel 2019