door JACE van de Ven
Als redacteur van Brabant Cultureel hoor je uiteraard altijd van kunst en cultuur te genieten, ook op vakantie. Laat anderen maar genot zoeken als in een cliché gangsterfilm: op een stretcher aan een privézwembad liggen terwijl wichten met kunstmatig vergrote borsten drankjes aandragen. Laat moderne avonturiers maar in de file staan te klappertanden op de Mount Everest. Of jullie, nieuwe rijken, ga lekker zitten blackjacken in het casino op een cruiseschip. En jullie, wijze vrouwen, zwem rond tussen de dolfijnen. Wij redacteuren van Brabant Cultureel hebben daar allemaal geen behoefte aan. Wij genieten van kunst.
Hoewel? Als iemand die min of meer professioneel met kunst te maken heeft, ben je geneigd om al een serieus gezicht op te zetten bij het horen van het woord alleen al. Kunst is geen sinecure. O, die onbevangen tijden van mijn jeugd, toen ik zwaar ontroerd was bij het voor de eerste keer zien van De Aanbidding van het Lam Gods, De Nachtwacht en De Aardappeleters! Zou dat nog kunnen gebeuren? De laatste keer dat ik in tranen schoot bij een kunstwerk was in de Sint Pieter bij de aanblik van Michelangelo’s Pietà. Ik was toen 47 jaar. Maar mogelijk kwam dat ook door de reputatie van dat beeld.
Je ziet dat vaak bij kunstrecensenten,
zij vullen hetgeen ze waarnemen in
als ware het een politierapport
Je wordt namelijk geacht bepaalde kunstproducten hors concours te vinden. Bach bijvoorbeeld. Klasse, dat hoort zelfs een niet zo muzikaal begaafd individu als ik, maar zijn muziek weet me slechts sporadisch te raken. Idem dito met de betere jazz. Knap, maar daar gaat weer zo’n toonladder. Zelden brengt het me tot op het puntje van mijn stoel. Een vermaarde choreografie? Dikwijls verdwijnt ze in niet aanraakbare abstractie, zoals bijna alle poëzie voor mij bij eerste lezing gesloten blijft.
Misschien kan ik anders dan in mijn jeugd veel kunst niet zien, omdat ik mezelf bij het binnengaan van een museum, schouwburg of cultuurmonument onbewust instel op het programma kunstgenieten. Het feit dat ik jarenlang over kunst geschreven heb, is daar ten dele debet aan. Bijna onmiddellijk begin ik in mijn hoofd te vergelijken en te categoriseren. Je ziet dat vaak bij kunstrecensenten, zij vullen hetgeen ze waarnemen in als ware het een politierapport om tenslotte bij het een of andere ‘isme’ te belanden of nog mooier, om tenslotte in hun ogen een nieuw ‘isme’ in de kunst te ontdekken.
Voor wie een kunstwerk wil ervaren, er een persoonlijke verbondenheid mee wil voelen, voor wie wil opgaan in de emotionele vibratie ervan, geldt als hoofdregel: weg met alle kunstkennis en indelingen in ‘ismes’! Alleen onbevangen kan het je overkomen dat je ín een kunstwerk terecht komt, zoals mij ooit gebeurd is bij kamermuziek van Schubert: het leek of alles om me heen mee begon te zingen, alsof ikzelf midden in de muziek zat, er deel van uitmaakte als een akkoord of een simpele noot. En ooit, toen ik een surrealistisch doek van Joan Miro stond te bekijken, werd ik opeens dat vrolijke vuurrode detail tussen aardkleurige vormvlakken.
Met het meedelen van deze ervaringen wil ik niet zeggen dat we bij het kunstgenieten alle kunstkennis achterwege zouden moeten laten. Integendeel. Maar met kunstkennis hoort het net zo te gaan als met ademen; wie weet hoe te ademen, doet het automatisch goed. Hij begint pas te hyperventileren of naar lucht te happen als hij te bewust wil ademen. Met andere woorden, erváár een kunstwerk en als je het per se wilt indelen of categoriseren, doe je dat dan later thuis maar.
Mij is geleerd dat leven lijden is
en hoe meer je moet lijden,
hoe meer je daarvoor later beloond zult worden
Een tweede probleem bij genieten, althans bij mij, is een te katholieke opleiding. Mij is geleerd dat leven lijden is en hoe meer je moet lijden, hoe meer je daarvoor later beloond zult worden. Eeuwenlang werd met die oncontroleerbare belofte een onrechtvaardige standenmaatschappij in leven gehouden. Sterker nog, Brabantse pastoors, zij het in het nu Brabantse deel van België, hitsten hun parochianen op ten strijde te trekken tegen de Fransen die de vrijheid, gelijkheid en broederschap van de Franse Revolutie uitdroegen.
En nog in de twintigste eeuw stond in de katholieke catechismus, een handig boekje waarin de leer van Rome voor het eenvoudige volk Gods samengevat werd, als antwoord op de vraag “Waartoe zijn wij op aarde?”: “Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor in de hemel te komen.” Pas in 1948 veranderde dat antwoord in: “… om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn.”
Met andere woorden: Vanaf 1948 moest je als katholiek nog wel braaf zijn, maar kon je, als je dat was, ook een beetje van het leven genieten. Maar goed ook, want een jaar later werd Jacobus Antonius Cornelis Emanuel van de Ven geboren en die JACE bleek een aangeboren hang te hebben naar wat hij dacht dat genieten was. Veel, lang, dikwijls en van zoveel mogelijk, en zowel hier als in het hiernamaals!
En toch moet hij ook steeds aan het lijden voorbij om te kunnen genieten. Of moet de kunstenaar die hij bewondert of het kunstwerk dat hij beschouwt aan dat lijden voorbij. Stiekem houdt hij van de vaak romantische leugens over arme kunstenaars. En hoe triester het lijden dat in een kunstwerk overwonnen wordt, uitgebeeld wordt, hoe meer het hem aangrijpt. Vooral als de kunstenaar daarbij puurheid en sereniteit heeft weten te bewaren.
Maar waarom kan hij dan wel genieten van een pompeuze opera waarin theatrale en muzikale effecten alleen maar sereniteit suggereren? Is dat ook katholiek? Heeft het te maken met het uitbundig uitdragen van sentiment? Misschien is hij in wezen niet meer dan een sentimentele ontvanger van emotionele signalen? Ligt het aan zijn opvoeding? Schuilt achter zijn genieten een grote dosis moraliteit, een te kritische, afkeurende instelling die er in zijn jeugd ingestampt is? Is daarmee een onbevangen kijk op kunst geblokkeerd, en ook het schuldeloos genieten? Moet hij in zijn zeventigste levensjaar nog leren blokkades van vroeger te omzeilen? Tjonge, een redacteur van Brabant Cultureel op vakantie, het valt allemaal niet mee…
© Brabant Cultureel 2019