De Tilburgse altsaxofonist Paul van Kemenade maakt al ruim twaalf jaar deel uit van een opmerkelijk kwartet dat met hemzelf en de Amerikaanse trombonereus Ray Anderson als spitsen elk jaar de wereld rondtoert. Logisch dat na een dozijn jaren de bezem eens door het repertoire moet. Van Kemenade vond de tijd daarvoor nu aangebroken. Met negen nieuwe, uiterst verrassende stukken begon een nieuwe tournee. De aftrap vond plaats in Paradox in Tilburg.
door Rinus van der Heijden
Het is fascinerend om vast te stellen hoe jazzmusici voor wie geen grens te ver is in sommige gevallen terugkeren naar hun wortels. Tenorsaxofonist Archie Shepp is er een treffend voorbeeld van: in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw ging geen zee hem te hoog als het ging om het prediken van vrije muziek. Daarna keerde hij met zijn oeuvre terug naar de oorsprong van de jazz: de blues en de klanken uit de New Orleans jazz. David Murray vond er een variant op: hoewel vrijheid het hoogste goed van deze tenorsaxofonist is, liggen in zijn spel altijd gospel, blues, New Orleans en jaren-dertigswing ingebed. Luister bijvoorbeeld maar eens zijn album Flowers for Albert of beter nog naar het stuk Bechet’s Bounce van de elpee Live at the Lower Manhattan Ocean Clubuit 1978.
Zeer waarschijnlijk moet je als jazzmusicus een bepaalde rijpheid hebben bereikt om ver in de krochten van de jazzgeschiedenis af te dalen. Ray Anderson, drummer Han Bennink, contrabassist Ernst Glerum en Paul van Kemenade zijn nu zo ver, getuige het intrigerende concert in Paradox, waarmee zij een tournee openden. Met de geboorte van negen nieuwe stukken zet die de terugkeer in naar de bodem van jazzmuziek.
Cement
Toegegeven, trombonist Anderson heeft zijn spel altijd doordrenkt met elementen uit de vroege jazz en bij altsaxofonist Van Kemenade is de melodische rijkdom en de voortgaande ritmiek van de blues ook nooit ver te zoeken. Maar wat te denken van Ernst Glerum en vooral Han Bennink, mede-grondvesters van de vrij-geïmproviseerde muziek in Nederland? Zij zijn zelden of nooit zo ver afgedaald naar de basis van jazzmuziek en even zelden of nooit hebben zij zich daarin ware meesters betoond.
De mengeling van oude jazzvormen en eigentijdse verworvenheden reikte naar een opgepoetst nieuw geluid. Al in het eerste stuk van de avond, Cement van Ernst Glerum, zijn sporen van de jazztraditie te horen. De voortschrijdende contrabas en drums – met het strakke ‘militarisme’ van de New Orleans funeral music – werden verdrongen door de van ongeduld trappelende altsaxofoon en trombone. Om uiterst vrij het karakter van de muziek naar deze tijd te transformeren.
In Improvisatie naar Roller Coaster kroop Paul van Kemenade naar de diepten van zijn altsaxofoon om afwisselend met de gestopte trombone van Anderson korte soli te vertolken. Waarop de altsaxofonist kans zag met zijn zo typische, juichende frases zijn thuisbasis Paradox in hogere sferen te blazen. Juist hier was New Orleans op nog geen steenworp afstand verwijderd. Mrs. City was daarna een blues die overging in een Caribisch tempo. Dat dit niet altijd gemakkelijk te produceren was bleek uit de ‘pfff’ die aan de mond van Van Kemenade ontsnapte, nadat hij zijn toeter uit de mond had genomen.
In As Easy As heeft de componist/trombonist een opeenstapeling van fragmentjes voorgeschreven. Een lijzig themaatje verschaft voldoende ruimte om er eens flink improviserend tegenaan te gaan. No Solid Ground, eveneens van Anderson, benadrukt de dansbaarheid die vrijwel alle gespeelde stukken deze avond kenmerkte. En tevens de vaststelling dat de blues daarvoor een uitermate geschikt vehikel is.
En dan was er zomaar, ‘out of the blue’, kwelamuziek. Ingebed in het stuk Kwela Kweetnie van Van Kemenade. Waarin de blijde verrassing zat verpakt van ene Han Bennink die in een totaal andere modus de muziek retestrak naar Zuid-Afrikaanse townships sloeg. Enne… was het toevallig dat je hier Albert Ayler nogal nadrukkelijk in hoorde doorklinken en dat voornoemde Flowers for Albert – David Murrays imponerende ode aan deze tenorgigant – eveneens in een vaas werden gezet?
Kwela
Het laatste stuk van het concert, Tichawonana, was wederom verankerd op een tweede pijler van jazz: de puur Afrikaanse invloeden ervan. Opnieuw in het fleurige jurkje van kwela. En omdat ritme het hoofdbestanddeel van Afrikaanse volksmuziek vormt, trokken Han Bennink en Ernst Glerum de kar. Op sublieme wijze, waarbij zij ten overvloede aantoonden dat hun zo rijke, jarenlange verblijf in de hemelen van de Nederlandse jazz een onbetaalbare ervaring heeft opgeleverd.
Het vakmanschap van alle vier de leden van het kwartet is genoegzaam bekend. Toch vond Ray Anderson het in Blue Ray terecht nodig om met een zoeklamp alle hoekjes en gaatjes van zijn trombone nog eens te belichten. Om zodoende de andere bandleden zo organisch mogelijk hun plek in de compositie te laten innemen. De interactie tussen altsaxofoon en trombone kwam hier wel heel nauw, maar eventuele wolkjes die dit konden beletten kregen niet eens de kans aan het firmament te verschijnen.
Met de toegift – het enige niet eigen stuk van de avond – werd de tijdlijn van de jazzhistorie strak gespannen. Er was gekozen voor Song for Che, een compositie die Charlie Haden in 1970 schreef voor het Liberation Music Orchestra. Met jazz uit de beginjaren – pakweg vanaf 1915 – naar die van 1970, uitlopend in die van nu tekenden Anderson, Bennink, Glerum en Van Kemenade over hun muziek een firmament dat volstrekt natuurlijk de zo bijzondere stijl die jazz heet, in anderhalf uur aan de toehoorders voorbij liet komen.
Het nieuwe repertoire van dit kwartet omvat niet alleen blues en New Orleans jazz, maar zoals gemeld ook (Zuid-)Afrikaanse en Caribische invloeden. Deze hebben bij de individuele leden van het kwartet al lang geleden postgevat. Dus daar kon het niet aan hebben gelegen dat dit eerste optreden met nieuw repertoire nog niet als een soepele zuiger door het muzikale motorblok ging. Het is uiteraard een cliché zo groot als morgen de gehele dag, maar toch hanteren we het even: de vier moeten nog groeien in hun nieuwe oeuvre.
Ook het samenvloeien en de interactie tussen de twee solisten gaat de komende zes concerten gestroomlijnder. Zeker weten, want de rijkdom van deze vier Herculessen zal snel zegevieren.
(Dit is een gewijzigde versie van een artikel dat eerder verscheen op www.jazznu.com)
Ray Anderson – Ernst Glerum – Han Bennink – Paul van Kemenade
Gezien in Paradox Tilburg, 31 mei 2019
Ray Anderson – trombone
Paul van Kemenade – altsaxofoon
Ernst Glerum – contrabas
Han Bennink – slagwerk
© Brabant Cultureel 2019