Tuinarchitectuur is bij uitstek een vergankelijke vorm van kunst. Zelfs parken van beroemde ontwerpers als Springer zijn niet veilig voor bouwlustige ontwikkelaars en zuinige gemeentes die liever snoeien dan herplanten. John Bergmans maakte vooral veel villatuinen waar latere eigenaren hun gang mee gaan. Een welkom overzicht van zijn rijke oeuvre laat zien wat er was en wat er nog is.
door Lauran Toorians
De Oisterwijkse vennen zijn een begrip en hoewel de aard van het toerisme danig is veranderd, is Oisterwijk al sinds het eind van de negentiende eeuw nog steeds bij velen in trek. De plaats was per trein al vroeg goed bereikbaar vanuit wat nu de Randstad is en speelde snel in op de stroom bezoekers die afkwamen op de landelijkheid, het natuurschoon en de frisse buitenlucht. In 1909 werd hier het eerste VVV van Nederland opgericht (terwijl Oisterwijk ook daarvoor al een vergelijkbare organisatie kende). In 1913 kocht de vereniging Natuurmonumenten er de eerste gronden aan en legde daarmee de basis voor het huidige natuurgebied Oisterwijkse Bossen en Vennen. In 1925 verscheen in een advertentie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant de wervende naam ‘Parel van Brabant’ die de gemeente daarna nog decennia lang zou inzetten om Oisterwijk te promoten.
Villawijk
Die advertentie was geplaatst door John Bergmans en zijn (toen nog aanstaande) schoonvader Jan Visser. Plannen om te bouwen op het oude landgoed Hondsberg hadden in Oisterwijk eerder tot felle protesten geleid en waren voor Natuurmonumenten de aanleiding geweest om deze gronden te verwerven. Toch kon nieuwbouw in het natuurschoon niet helemaal worden tegengehouden en direct ten zuiden van de dorpskom was ruimte gekomen voor een villawijk rond een nieuw gegraven ven. Bergmans, tuinarchitect, en Visser, architect, zagen hier mogelijkheden om iets groots te realiseren en de door hen zelfbenoemde parel op te poetsen.
De zo voorziene villawijk vond pas in de jaren zestig zijn voltooiing, maar draagt wel nog steeds het stempel van Bergmans en Visser. Het is een mooi voorbeeld van hoe architectuur in steen en groen goed kan samengaan. Naar de vorm van het ven kreeg het geheel al snel de naam Klompven. In 1928 ging de handelsmaatschappij die Visser voor dit project had opgericht failliet, maar de naam van schoonvader en schoonzoon – Bergmans trouwde in 1928 met Coby Visser – was gevestigd.
Tuinbaas
John Bergmans (1892-1980) was geboren in Antwerpen en groeide op als zoon van een tuinbaas in het omvangrijke landgoederenlandschap rond de havenstad. Hij trad in de voetsporen van zijn vader en kreeg in de Antwerpse kruidtuin (hortus botanicus) en later in Frankrijk een gedegen opleiding. In de Eerste Wereldoorlog kwam hij als vluchteling naar Nederland, waar hij al snel weer als tuinman en botanicus aan de slag kon.
Zijn ambitie om meer en groter te kunnen werken, bracht hem naar Oisterwijk waar hij samen met zijn vrouw een kwekerij en een bureau voor tuinarchitectuur vestigde. Opdrachten kwamen in eerste instantie vooral uit de omgeving, terwijl Bergmans later ook veel opdrachten in Limburg wist te verwerven. Het ging daarbij om tuinen bij villa’s, maar ook om stedelijk groen en kerkelijke opdrachten voor groen rond kerkgebouwen en het ontwerp van begraafplaatsen.
Behalve tuinarchitect was Bergmans ook een productief en invloedrijk auteur van boeken en artikelen. Hij beschikte over een gedegen kennis als botanicus en maakte ‘in het vak’ naam door zijn grote bijdrage aan een vaste en gestandaardiseerde naamgeving voor bomen en struiken. Daar was in de eerste decennia van de vorige eeuw – waarin tal van exotische soorten hun intrede deden in tuinen en parken – grote behoefte aan. Voor de tuinliefhebber schreef hij boeken over onder meer de aanleg en het onderhoud van rotstuinen en over vaste planten – toen ook een nieuwigheid in de tuinarchitectuur – en kamerplanten. Die boeken beleefden vaak meerdere drukken.
Catalogus
In de reeks Bibliografieën en Oeuvrelijsten van Nederlandse Architecten en Stedenbouwkundigen (BONAS) verscheen een deel over John Bergmans. De kern daarvan is precies zoals de reeks beoogt een zo volledig mogelijk overzicht van publicaties en van ontwerpen door Bergmans. Die overzichten worden voorafgegaan door biografische hoofdstukken die zijn ontwikkeling schetsen en ook dieper ingaan op zijn werk in de Limburgse mijnstreek en als publicist. De oeuvrecatalogus biedt een chronologisch overzicht met naast en aantal feitelijke gegevens steeds ook een korte beschrijving, een kaartje (vaak de ontwerptekening) en foto’s. Die catalogus begint in 1924 met de ‘tuin villa ’t Klompven’ in Oisterwijk en eindigt in 1961-1965 met de inmiddels niet meer bestaande Dierentuin Tilburg.
Andere opmerkelijke ontwerpen van Bergmans in Oisterwijk zijn de groenvoorziening bij het openluchtzwembad Staalbergven, het Openluchttheater, de alweer grotendeels vergeten Sprookjesstad Rommeldam met daarbij een rosarium, de begraafplaats bij de Sint-Petrus-Bandenkerk en verschillende privétuinen. Ook elders in Noord-Brabant ontwierp hij naast veel privétuinen onder meer Park Vredeoord in Dongen, Sportpark ’t Groene Woud in Eindhoven, Plantsoen Bossche Baan in Uden en in Waalre de algemene en rooms-katholieke begraafplaatsen (Aalst). Openluchttheaters ontwierp hij ook in Brunssem en in Tegelen in Limburg. Zoals dit summiere overzicht al laat zien, zijn veel van de tuinen en parken die Bergmans ontwierp inmiddels alweer gesneuveld. Dit rijk geïllustreerde boek houd in elk geval de herinnering daaraan nog vast.
Marianne van Lidth de Jeude & Johanna Karssen-Schüürmann,
John Bergmans (1892-1980). Tuinarchitect en plantenkenner.
Hilversum: Sichting BONAS & Verloren 2019, 369 pp.,
ISBN 978-90-8704-750-4, pb., € 39,00.
© Brabant Cultureel 2019