Festival Cement (tot en met 30 maart 2019) in ’s-Hertogenbosch geeft ruim baan aan jonge theatermakers. Brabant Cultureel is er op de tweede dag en ziet een performance, een plastic tuin en twee voorstellingen waarin het kind centraal staat: de ene keer een onschuldig onwetend wezentje, de andere keer een LO LIE TAA die zich in alle bochten draait om de lijfelijke liefde van een volwassene te krijgen.
door Joke Knoop
Pedofilie is een van de grote taboes van deze tijd. Durf dan maar eens een voorstelling te maken waarin het kind allesbehalve blanco is en waarin het juist op zoek is naar een seksuele relatie met een volwassene. De jonge regisseur Marijn Graven schrikt er niet voor terug. Zij zet LO LIE TAA op de planken. De titel is een verwijzing naar Nabakovs roman Lolita over een man die een relatie aangaat met een meisje. De roman geeft vooral het perspectief van de man weer, maar Graven draait het verhaal om. Bij haar vertelt het kind over zijn onstuitbare nieuwsgierigheid en verlangen naar seks met een volwassene.
Zonder voorbehoud
We zien een jongen, gewikkeld in een meterslange sleep aan zijn overhemd. De jongen wentelt zijn windsels af. Hij is negen jaar en begluurt zijn moeder in de badkamer, hij is twaalf als hij een volwassen vrouw begeert, dertien als een buurman hem betaalt om zijn piemel te laten zien. De puber doet alles om een volwassene aan hem te binden, hij fantaseert, hij zoekt toenadering. Hij wil gezien en aangeraakt worden. De jongen is veertien als het lukt: een vijfendertigjarige vrouw en de jongen zijn gelukkig met elkaar, zonder enig voorbehoud. Leeftijd doet er niet toe, zegt de jongen.
Acteur Benno Veenstra (in 2017 winnaar van de Top Naeff Prijs) zet een krachtige en integere voorstelling neer. Hij wanhoopt, liefkoost, streelt zichzelf, is verlegen, hij rent en draalt, hij vraagt hoe het moet: contact maken. Het decor is simpel: een vloer beplakt met spiegelende stroken, witte banken aan de zijkant. Veenstra tovert met zijn overhemd. De lange slip sleept hij achter zich aan, is een laken waaronder hij zich verstopt, is het bed waarop hij fantaseert. Hij maakt er twee poppetjes van: hij en zijn geliefde. Het zijn mooie regievondsten van Marijn Graven en een sterke tekst van Nunzio Caponio (de achttien jaar oudere geliefde van Graven). Dus ja, er zitten volgens Graven ‘persoonlijke links’ in. Zij was als meisje al verliefd op oudere mannen en kon daar niks mee.
Wat bezielt Marijn Graven om bij uitstek deze roman van Nabokov als inspiratiebron te nemen? “Ik ben niet op zoek naar het perverse aspect, maar naar het creëren van begrip. Ik zou echt wensen dat het wel kon: een liefdesrelatie tussen een kind en een volwassene”, verklaart de regisseur in het Makersboek, een bundel interviews en verhalen van de makers. Graven graaft voor haar producties vooral in toneelrepertoire en wereldliteratuur. Vorig jaar was ze op Cement met Narziss/Hildegard (geïnspireerd op het boek Narziss und Goldmund van Hermann Hesse en op Hildegard von Bingen). Dat was een totaal andere voorstelling met een hoog esoterisch en spiritueel gehalte, waarin drie mensen een ingewikkelde houten stellage afbreken en daarvan een lange tafel bouwen waaraan iedereen mag zitten. Er valt geen woord, er wordt fraai gezongen. De Theaterkrant waarschuwde Graven destijds om niet de Jomanda van het theater te worden. Welnu, Marijn Graven staat met LO LIE TAA weer met beide benen op de grond.
Onwetend
Theatermaker Bart van de Woestijne pakt met Kind komt kamer binnen een interessant thema bij de kop: het spelende kind onwetend van wat haar te wachten staat. Het kind speelt terwijl een lichtkrant haar verdere leven schetst: naar school, leren, verliefd worden, ouders verliezen, oud worden, het einde.
Het kind speelt in een afgesloten kamer achter een glazen wand. Het ziet het alwetende publiek niet. Soms verdwijnt het kind en kijken we naar de in het duister oplichtende letters. De projectie van de letters versnelt zoals ook de tijdsbeleving versnelt met het vorderen van de leeftijd. Soms is er een adempauze in het leven en dan vertraagt de tekst, die nu en dan filosofisch getint is. Mooie vondst, mooie tekst. Maar het vraagt nogal wat om een uur lang in alle stilte naar een spelend kind en een lichtkrant te kijken. Less is more.
In het Makersboek van het festival zegt Van de Woestijne: “Het draait om het idee dat het kind staat voor de potentie van wat een leven is. Je weet als publiek dat het ooit verliefd zal worden, of geconfronteerd met de dood van de ouders. Dat contrast tussen het niet weten van het kind en het wel weten van de toeschouwers, boeit me. Maar misschien klopt dit niet en is het wel andersom: hoe ouder je wordt, hoe minder je weet? Het lijkt me spannend om uit te komen bij een gezamenlijk niet-weten. Niet naar het kind kijken, maar met het kind zijn.”
Waadtuin
Misschien moet je weer kind zijn om ten volle te genieten van de plastic tuin van Bram van Helden & Thijn Kolk. Volgens de makers is Plasticville een tuin om doorheen te waden, om in plaats te nemen en om in te vertragen. Een uitnodiging om rond te lopen, te liggen of te zitten en je te verwonderen. Soms overtreffen woorden de werkelijkheid: gordijnen van bubbeltjesplastic, sculpturen van folie, in rechthoeken ingeperkte verpakkingskorrels. Er waait een zacht briesje zodat alles lichtjes beweegt.
Waarom dit alles? Een vraag die er niet toe doet, zo blijkt uit volgend citaat uit het Makersboek: “Ik wil niets zeggen met wat ik maak. Ik wil iets tonen en dat brengt een andere werkhouding voort. Ik werk meer vanuit een gevoel van schoonheid of verwondering dan vanuit een drang naar betekenis.” En: “Mijn objecten werken of ze werken niet.” Aldus Bram van Helden.
Dansers
Plasticville prijkt op zolder van het Werkwarenhuis, het festivalhart. Hier wordt gespeeld, gegeten, gedronken, vergaderd, rondgeleid en gedanst. Tussen de lange eettafels, waar jong en oud aan de dis zit, bewegen zich de twee dansers van The100Hands. In hun voorstelling STAAN stellen de dansers het vermogen om te blijven staan op de proef. Hoe ver kan het lichaam geduwd, getrokken en gebogen worden zonder met de voeten van de vloer te komen. Mojra Vogelnik Skerlj en Jasper Dzuki Jelen (met wortels in Slovenië) maken voorstellingen op het snijvlak van dans, live performance en locatietheater. Zij hebben een achtergrond in moderne dans, martial arts en cultuur.
Zij passen in de festivalcultuur waar experimenteren op prijs wordt gesteld, waar de jonge makers op onderzoek uitgaan en waar dingen lukken en mogen mislukken. Groen en rijp, schreef Brabant Cultureel eerder. Dat geldt ook voor het publiek dat bestaat uit jong en oud, makers en beleidsbepalers en natuurlijk de theaterliefhebbers die verrast willen worden. Tijdens deze twintigste editie verschijnt er voor de eerste keer een Makersboek, een bundel met (dubbel)interviews, toelichting, beeld van de makers van Cement. Festival Cement wil voortaan elk jaar een dergelijk boek maken. Ofwel een naslagwerk in wording, en dat is lovenswaardig.
Lees ook in Brabant Cultureel:
Jonge podiumkunstenaars verstevigen op festival Cement
fundament van het theater
Wat hebben de jonge theatermakers van festival cement
toch met vervlogen tijden
Festival Cement Den Bosch niet te missen
voor nieuwe podiumkunstenaars
© Brabant Cultureel 2019