door JACE van de Ven
Begin november heb ik meegedaan aan het Tilburgs Dikteej, ditmaal geschreven door Kluun, geboren Tilburger. Hij las zijn tekst zelf voor en merkte bij de zin ‘Tis taolkundeg zo krom as enen hoepel’ op dat hij zelf ‘krom as en hoer’ geschreven had. Censuur van de Stichting Tilburgse Taol?
Nazoeking leert dat het eerder een onzorgvuldigheid van Kluun is. In het Nederlands – niet specifiek in het Tilburgs of Brabants – bestaan de uitdrukkingen ‘zo krom als een hoepel’ en ‘zo scheef als een hoer’. Die laatste zegswijze zou afgeleid zijn van ‘hoerentoeter’ welk woord kennelijk de benaming is van een trechtervorming gedraaid shagje. Grappig! Toen ik in een ver verleden zelf nog rookte, draaide ik mijn sjekkies ook altijd zo scheef, hoerentoeters dus, met rijstvloei.
Via deze structureel overbodige inleiding kom ik tot het eigenlijke onderwerp van deze column: dialect. Ik heb daar een ingewikkelde relatie mee. Vaak geef ik er op af en dan gebruik ik het zelf weer. Wat is het geval? Ik vind dat schrijvers die zich van het dialect van hun geboortestreek bedienen, taal moeten hanteren die heden ten dage gebruikt wordt. Vaak kom je dialectteksten tegen waarin woorden voorkomen die niet meer gebruikt worden, terwijl de situaties in de tekst al even anachronistisch zijn. De pastoor blijkt dan bijvoorbeeld nog vaak de centrale figuur in een dorp. Zo wordt dialect schrijven een soort van heemkunde bedrijven. Soms werken instanties daaraan mee. De schrijfwedstrijd verbonden aan het Brabants Dialectenfestival in Lieshout kende dit jaar het thema ‘Vruuger waar alles bitter?!’ (vroeger was alles beter). Even kreeg ik de neiging eraan mee te doen en een tekst te schrijven over een eigentijds probleem: de extra suikers die de voedingsindustrie in supermarktproducten kiepert om bitterheid tegen te gaan. Maar luiheid weerhield mij.
Dit ‘vruuger waar alles bitter’-thema moet zo min mogelijk met de Brabantse cultuur in verband gebracht worden, anders wordt de provincie een karikatuur van zichzelf. Wist u bijvoorbeeld dat er provinciegenoten zijn die ‘de Brabantse Hoeders’ worden genoemd? Dat zijn mensen die ooit de Brabant Bokaal van het Prins Bernhard Cultuurfonds Noord-Brabant ontvingen. Hoeders? Wat moet er gehoed worden? De mens kan niet anders dan zich openstellen voor de nieuwe tijd die zich elke dag opnieuw bij stukjes en beetjes aandient. Dat ze daarin niet eigen zullen zijn, hoeven ze niet te vrezen. Mensen die dicht bij elkaar wonen zullen altijd specifiek taaleigen uitdrukkingen hanteren, al was het maar omdat die gebaseerd zijn op dingen die zij rondom zich heen zien. Het is de puurste manier van communiceren. Bijna alle dichters die iets voorstellen zijn te rade gegaan bij de taal waarmee ze zijn opgegroeid. Misschien niet bewust, maar wel onmiskenbaar. En niet eens omdat ze dat wilden, maar omdat ze niet anders konden.
Zolang er niks gehoed wordt of ‘vruuger bitter’ gevonden is het spelen met dialect een leuk spel. Zelf schreef ik ooit een alfabet met typisch Tilburgse woorden, maar toen ik het te oubollig begon te vinden, heb ik in 2014 een nieuwe versie gemaakt met moderne dialectwoorden. Het gaat van Aajpot tot Zjoint en, geloof het of niet, ook jongeren vinden het leuk. Waarom zou je niet spelen met je moederstaal? Tijdens het Tilburgs Dikteej zag ik ‘Tilburg Joenieverzetie’ voorbijkomen, leuk toch? Dat woord doet me denken aan het Lexicon recentis Latinitatis waarin woorden die in de Romeinse tijd nog niet bestonden omgezet zijn in het Latijn. Daarin vind je bijvoorbeeld woorden als tunicula minima (minirok), exterioris paginae puella (covergirl), pulsator (drummer), potio agitata (milkshake) en opera clandestina (zwartwerk).
Voor de duidelijkheid, met wat ik hier beweer, wil niet gezegd zijn dat sommigen geen prachtige teksten over ‘vruuger’ maken en soms is een bijna uitgestorven woord zo mooi dat je het voor je plezier zou gebruiken. In onze provincie bestaat een tijdschrift Brabants waarin de redactieleden op voortreffelijke manier het schrijven van dialect duiden, begeleiden en becommentariëren. Onlangs hadden zij bijvoorbeeld een geweldige serie over en met teksten van A.F.Th. van der Heijden. Het kan dus wel, dialect schrijven en over dialect schrijven zonder oubollig te worden.
Overigens trok Kluun zich noch van de heemkundige opvatting, noch van mijn opvatting over dialectgebruik iets aan. Hij schreef een herkenbaar verhaaltje over ‘ons mam’, een Brabants taaleigen dat hopelijk alle tijden zal overleven
© Brabant Cultureel 2018
recht praten wat krom is. (=door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien.
Reactie op column JACE van der Ven
Door Marja van Trier
Hij doe wel mee aon ‘n dialectdictee. Hoewel ie er dus niks mee heej
Z’n goei gedicht in dialect, dè van ‘ne communikaant,
Ies gin onderwèèrp van dezen dag, mar ik roep gin braand.
‘t zal z’n ABN gedichten overlèève, Swiebertje effect blèève
Hij schrêêf ‘n Tilburgs abc. Meteen al ouwverwets
mar omèèrmd dur alle man, ‘r zen veul variaoties van.
’t Moes bijgesteld, gerôôlen vur straottaol van ‘n subcultuur,
Jongeren vèènen ‘t lêuk, Van zon uitspraok krèèg ik jêuk
alsof ge zelf op den duur jong kunt blèèven, dur wegge nôot zegt op te schrèève.
z’n Kunstje Tilburgs ies de kortste taol kenne we ok allemaol.
Nie himmel van z’n èège, mar meensen luusen ‘t as pap
Vur men hurt ‘t bij den hap: Studentikôoze grap.
Net as de Lexicon recentis Latinitatis
Sinterklaos lectuur, nao december bekaant gratis
Van hum moete dit en moete dat
Terwèèl ie zelf onvat
wèddètum vur de voete valt
Vruuger waar alles bitter, allicht was dè ’n open deur die jouw goedkeuring nie behoeft.
En die ge makkelijk aftroeft, mar luihèèd hield de kôôning aaf
‘t was niks wettie ten beste gaaf
Over ’t blad Brabants hittie nooit zo hôôg opgegêeven,
as nou dè die over zunne god A F TH hebben geschrêêeven.
Nog zonne vent die ies getraumatiseerd omdettie nôôt z’n afkomst heej geaccepteerd.
In die interviews in Brabants heej van de Heijden z’n dialect om zeep gebrocht.
Toch schrèèft ie stiekem vul meer Brabants as dettie zelf docht.
Ochèèrm, dè doetie zonder èèrg. Ties zunne sluttel tot succes.
Mar laot ik dè mar vur me haauwe, aanders gottie aon de fles
Al wir ’n boek vol èègen lêêd, de exploitaosie van ’n schêêt.
Ge hoeft niks af te zwèère en alles nie bij te haawe, de tèèd haolt oe vanèèges in.
Schrèèft oewen èègen zin.
Zolang ge aojemt allemaol, doeget in oewen èège taol.
Ieder zijn eigen mening, Marja, bijvoorbeeld een boek over de dood van iemand kind ‘de exploitatie van ’n schêêt’ noemen.
JACE