De Vlaamse kunstenaar Jozef Cantré vluchtte in 1918 naar Nederland en keerde pas in 1930 terug naar België. Rond 1925 raakte hij bevriend met Hendrik Wiegersma die regelmatig werk van hem aankocht, zowel beelden als houtsneden. Museum De Wieger in Deurne besteedt nu aandacht aan Cantré’s jaren in Nederland, waarin hij zijn belangrijkste werk maakte. Een groot deel van de werken die Wiegersma destijds had aangekocht, wordt nu getoond, in de context van werk van bevriende kunstenaars.
door Irma van Bommel
Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog was een aantal kunstenaars uit België, waaronder Gustave De Smet en Frits Van den Berghe, gevlucht naar Nederland. Zij vestigden zich in het kunstenaarsdorp Blaricum. Jozef Cantré (1890-1957) kwam pas in 1918, aan het eind van de oorlog, naar Nederland.
Gedurende de oorlog had hij aan de Vlaamse Hogeschool in Gent gestudeerd. Als student hoefde hij namelijk niet in militaire dienst. Later ging hij er zelf tekenles geven. Maar aan het eind van de oorlog verwachtte hij represaillemaatregelen omdat de universiteit – die Nederlandstalig was – was opgericht door de Duitse bezetter. Hij viel inderdaad in ongenade en mocht pas in 1930 terugkeren naar België.
Metiers
Cantré vestigde zich ook in Blaricum en raakte bevriend met De Smet en Van den Berghe. Onder invloed van Duits expressionistische stromingen als Die Brücke en Der Blaue Reiter ontwikkelden zij eveneens een expressionistische stijl die later bekend zou worden onder de term Vlaams expressionisme. Jozef Cantré was zowel beeldhouwer als graficus. In beide metiers werkte hij aanvankelijk in een naturalistische stijl, maar in Blaricum ontwikkelde hij zich in expressionistische richting. In de expositie is het werk van Cantré te zien naast dat van De Smet en Van den Berghe.
Grafische illustraties, houtsneden, maakte hij veelal voor tijdschriften. In de expositie is veel aandacht voor de houtsneden die Cantré maakte voor het tijdschrift De Gemeenschap, maar ook voor de vele boekillustraties die hij vervaardigde voor uitgaven van contemporaine, Nederlandstalige schrijvers, zoals Karel van de Woestijne en Stijn Streuvels. Zijn illustraties voor tijdschriften en boeken hebben zeker bijgedragen tot de populariteit van het Vlaams expressionisme in Nederland.
Zadkine
Via zijn opdrachten voor De Gemeenschap kwam hij in 1925 in contact met Hendrik Wiegersma. Die was behalve huisarts ook kunstenaar en leverde eveneens illustraties voor De Gemeenschap. Wiegersma ontving ook kunstenaars in zijn huis De Wieger in Deurne. Cantré en Wiegersma raakten bevriend. Via De gemeenschap, maar ook via Otto van Rees, die in die jaren eveneens in Deurne woonde, kwamen beiden in contact met andere kunstenaars. Bij Wiegersma ontmoette Cantré Ossip Zadkine. Wiegersma nodigde in 1927 beiden bij hem uit. De ontmoeting met Zadkine was cruciaal voor de ontwikkeling van Cantré die beïnvloed raakte door de kubistische stijl van Zadkine
Cantré en Zadkine hadden een klik. Beiden hadden een voorkeur voor ‘taille direct’, het houwen in steen of in hout, een techniek die wezenlijk anders is dan het modelleren in klei of in was. En beiden waren van mening dat de vorm van een beeld al besloten lag in het materiaal. Het moest alleen nog tevoorschijn worden gehaald. Beelden van Cantré zijn in de expositie te zien naast een werk van Zadkine. Er wordt een documentaire van ongeveer tien minuten vertoond over Cantré waarin we hem aan het werk zien als beeldhouwer.
Interessantste
Bij de expositie is een uitgebreide monografie verschenen over het leven en werk van Cantré. Deze keer niet van Lex van de Haterd, die sinds zijn aanstelling als (onbezoldigd) conservator van het museum al diverse publicaties op zijn naam heeft staan, maar van de Vlaamse kunsthistoricus Peter Pauwels. Van de Haterd leverde echter wel de informatie over de periode dat Cantré in Nederland verbleef. Deze expressionistische jaren zijn de interessantste in het oeuvre van de kunstenaar. De expositie in De Wieger is dan ook specifiek gewijd aan deze Nederlandse jaren.
Klik hierboven.
De monografie is vlot geschreven en bevat naast wetenswaardigheden ook anekdotes. Naast foto’s van de kunstwerken zijn er ook veel historische foto’s opgenomen. Er is een heel hoofdstuk gewijd aan ‘Ontmoetingen in De Wieger’. Daarin wordt uit de doeken gedaan dat Wiegersma een charismatisch man was die regelmatig kunstenaars bij hem thuis uitnodigde. Maar ook iemand die regelmatig werk aankocht van Zadkine, Permeke, Van Rees, Cingria, Kogan, Matthieu Wiegman en Cantré en zodoende optrad als mecenas.
Elders in het museum is Brabantse volkskunst te zien. Gebruiksvoorwerpen met houtsnijwerk die Wiegersma verzamelde. De expressionistische stijl daarvan zal zeker de aandacht hebben getrokken van Cantré, maar ook van Zadkine. Van beiden is bekend dat ze zich voor hun beelden lieten inspireren door Afrikaanse volkskunst en wie weet ook door deze Brabantse volkskunst.
‘Jozef Cantré, beeldhouwer en houtsnijder. De Nederlandse jaren 1918-1930’, t/m 13 januari 2019 in Museum De Wieger in Deurne.
Peter J.H. Pauwels, Jozef Cantré. Beeldhouwer & houtsnijder. Gent: Pauwels 2017, 336 pp., ISBN 9789090305103, hb., € 39,50.
© Brabant Cultureel 2018