De Eerste Wereldoorlog is niet van ons. Nederland was neutraal en ving een miljoen Belgische vluchtelingen op. De Duitsers legden op de Belgisch-Nederlandse grens een hoogspanningsdraad aan om grensverkeer onmogelijk te maken. Deze Dodendraad maakte vele honderden slachtoffers. Daar bleef het lang bij. Tot op 10 november 1918, een dag voor de wapenstilstand, de Duitse keizer Wilhelm II ineens bij Eijsden aan de Nederlandse grens stond. Hij wenste gastvrijheid of asiel bij zijn verre verwante Wilhelmina in het neutrale Nederland.
door Camiel Hamans
Het verhaal is bekend: 10 november 1918, ’s ochtends om zes uur, arriveerde er een negental Duitse auto’s met onleesbaar gemaakte nummerborden aan de Belgisch-Nederlandse grens te Eijsden, ten zuiden van Maastricht. De sergeant van dienst weigerde het gezelschap – onder wie de laatste Duitse keizer – toegang, omdat hij van niets wist. Wel telefoneerde hij met zijn commandant in Maastricht die vervolgens spoorslags naar Eijsden afreisde en daar vaststelde dat er niet alleen negen Duitse automobielen aan de grens stonden, maar dat tevens de Duitse keizerlijke trein onder stoom klaar stond om Nederland binnen te rijden.
Klaarblijkelijk was Wilhelm er vanuit gegaan dat hij welkom was. De commandant, majoor Van Deyl, stond de keizer toe zich naar het plaatselijke stationnetje te begeven en liet ook de trein daar halt houden. Intussen werd koortsachtig met Den Haag overlegd. En dat terwijl het zondag was. Om kwart over zes ’s avonds viel de beslissing en vertrok een delegatie per trein vanuit Den Haag naar Maastricht. Net na middernacht vernam de keizer dat hem asiel werd verleend. De volgende ochtend reisde Wilhelm II von Hohenzollern met zijn eigen comfortabele trein via Maastricht, Roermond, Venlo, Nijmegen en Arnhem naar Maarn, waar hij in het nabijgelegen Amerongen voorlopig gastvrijheid kreeg bij zijn medelid van de Johannieter ridderorde graaf Bentinck.
Piepjong
Dit verhaal, en dan met name de dag wachten en heen en weer lopen op het perron in Eijsden, vaker niet dan wel in gezelschap van stationschef Pinckaerts, is op muziek gezet door de nog piepjonge componist Jan-Peter de Graaff (1992) en verwerkt tot een kameropera, De Grens. Opera Zuid heeft dit korte werkje geproduceerd, samen met de Stichting Leonore, van De Graaff zelf en VIA ZUID, een instelling voor talentontwikkeling in de podiumkunsten. Opvallend is dat de twee hoofdpersonen, de keizer en de chef, beiden door een vrouw ten tonele gebracht worden, de mezzosopraan Eva Kroon en Ginette Puylaert, sopraan.
Vanzelfsprekend heeft deze casting een vervreemdend effect. De keizer die zichzelf nog steeds een hele piet waant, komt erachter dat hij niets meer voorstelt. Vandaar wellicht dat de componist niet gekozen heeft voor het voor de hand liggend stemtype van een zelfverzekerde bariton. Als consequentie moet zijn tegenspeler dan ook een vrouwenstem zijn, maar eentje die de woede over een miljoen vluchtelingen en het tekort aan voedsel heftig tot uitdrukking kan brengen, dus een sopraan. De keuze voor deze stemtypes, maar ook de aankleding van de dames doet Brechtiaans aan, hetgeen nog versterkt wordt door de keuze voor het begeleidend Ensemble But What About, dat bestaat uit viool, accordeon, basklarinet, contrabas en slagwerk. Een vleug Kurt Weill, die overigens in 1918 pas aan zijn muziekstudie in Berlijn begon, ligt over het hele stuk. Ook het feit dat er in twee talen gezongen wordt, hoe zeer ook kloppend met de feitelijke situatie van 1918, versterkt de vervreemding. Tel daarbij op dat de teksten vanaf de bühne via een ouderwets soort overheadprojectie schots en scheef op een scherm geprojecteerd worden en het totaalidee van een geslaagde moderne vroeg twintigste-eeuwse compositie vat post. Vandaar ongetwijfeld dat De Grens in het programma van November Music is opgenomen.
‘De Grens’, 7 november 2018, vanaf 19.00 uur in de Verkadefabriek te ’s-Hertogenbosch.
© Brabant Cultureel 2018