Het Design Museum Den Bosch, voorheen het Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch, besteedt met de tentoonstelling ‘Show Yourself’ aandacht aan twee recente schenkingen: de sieradencollectie van de oud-directeur van het museum Yvònne Joris en de keramiekverzameling van vormgever en binnenhuisarchitect Benno Premsela. Over beide verzamelaars verscheen een publicatie. In verband met de naamsverandering van het museum wordt in het kort een ontwikkeling geschetst vanaf het ontstaan tot heden.
door Irma van Bommel
De verzamelingen van Yvònne Joris (1950-2013) en Benno Premsela (1920-1997) vormen een welkome aanvulling op de vaste collectie van het museum en zijn beide postuum door de erven geschonken. En er zijn meer overeenkomsten tussen de collecties en de verzamelaars. Premsela verzamelde naoorlogse keramiek, Joris verzamelde sieraden eveneens vanaf 1945. Beiden kochten aan wat vernieuwend was, in Nederland maar ook daarbuiten. Beiden richtten zich op toegepaste kunst die in kleine oplage verscheen. Beiden waren voorvechter van toegepaste kunst en beiden ijverden voor het weghalen van de scheidslijn tussen autonome en toegepaste kunst. En beiden traden op als ware ambassadeur van hun verzamelgebied. Vandaar de titel van de expositie Show Yourself. Yvònne Joris droeg vaak de sieraden die zij kocht, Benno Premsela nodigde geregeld gasten uit bij hem thuis en toonde dan zijn nieuwe keramiekobjecten. Maar ook Premsela verzamelde en droeg sieraden, armbanden en vooral broches die volgens hem door mannen gedragen konden worden. Zijn sieraden worden hier wel getoond, maar maken geen deel uit van de schenking.
Zaklampjes
De expositie sieraden van Yvònne Joris is te zien op de begane grond, in de zaal naast de markante balie. De ruimte is donker, maar bij de entree liggen kleine zaklampjes klaar voor de bezoekers. Lang niet alle materialen behoeven bescherming tegen fel licht, maar deze wijze van presenteren in het donker zorgt ervoor dat bezoekers met hun lampjes letterlijk gericht kijken. Snel langs de vitrines lopen is er niet bij. Opvallend is een vitrine met sieraden die zijn ontworpen door beeldend kunstenaars. Zo ontwierp Jean Cocteau voor Elsa Schiaparelli een broche in de vorm van een oog. Een andere vitrine toont sieraden uit de collectie van de Stichting Chi ha Paura (Wie is er bang?), een initiatief van Gijs Bakker en een Italiaanse galeriehouder ter promotie van het originele sieraad ‘dat meer moet zijn dan een decoratief accessoire’. Dit initiatief wordt ondersteund door het Design Museum in Den Bosch.
De expositie keramiek van Benno Premsela is boven te zien, op de tweede etage. De keramische objecten zijn op tafels geplaatst, zoals Premsela het gewild had zonder overkapping. Premsela verzamelde de voor keramiek karakteristieke vaas- en schaalvormen, de zogenaamde ‘containers’, maar dan wel modern vormgegeven. Toch kocht hij ook wel figuratieve objecten aan zoals deze expositie laat zien.
Vooral de vazen van Jan van der Vaart en Geert Lap zijn goed vertegenwoordigd. Met deze ontwerpers was Premsela goed bevriend en van hen kocht hij regelmatig werk aan. Maar kennelijk was hij ook bevriend met Piet Stockmans, want deze maakte (in 1988) speciaal voor hem een koffertje waarin hij in het deksel verslag deed van de porseleinen producten en kunstwerken die hij had ontwikkeld. Zo maakte hij melding van een ‘vloerinstallatie bestaande uit 10.000 kommetjes en opgedragen aan Benno Premsela’ (1983). Het koffertje is in de expositie te zien.
Tomeloos
Over beide verzamelaars is een publicatie verschenen. Het boek over Benno Premsela is geschreven door Fredric Baas, sinds 2009 conservator bij het Design Museum Den Bosch. Het kreeg de ondertitel ‘Strijder en Verleider’, twee trefwoorden die slaan op Premsela’s tomeloze inzet voor de toegepaste kunsten en zijn drijfveer om kennis en enthousiasme te delen. Baas karakteriseert hem als ‘een moderne homo universalis, homo-emancipator en kunstpaus’. Premsela was in verschillende disciplines werkzaam, gold als autoriteit op het gebied van kunst en vormgeving en werd dan ook regelmatig gevraagd voor adviesraden, besturen en jury’s. Hij werd gezien als iemand met een goede smaak en zijn keuzes werden dan ook nauwlettend gevolgd en nagevolgd. De vanzelfsprekendheid waarmee hij zich presenteerde als homo dwong respect af. Als voorzitter van het COC heeft hij veel voor de homobeweging kunnen betekenen.
Om kunstenaars te steunen kocht Premsela werk van ze aan. Hij bleek een goed netwerker en bracht belangstellenden in contact met zijn nieuwe aanwinsten door ze bij hem thuis uit te nodigen. Hij verzamelde 262 keramische objecten die nu allemaal te zien zijn en die ook allemaal opgenomen zijn in de publicatie. De verzameling geeft een dwarsdoorsnede van naoorlogse Nederlandse, maar ook internationale vernieuwende keramiek. Volgens Baas zijn door deze schenking hiaten in de museumcollectie opgevuld. “Los van de waarde die de individuele stukken en de groep werken als geheel hebben, krijgt de verzameling een extra lading doordat ze door een Nederlandse design-icoon bijeen is gebracht. De collectie verdient het mede daarom om integraal te worden ondergebracht bij een Nederlands museum dat vormgeving een prominente plek toekent in zijn (verzamel)beleid en programmering.”
Interim
De publicatie over Yvònne Joris is van de hand van Titus Eliëns. Hij was bijzonder hoogleraar industriële vormgeving aan de Universiteit Leiden en hoofd collecties van het Gemeentemuseum in Den Haag. Hij was ook korte tijd interim-directeur van het Stedelijk Museum na het plotselinge overlijden van René Pingen in maart 2016 tot de aanstelling van Timo de Rijk als directeur aan het eind van dat jaar. Hij kende Yvònne Joris persoonlijk en heeft vaak met haar samengewerkt.
Het boek over Joris kreeg net als het boek over Premsela twee trefwoorden mee en heeft als ondertitel ‘Pionier en Terriër’. Joris was een pionier omdat zij als museumdirecteur in de periode 1987-2009 de focus durfde te leggen op toegepaste kunst. Daarnaast was zij heel ambitieus en strijdlustig, zowel wat betreft collectievorming, organisatie van exposities als verbouwings- en nieuwbouwprojecten. Eliëns vergelijkt haar vasthoudendheid met die van een terriër.
De publicaties over Benno Premsela en Yvònne Joris zijn uitgegeven in cahiervorm en in een speciale museumeditie samengebracht in één omslag met de titel van de expositie. Hoewel deze presentatie er eigentijds uitziet is het ontbreken van een rug funest. Een serieuze publicatie verdient een rug. Hoe vind je het boek anders terug in de boekenkast?
Kruithuis
Joris heeft veel tijd en energie moeten stoppen in bouwplannen. Daarom schetst Eliëns in zijn publicatie een beeld van de geschiedenis van het museum. Als Yvònne Joris er in 1972 in dienst komt , eerst als secretaresse maar al gauw ook als tentoonstellingsmaker, is het museum gehuisvest in het Kruithuis vlakbij de Bossche citadel. De basis voor het museum was al in 1956 gelegd door de toenmalige directeur van de Bossche kunstacademie, Jan van Haaren. Als inspiratiebron voor zijn studenten wilde hij Europese keramiek tentoonstellen en verzamelen. Dat de academie met een nieuwe studierichting keramiek van start ging, heeft daar alles mee te maken. De Gemeentelijke Tentoonstellingsdienst werd door toedoen van Van Haaren in het leven geroepen. Pas in 1972 kreeg deze dienst een eigen pand, het Kruithuis, en vanaf 1985 werd de culturele instelling Het Kruithuis genoemd. Er werden exposities over keramiek, fotografie en beeldende kunst georganiseerd en er werd keramiek en ook grafiek aangekocht. Die grafiekcollectie werd later weer afgestoten.
Vanaf 1987 werden door Joris naast keramische objecten ook sieraden aangekocht, onder meer van Marion Herbst, Hans Appenzeller, Emmy van Leersum, Gijs Bakker en LAM de Wolf. Het systematisch verzamelen van moderne sieraden werd nog niet door een ander museum in Nederland gedaan, dus ook hierin was Joris een pionier. Bijzonder is dat zij ook keramische objecten en sieraden heeft kunnen verwerven die zijn ontworpen door bekende beeldend kunstenaars, zoals Vase femme van Picasso en een halssieraad van Alexander Calder. De eerder genoemde broche van Jean Cocteau had zij privé aangeschaft en deze privéverzameling maakt nu dus onderdeel uit van de vaste collectie van het Design Museum.
Gerespecteerd
Eliëns over Joris: “Het is tijdens haar directoraat dat Het Kruithuis zich ontwikkelt tot een internationaal gerespecteerd museum met een spraakmakend tentoonstellings- en collectiebeleid op het gebied van de eigentijdse keramiek, sieraden en vormgeving. Het feit dat het museum sinds kort zijn naam heeft veranderd in Design Museum Den Bosch kan om die reden als een eerbetoon aan Yvònne Joris worden opgevat.” Sinds 2016 richt het museum zich uitsluitend op design en toegepaste kunst. ‘De koerswijziging richting design onder directeur Timo de Rijk resulteerde per 1 juni in de nieuwe naam Design Museum Den Bosch’ vermeldt het persbericht.
In het historische overzicht in de expositie zijn diverse renovatie- en nieuwbouwplannen te zien die echter nooit zijn uitgevoerd, omdat ’s-Hertogenbosch het niet aandurfde of omdat er simpelweg geen geld voor was. Zo wordt er een maquette getoond van Bořek Šípek van gebouwen rondom Het Kruithuis. Den Bosch had dus een markant museum kunnen hebben, gezichtsbepalend voor de stad, vergelijkbaar met het Groninger Museum van Alessandro Mendini of het Bonnefantenmuseum van Aldo Rossi in Maastricht. Een gemiste kans, volgens Eiëns.
Joris was geen voorstander van een museum onder één dak met Het Noordbrabants Museum (HNBM), lezen we in de tekst van Eliëns. Zij was bang dat haar museum opgeslokt zou worden door het grotere HNBM. Uiteindelijk ging ze wel akkoord met een ontwerp van het architectenbureau Bierman Henket dat het museum aan de andere kant van de oude binnentuin situeerde. Wel eiste ze dan een eigen entree. Die is er gekomen, samen met een opvallende ontvangstruimte. Dat is met het bijzondere ontwerp van Humberto en Fernando Campana zeker gelukt. De sfeer en uitstraling van het Design Museum onderscheidt zich sterk van HNBM. Maar dat beide musea, samengebracht in het Museumkwartier, elkaar zo zouden versterken had Joris waarschijnlijk niet durven vermoeden. Juist het clusteren van beide musea heeft het Design Museum ongetwijfeld meer bezoekers gebracht dan het museum op een andere locatie zou hebben. In beide musea is regelmatig iets nieuws te zien. In het Museumkwartier kun je gerust een dag doorbrengen.
De exposities over Yvònne Joris en Benno Premsela zijn onder de titel ‘Show Yourself’ t/m 30 september 2018 te zien in het Design Museum Den Bosch.
Show Yourself. Benno Premsela & Yvònne Joris. Twee collecties van het Design Museum Den Bosch, nai010 uitgevers / Design Museum Den Bosch 2018. De museumeditie kost € 37,00:
Fredric Baas, Benno Premsela, Strijder & Verleider, Rotterdam: na010 Uitgevers 2018, 100 pp., NL/ENG, ISBN 978-94-6208-448-3, pb., € 22,95.
Titus M. Eliëns, Yvònne Joris, Pionier & Terriër, Rotterdam: na010 Uitgevers 2018, 100 pp., NL/ENG, ISBN 978-94-6208-449-0, pb., € 22,95.
© Brabant Cultureel 2018