Hij behoort tot de absolute top en wie nog nooit werk van hem zag, moet blind zijn. Kamagurka is behalve de maker van eindeloos veel cartoons ook striptekenaar, schilder en theatermaker. Een boek en een expositie in Het Noordbrabants Museum geven een breed overzicht van zijn kunnen en het boek plaatst het werk ook in context. Met humor als handelsmerk is dit een zomertentoonstelling om van te smullen.
door Lauran Toorians
Een nieuw land op de kaart zetten, is geen eenvoudige opgave. Pogingen zijn er genoeg. Kijk maar naar Catalonië, Koerdistan of het onafhankelijke Sardinië. Zoals Tibet, Oost-Turkestan (dat ook Oeigoeristan had kunnen heten) en de Krim bewijzen, is inlijven heel wat eenvoudiger dan afscheiden. Wonderlijk is ook dat na een pijnlijke strijd om zelfstandigheid vaak verdere desintegratie volgt, veelal met desastreuze gevolgen zoals Joegoslavië en Soedan bewijzen en ook Rwanda, Oekraïne en België laten zien. Op basis van tevredenheid wordt zelden politiek bedreven en volks(mis)leiders met een vermogen tot relativering zijn zo zeldzaam als visvijvers op Antarctica. En toch, toch is er zojuist een ministaatje aan de wereldkaart toegevoegd. Vanuit België nog wel.
Vrijstaat
Kamagurkistan bestond al langer als virtuele vrijstaat voor alles wat detoneert met de ernst, maar nu heeft deze vrijstaat fysieke grenzen gekregen. Niet als afscheiding van België – dan hadden we er nog jaren op moeten wachten – maar binnen de muren van Het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch. Vader des vaderlands is Luc Charles Zeebroek (Nieuwpoort 1956) die wij allemaal beter kennen als Kamagurka, meester van het absurdisme.
Voor de grote overzichtstentoonstelling van zijn absurd omvangrijke oeuvre schilderde hij letterlijk de grenzen van Kamagurkistan op de vloer, de wanden en het plafond van de tentoonstellingsruimte. De bezoeker weet daarmee precies om welke werken in het museum hij of zij mag lachen, en om welke beslist niet. Het blijft ten slotte wel een museum, een Kunstinstelling met een grote K. Verbazingwekkend is dan weer wel, dat de humor van Kamagurka dus toch grenzen blijkt te kennen. Dat is nieuw.
Dat deze tentoonstelling in ’s-Hertogenbosch staat, is toeval, maar ook weer niet. Want, zo verklaarde museumdirecteur Charles de Mooij, “Het Noordbrabants Museum is het meest op het zuiden georiënteerde museum van Nederland”. Dat kunnen zijn collega’s in Sittard en Maastricht in hun zak steken. Al dat geneuzel over een Euregio is onzin. Den Bosch, dat is het centrum van de wereld. Toeval is een betere verklaring. Een Bossche galeriehouder wist dat er een boek over Kamagurka in de maak was en bracht auteur Kim Ouweleen, kunstenaar Luc Zeebroek en het museum met elkaar in contact. Zo prozaïsch kan het zijn.
Diepgang
Kim Ouweleen (1988) raakte als puber via zijn vader in de ban van de cartoons en de strips van Kamagurka en studeerde in 2011 aan de Universiteit van Amsterdam als kunsthistoricus af op een scriptie over humor in de kunst, en meer specifiek over het werk van Kamagurka. Hij won daar een scriptieprijs mee en vervolgens heeft hij deze scriptie verder uitgewerkt tot het nu verschenen boek Kamagurkistan. Tijdens het onderzoek voor zijn scriptie kreeg Ouweleen toegang tot het atelier en het archief van Kamagurka en daarmee kregen scriptie en boek niet alleen meer diepgang dan een simpel overzicht van gepubliceerd en eerder geëxposeerd werk, maar ontstond ook de mogelijkheid een tentoonstelling te maken boordevol originele tekeningen. Juist dat maakt deze expositie zo aantrekkelijk. We zien hier geen uitgeknipte cartoons uit Humo, NRC/Handelsblad of De Groene Amsterdammer en geen zorgvuldige bewaarde of juist stukgelezen stripalbums, nee we kijken de tekenaar op de vingers in ‘het echte werk’. Dat maakt dit ook tot een tentoonstelling waar je in twintig minuten vol verwondering doorheen kunt lopen, maar waar je ook een hele dag lezend kunt doorbrengen. Lachen verzekerd.
Klik op de afbeeldingen om te vergroten.
In de afgelopen vijftig jaar maakte Kamagurka bij benadering zo’n honderdduizend cartoons. Maar daarnaast zijn er dan nog de stripalbums en ook schilderijen, sculpturen en theaterproducties. En ook die zijn goed vertegenwoordigd in deze tentoonstelling. Kamagurka gooit weinig weg en zijn archief – deels opgeborgen in volle bananendozen – is dan ook onuitputtelijk. Dat betekent dat het speurwerk van Ouweleen ook voor de kunstenaar zelf verrassingen opleverde. Een deel van het werk, en dan vooral de schilderijen en sculpturen, zijn in particulier bezit en zijn nu als bruiklenen in ’s-Hertogenbosch aanwezig.
In zijn schilderijen reflecteert Kamagurka nadrukkelijk op de Belgische ‘traditie’ van het surrealisme en absurdisme, maar ook meer in het algemeen op de moderne Europese schilderkunst vanaf ongeveer 1850. Net als bij René Magritte, die regelmatig in het werk van Kamagurka terugkeert, gaat het vaak om een combinatie van woord en beeld. Dat woord hoeft dan niet eens expliciet te worden uitgesproken of in beeld te komen, maar de kijker krijgt een beeld voorgeschoteld dat bij een poging tot benoemen niet blijkt te corresponderen met wat aan woorden in te toeschouwer opkomt. Die schurende discrepantie geeft het geheel diepgang en leidt tot een spanning die al snel ontlading vindt in een lach. Want vergeet niet, we lachen uit angst om wat ons verrast en wat we niet begrijpen, zoals een bange hond zijn tanden laat zien. We lachen om iemand die van de trap valt, een plens water over zich heen krijgt of in druk verkeer met zijn fiets in de tramrails blijft steken. Het enige oprechte vermaak is leedvermaak, leerde ik in militaire dienst. Misschien is het ook niet voor niets dat juist de underdog, het jongetje (of meisje) dat op school werd gepest, de beste absurdist wordt. Want juist dat jongetje (als het er niet onderdoor gaat) leert relativeren.
Potloodventer
Wat ik bij alle vergelijkingen mis, is de vergelijking van Kamagurka met het al even door taal geïnspireerde werk van Marcel Broodthaers. De verwantschap lijkt mij hier groter dan de verschillen. En anderzijds, in de woordarme visuele humor die Kamagurka meesterlijk beheerst, had best de theatergroep Radeis genoemd kunnen worden. Ik kan mij niet voorstellen dat de tv-sketches (L’union fait la force) van Josse De Pauw en kompanen Kamagurka niet hebben geïnspireerd. Het gerucht gaat dat Kamagurka een opname verstierde door als potloodventer in beeld te wandelen, maar helaas lijkt van deze sketches nergens meer beeld te vinden. In mijn beleving (jeugdsentiment) konden deze sketches zich meten met het Flying Circus van Monty Python.
NRC-hoofdredacteur en humorloze mede-Belg Peter Vandermeersch legt graag uit hoe typisch Belgisch de humor van Kamagurka is, en dan wordt niet alleen Magritte maar ook Pieter Bruegel tevoorschijn gehaald om dat te onderbouwen. Het lijkt mij onzin. De ‘nieuwstekeningen’ – een nieuw woord dat ik in de tentoonstelling aantrof – van Kamagurka doen het uitstekend buiten Belgistan. Hij publiceert ze in Charly Hebdo en in de Verenigde Staten en zelfs in Nederland, en anderzijds zijn er talloze niet-Belgische absurdisten als de mannen van Monty Python, Gummbah en Jan Böhmermann. En laten we vooral niet denken dat in talen die wij niet begrijpen geen absurde grappen worden gemaakt. Die horen en zien wij niet, en als ze toch voorbij komen, begrijpen we ze nog minder dan we sommige grappen van Kamagurka begrijpen. Afgezien van misschien puur leedvermaak, is alle humor nu eenmaal cultuurgebonden.
Kamagurkistan is een tentoonstelling om te gaan zien (en te gaan lezen), ook voor wie zich immuun acht voor absurdisme. Ergens in deze expositie moet het virus dan toch toeslaan en het gezicht een glimlacht vertonen. Maar ook voor wie Kamagurka al kent en waardeert, valt er veel te beleven. We krijgen een beeld van vijftig jaar ontwikkeling in zijn kunstenaarschap – er hangen bijvoorbeeld ook etsen uit zijn tijd op de kunstacademie – en zijn schilderijen (voor mij grotendeels nieuw) voegen een belangrijke extra dimensie toe. Bovendien roept menige cartoon de vraag op of ‘dit wel kan’ en ‘wat hij nu precies bedoelt’. Precies die uitdaging maakt de grap geslaagd: eerst de ernst in de humor toelaten en er dan extra welgemeend om lachen. Jammer dat Kamagurkistan grenzen kent, want eigenlijk is de hele wereld een grap. De kunst is om dat te zien en dan, na de eerste schrik, de tanden bloot te lachen.
Foto boven:Luc Charles Zeebroek (Kamagurka) in het Noord-Brabants Museum. Foto Gemma van der Heyden
‘Kamagurkistan, Voorbij de grenzen van de ernst’ tot en met 28 oktober 2018 in Het Noordbrabants Museum, ’s-Hertogenbosch.
Kim Ouweleen, Kamagurkistan, Voorbij de grenzen van de ernst. Zwolle: Waanders 2018, 182 pp.,
ISBN 978-94-6262-180-0, pb., € 24,95.
© Brabant Cultureel 2018