Na ‘Modernisten in Bergeijk’ komen de broers Edwin en Norbert van Onna met het boekje ‘Landschappen in Heeze, van Mesdag tot Sluijters’. Stond in de publicatie over Bergeijk Weverij De Ploeg centraal, in de nieuwe publicatie gaat het met name over de periode dat Heeze bekend was als schildersdorp. Edwin van Onna zorgde voor het kunsthistorisch onderzoek, Norbert van Onna maakte de foto’s.
door Irma van Bommel
Het boekje van de broers Edwin en Norbert van Onna over Heeze werd op 9 mei 2018 in die plaats gepresenteerd. De uitgave heeft hetzelfde formaat en dezelfde opmaak als hun eerdere boekje over Bergeijk en wellicht is dit het begin van een serie. Als buitenstaanders bekijken Edwin en Norbert van Onna wat er uniek is aan het dorp.
Voor Bergeijk was dat De Ploeg, gebouwd door Gerrit Rietveld, maar ook zijn villa’s, de tuinen van Mien Ruys en de kunstcollectie van Martin Visser. Voor Heeze is dat allereerst het kasteel met zijn zeventiende-eeuwse front, gebouwd door Pieter Post, en de zeventiende-eeuwse wandkleden, geweven in Frankrijk en Vlaanderen naar ontwerpen van Charles Le Brun en Peter Paul Rubens. Verder was Heeze lange tijd bekend als schildersdorp. Eind negentiende en begin twintigste eeuw bezochten bekende schilders van de Haagse School dit dorp om er het landschap en de authentieke boerenbevolking te schilderen.
Oogarts
Tussen beide, het kasteel en het schildersdorp, is een kleine link. De eerste kunstschilder die het kasteel en het landschap in de omgeving op doek vereeuwigde was Henriette Knip. Als jong meisje logeerde zij samen met haar vader, de kunstschilder Joseph August Knip, op het kasteel. Zij waren in Heeze omdat vader Knip aan een oogziekte leed en hij patiënt was van Johannes Kremer. Kremer was weliswaar dominee, maar had ook een reputatie als oogarts. Door de honderden patiënten die Kremer per jaar had, en die soms gedurende maanden in Heeze verbleven, bevonden zich in het dorp een aantal hotels en pensions.
Toen dominee Kremer in 1867 overleed, kwamen deze hotels en pensions leeg te staan. Maar niet voor lang. In navolging van de School van Barbizon, ten zuiden van Parijs, kwam in de tweede helft van de negentiende eeuw het buitenschilderen in zwang. Zo ontstonden in Europa diverse schildersdorpen, zowel aan de kust als in het binnenland. Met de opkomst van de industrie en de groei van de steden, gingen kunstenaars de natuur, maar ook het ‘eerlijke’ leven van vissers en boeren buiten in de natuur verheerlijken. Schilders van de Haagse School gingen buiten schilderen, in dorpen aan zee en op het platteland. Dat Heeze zich kon ontwikkelen tot een schildersdorp kwam vooral vanwege de aanwezigheid van logies.
Edwin van Onna heeft zich in de geschiedenis van het schildersdorp verdiept en noemt de namen van de kunstenaars van wie bekend is dat ze in Heeze hebben gewerkt, zoals August Allebé, Taco en Geesje Mesdag, Suze Robertson, Roland Larij, Walter Castle Keith en vele anderen. Daarmee voegt hij weliswaar niets nieuws toe, maar interessant is dat hij uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar wie met wie contact had en hoe zij in Heeze zijn gekomen. In het boekje zijn wat foto’s opgenomen van schilderijen die zich nu in collecties bevinden van het Eindhoven Museum (helaas gesloten), het Rijksmuseum, Het Noordbrabants Museum, het Gemeentemuseum in Den Haag en in privécollecties. Het aantal afgebeelde werken had wel wat meer mogen zijn. Van een paar afgebeelde schilderijen, zoals een boerenvrouw van Suze Robertson, is niet met zekerheid te zeggen dat ze in Heeze zijn vervaardigd. Robertson verbleef immers vaker in Dongen dan in Heeze.
Luminisme
Veel aandacht is er voor Jan Sluijters (1881-1957). Edwin van Onna besteedt maar liefst vier pagina’s aan deze schilder. Begrijpelijk en terecht, want na de vele tonale werken in de traditie van de Haagse School waar de kleur bruin de overhand had, was het kleurrijke werk van Jan Sluijters een feest voor het oog. Sluijters wordt gezien als een van de modernisten van de Nederlandse kunst. Hij was voordat hij Heeze aandeed al in Parijs geweest en had daar kennis gemaakt met vernieuwingen in de kunst zoals het fauvisme, het pointillisme, het luminisme en het expressionistische werk van Van Gogh.
In 1908 en in 1909 is Sluijters hier korte perioden in Heeze geweest. De werken die hij in Brabant maakte werden volgens Van Onna in april-mei 1909 in het Stedelijk Museum in Amsterdam tentoongesteld, naast dat van Piet Mondriaan en Leo Gestel in een aparte luministenzaal. Dat is interessant om te lezen. Sluijters vestigde zich echter in 1909 in Laren, waar zijn werk tot een artistiek hoogtepunt kwam. ‘Heeze gaf de aanzet en bracht de ontdekking van het licht’, schrijft Edwin van Onna. Dat is misschien teveel eer, want was hij al niet in Parijs geweest en had hij daar al niet geëxperimenteerd met lichtwerking en felle kleuren? Toch is zijn tijd in Heeze niet onbelangrijk geweest, want Sluijters heeft hier aardig wat werk gemaakt. Op de website van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) zijn maar liefst zeventien werken terug te vinden die Sluijters in Heeze en omgeving heeft vervaardigd.
Waarom Sluijters specifiek voor Heeze koos is niet bekend. Van Onna suggereert dat ‘het eenvoudige en onbedorven karakter van het Brabantse schildersdorp hem zeker ter ore zal zijn gekomen’. Het is eerder denkbaar dat hij bij de schilders die neerstreken in Heeze en die nog in nostalgische, bruine tinten bleven werken, geen aansluiting vond en na twee korte verblijven zijn geluk in Laren, Amsterdam en later Staphorst beproefde. Wellicht dat de overzichtstentoonstelling van Jan Sluijters die eind dit jaar te zien is in Het Noordbrabants Museum meer licht werpt op zijn verblijf in Heeze. Saillant detail is dat hij in Heeze verbleef met zijn nieuwe vriendin en kort daarna ging scheiden van zijn eerste vrouw.
Expressionisme
Van Onna beperkt zich in dit boekje tot de kunstenaars die van heinde en verre naar Heeze afreisden om er, meestal gedurende de zomermaanden, enige tijd te werken. De Brabantse schilders Jan en Antoon Kruijsen, Peter van den Braken en Henriëtte Pessers die zich hier tijdelijk of permanent vestigden, noemt hij wel, maar hij bespreekt ze verder niet. Jammer is dat hij Piet van Wijngaerdt (1873-1964) slechts noemt, maar niet bespreekt, want er zijn overeenkomsten tussen Sluijters en Van Wijngaerdt. Beiden hadden gestudeerd aan de Rijksacademie in Amsterdam, maar waren naar Parijs vertrokken om daar de nieuwe ontwikkelingen in de kunst te volgen. Dat resulteerde bij beiden in het gebruik van een kleurrijk palet. Waar Sluijters experimenteerde met diverse stijlen, koos Van Wijngaerdt voor het expressionisme. Van Wijngaerdt is dus zeker zo interessant voor Heeze als Sluijters, temeer omdat Van Wijngaerdt jarenlang Heeze bleef opzoeken, zelfs tot na de Tweede Wereldoorlog.
De recente foto’s van Norbert van Onna laten zien dat Heeze nog steeds een schilderachtig dorp is. Prachtige opnamen van het kasteel, oude boerderijen en landschappelijk schoon wisselen elkaar af. De meeste zijn in kleur, maar hier en daar kiest de fotograaf bewust voor een sfeervol zwart-wit beeld. Prachtig is zijn foto van hooimijten bij nacht, waar het spaarzame licht op enkele sprietjes hooi valt.
Edwin van Onna & Norbert van Onna, Landschappen in Heeze. Van Mesdag tot Sluijters. Schilders van het licht. Veldhoven: Uitgeverij Archehov 2018, 40 pp., ISBN 978-90-821523-8-8, pb., € 17,50.
www.onna.nl
© Brabant Cultureel 2018