‘My Own Private Giverny’ is de titel van het boek dat Marc Mulders onlangs uitbracht bij Uitgeverij Veerhuis. Met Giverny verwijst hij naar de tuinen van de impressionistisch schilder Claude Monet. Net als Monet haalt Mulders zijn inspiratie uit zijn tuin. En net als Monet geeft Mulders de bloemen steeds abstracter weer. De publicatie bevat naast schilderijen ook foto’s gemaakt door de kunstenaar.
door Irma van Bommel
De titel My Own Private Giverny was ook de titel van een lezing die Marc Mulders (1958) op 2 december 2017 gaf op uitnodiging van De Balie in Amsterdam in het kader van de serie Beeldbepalers. In deze lezing legde hij een link tussen zijn eigen tuin en die van Claude Monet (1840-1926).
Giverny, ten westen van Parijs, is de plaats waar Monet vanaf 1883 woonde. Beroemd is de waterlelievijver in de tuin die is opengesteld voor publiek. Nog beroemder zijn de schilderijen van waterlelies, vooral de grote wandschilderingen in de Orangerie in Parijs. Monet ontwikkelde zich met zijn waterlelie-schilderingen in abstracte richting. Ook Marc Mulders ontwikkelt zich met zijn schilderijen van bloemenvelden in abstracte richting. Schilderde hij eerst min of meer herkenbare bloemen, nu geeft hij een impressie, een sfeerbeeld van een bloemenveld.
Landgoed Baest
Mulders verhuisde op zijn vijftigste naar een oude boerderij op het landgoed Baest bij Oostelbeers. Zijn atelier in een voormalig kloostergebouw in Tilburg, waar hij bloemen en dieren liet aanrukken, maakte plaats voor een ‘buitenatelier’. Als atelier fungeert nu een oude stal. De grote deuren staan open en bieden direct toegang tot grote velden met wilde bloemen die Mulders ieder jaar laat zaaien. In die bloemenvelden maait hij paden zodat hij zich tussen de bloemen kan begeven. ‘En waar hij een “trip-ervaring” opdoet van de combinatie van gezoem van bijen, gefluit van vogels, de geur van bloemen en de kleuren van bloemen, vlinders en andere insecten’, zoals hij tijdens de lezing vertelde.
Het gaat hem om een mystieke, spirituele beleving van de natuur. Een beleving die voorkomt uit verwondering voor het leven en het besef dat het leven fragiel is. Hij heeft destijds bewust voor het buitenleven gekozen. Tegelijkertijd zegde hij zijn contacten met galeries in Parijs en New York op. Niet langer wilde hij productie leveren. Hij wilde ‘terug naar de basis, de roots en de spiritualiteit’. Dat vond hij op landgoed Baest. Dit is zijn ‘paradijselijke’ atelier. Hier maakt hij zijn impressionistische doeken, ver weg van het nieuws van alle dag. Hier is het ‘Zen’. Zijn glaskunst en zijn aquarelwerk maakt hij in andere ateliers, in de stad, en met deze kunstvormen wil hij nog wel eens reageren op actuele gebeurtenissen in de wereld.
Werden eerder zijn aquarelcollages en glasobjecten gerelateerd aan Jeroen Bosch, en zijn zonnebloemschilderijen aan Vincent van Gogh, nu worden zijn schilderijen van bloemenvelden in verband gebracht met de waterlelieschilderingen van Monet. Van alle vergelijkingen met grote schilders is die met Monet misschien wel het meest raak. Niet alleen door de bloemenzee als onderwerp, maar juist vanwege de weg naar abstractie die beide kunstenaars aflegden. Ook de kunstenaar zelf zegt geïnspireerd te zijn door Monet. Het boek is dan ook een ode aan deze impressionist over wie het Gemeentemuseum in Den Haag volgend jaar de expositie De Tuinen toont.
Foto’s
Het boek toont naast recente schilderijen ook foto’s gemaakt door de kunstenaar: sfeervolle foto’s van verschillende bloemenvelden met en zonder atelier. Daarnaast zien we zelfportretten en foto’s van andere mensen. Hij putte daarvoor uit bestaande foto’s; ze zijn dus niet speciaal voor dit boek gemaakt. Bij de meeste zelfportretten heeft de kunstenaar zich verstopt, achter een masker, bloemen of een coltrui. Slechts op een enkele foto toont hij zijn ware aard, in met verf besmeurde werkkleding, ontspannen leunend tegen een balk in zijn atelier, met op de achtergrond twee grote doeken van zijn hand. Op een paar foto’s staat zijn vrouw, Trudy Sas. Maar wat doen die meisjes in dit boek? Hij noemt ze niet in zijn tekst.
Het blijken zijn nichtjes Rosa en Marlies te zijn die van jongs af aan in de schoolvakanties komen logeren. “Zij hebben altijd rondom de ezels met schilderijen in mijn atelier gespeeld, gerend en gerust. Zo vanzelfsprekend en terloops als hun blik en die van Trudy is naar een doek in wording. Dat is voor mij van grote waarde. Daarnaast is Trudy essentieel voor wat betreft haar oordeel over een schilderij. Haar kritiek, ons gesprek, dat houdt mij scherp.” Mulders maakte al portretfoto’s van beide meisjes sinds zij bij hem over de vloer komen. Ze poseren in eigen kleding of trekken iets aan uit de kleerkast van Trudy. “Trudy en ik houden van mooie kleren. Dus wij hebben wat moois in de kast hangen. Eigenlijk kan ik mij niet voorstellen ooit nog een boek te maken over mijn schilderijen zonder foto’s van hen erbij.” Kijk, dat was nou leuk geweest om in dit boek te lezen.
Marc Mulders, My Own Private Giverny, Molenhoek: Uitgeverij Veerhuis 2017, 76 pp.,
ISBN 978-90-8730-048-7, hb., € 19,95.
Speciale editie, gesigneerd, voorzien van een potloodtekening en met beschilderd masker (oplage 20), € 1250,00.
www.uitgeverijveerhuis.nl
www.marcmulders.com
© Brabant Cultureel 2018