door Pieter Luykx
1
de wind was gaan liggen, niets bewoog rond het
riet, jij zat op de steen aan de rand van de vijver
waar jij langzaam je hand door het water
liet glijden, en niemand die zag wat jij zag in
dat eeuwige water
ik verlangde ernaar in jouw schaduw te zitten en
ik noemde je naam, maar ik zei het voorzichtig
ik zei het te zacht, het dreef weg bij het minste
2
de dag lag te wachten op wat er zou komen:
al maar meer blauw en een sprekende stilte
jij keek naar de vlinder, geen bloem sloeg hij
over op de plek waar het licht werd bewaard –
ik was er en wist dat dit nooit zou genezen
3
het drong tot ons door hoe groen al de bomen
in dit durende landschap, hoe geruisloos de
wind op haast strelende wijze, jij zei dan
jouw woorden die diep in mij pasten, mij
prachtig omhelsden, maar nooit meer gebeuren
4
het speelde zich af in de tuin waar het licht zich
verplaatste naar voorjaar, waar onder de struiken de
schaduwen schuilden, het kostte de bloesem geen
moeite te geuren – wij kwamen het pad afgewandeld
het maakte niet uit hoe langzaam wij liepen
Pieter Luykx (Ginneken 1935) woont in Breda, waar hij werkzaam was als docent pedagogiek. Van hem verschenen verschillende dichtbundels en hij publiceert in literaire tijdschriften in Vlaanderen en Nederland, waaronder met enige regelmaat Brabant Cultureel.
© Brabant Cultureel 2018