De drie zussen van Vincent van Gogh staan voor het eerst centraal in een boek dat ook kan worden gelezen als een familiekroniek van het gezin waar de schilder een telg van was. Niet alleen Vincent blijkt een interessant leven te hebben gehad. De familieleden correspondeerden druk en gelukkig bleef veel daarvan bewaard. Vooral die brieven vormen nu de bron voor een mooi boek.
door Lauran Toorians
Vincent van Gogh en vrouwen hebben nooit een gelukkige combinatie gevormd. Niet dat de relatie altijd slecht was, maar zodra de liefde om de hoek kwam kijken, liep het mis. Vincent hield er op dat vlak Victoriaans romantische ideeën op na die er niet aan bijdroegen dat een normale relatie kon opbloeien. Hij beschouwde vrouwen of als engelachtige wezens die hoog op een voetstuk dienden te worden vereerd, of als deerniswekkende schepselen die wellicht voor verheffing in aanmerking komen, maar waarvan hij wist dat ze nooit zijn gelijke konden zijn. Verliefd was hij vaak en hij verlangde ook naar een liefdevolle echtgenote en een gezin. Als hij zijn gevoelens al durfde te uiten, liep dat echter steevast uit op een afwijzing. De dame in kwestie was onbereikbaar of riep volmondig ‘Neen, nooit, nimmer’.
Later – als we daar al van kunnen spreken bij iemand die 37 werd – gaf hij die droom op. De schilderkunst was inmiddels zijn grote liefde gebleken. Voor ‘genegenheid en warmte’ was er gedurende zijn hele volwassen leven het bordeel. En zelfs dat met mate, want kuisheid, zo meende hij met Balzac, is heilzaam voor moderne kunstenaars. Morele overwegingen speelden daarbij geen rol. Prostitueebezoek was voor zowel mannen uit de goede burgerstand – en daar hoorde onze domineeszoon ook bij, arm als hij was – als voor kunstenaars volledig geaccepteerd. Het zaad verspillen was zondig, dus veel keuze was er niet.
Passies
Over Van Gogh en de liefde valt een boek te schrijven en dat is onder precies die titel dan ook in 2007 al gedaan door Hans Luijten. Dat boek gaat niet alleen over vrouwen, maar ook over de andere passies van Van Gogh, met natuurlijk het schilderen voorop. Maar er zijn wel degelijk vrouwen geweest met wie Van Gogh een groot deel van zijn leven een nauwe relatie onderhield die zeker ook liefdevol was. Vreemd genoeg krijgen die vrouwen pas nu de aandacht die zij verdienen in een boek van kunsthistoricus Willem-Jan Verlinden. Verlinden werd in 1971 geboren in Helvoirt, waar Vincents vader van 1871 tot in 1875 predikant was. Vincent woonde toen al niet meer thuis en was slechts enkele keren op bezoek in Helvoirt. Voldoende voor Verlinden om een band te voelen.
De vrouwen waar Verlinden zich in heeft verdiept zijn de drie zussen van Vincent van Gogh: Anna Cornelia (1855-1930), Elisabeth Hubertina (1859-1936) en Willemina Jacoba (1862-1941) ofwel Anna, Lies en Wil. Uiteraard waren nog twee vrouwen van grote invloed op Vincents leven, namelijk zijn moeder Anna Cornelia Carbentus (1819-1907) en de vrouw met wie zijn broer Theo in 1889 trouwde, Johanna (Jo) Gesina Bonger (1862-1925). Ook deze twee komen in het boek ruimschoots aan bod, maar het zijn de zussen die centraal staan. Terecht, want het is verwonderlijk dat dit trio nooit eerder in de schijnwerpers is gezet. Behalve drie zussen heeft Vincent ook twee broers (de bekende Theo en Cor).
Het boek is chronologisch opgebouwd en biedt daarmee geen afgeronde biografische schetsen van de drie zusters. Veel meer is het daarmee een kroniek die gedurende een kleine eeuw het wel en wee volgt van het gezin van vader Dorus van Gogh, maar dan toch steeds met de zussen centraal. Door het leeftijdsverschil tussen de zes kinderen in het gezin en doordat zij door opleiding (internaat) en werk lang niet allemaal gelijktijdig thuis woonden, werd er onderling ijverig gecorrespondeerd. De brief, concludeer je na een boek als dit, is de WhatsApp van toen, met als voordeel dat papier behoorlijk duurzaam is en de Van Goghs veel bewaarden. Een andere belangrijke bron is een familiekroniek die ‘tante Mietje’ schreef. Deze Aantekeningen van Tante Mietje van Gogh zijn in 2010 uitgegeven door Nico van Beek. Een deel van de geraadpleegde brieven is onuitgegeven en ook dat maakt dit boek van Verlinden belangrijk.
Doorsnee
Het is lastig uit te maken hoe doorsnee het gezin Van Gogh in de tweede helft van de negentiende eeuw was. Een domineesgezin in Noord-Brabant was dat sowieso niet. Er werd regelmatig verhuisd als vader Van Gogh een andere standplaats kreeg en de familie van zowel vaderszijde als moederszijde woonde redelijk verspreid en dat was op het Brabantse platteland zeker niet doorsnee. Toch lijkt het gezin uit te nodigen tot een kostuumdrama zoals met name de BBC die zo prachtig kan maken. Lief en leed zijn ruimschoots voorhanden om voor een regelmatige ‘cliffhanger’ te zorgen en het zou een mooi beeld geven van hoe een gezin in die tijd volstrekt was aangewezen op zichzelf en naaste familie.
Het gezin Van Gogh had het nooit breed en vader Dorus zette alles op alles om zijn kinderen op te voeden tot zelfstandigheid. Ook de meisjes kregen een opleiding en werden geacht in hun eigen onderhoud te kunnen voorzien, in elk geval totdat zij trouwden. Vincent was zoals bekend het zwarte schaap dat met veel vallen en opstaan zijn weg vond als kunstenaar. Hij heeft nooit in zijn eigen levensonderhoud kunnen voorzien en bracht de familie pas rijkdom toen vrijwel meteen na zijn dood zijn zegetocht als vernieuwer in de schilderkunst begon. Broer Theo was zijn steun en toeverlaat, ook financieel, maar Theo droeg ook financieel bij in het gezin en dus voor zijn andere broer en zussen. En ook hij overleed jong, amper een jaar na Vincent. Broer Cor, de jongste van het gezin, kreeg een niet nader omschreven vakopleiding in een fabriek en trok later naar Zuid-Afrika waar hij niet erg succesvol lijkt te zijn geweest. In de Boerenoorlog vocht hij aan de kant van de Boeren mee in het vreemdelingenleger waarbij hij in Britse krijgsgevangenschap raakte en als gevangene omkwam. Vader van Gogh was toen al overleden, totaal onverwacht en pas 63 jaar oud.
Anna, de oudste zus, trouwde een Leidse industrieel en lijkt daarna een betrekkelijk rustig leven te hebben geleid. Als meisje had zij op kostschool gezeten, waarna zij als gouvernante en daarna als lerares op een kleine privéschool in Engeland aan de slag ging. Daar, in Welwyn, voelde zij zich thuis en zowel Vincent als jongere zus Willemien bezochten haar daar. Wil bleef zelfs voor langere tijd in Welwyn, waardoor ze al erg jong uitstekend Engels leerde en in aanraking kwam met de Engelse literatuur van die tijd. Liefde voor literatuur deelden alle leden van de familie Van Gogh.
Wat de gezinsleden ook in meerdere of mindere mate allemaal deelden, was een gebrekkige gezondheid, zowel lichamelijk als psychisch. Van Vincent is dat algemeen bekend, maar Willemien, die alle gezinsleden overleefde en 79 werd, bracht de tweede helft van haar leven door in een inrichting voor zwakzinnigen in Ermelo. Daar ging echter een actieve periode aan vooraf waarin zij rond de eeuwwisseling nauw en actief betrokken was bij de eerste feministische golf in Nederland.
Poëzie
Lies van Gogh maakt op bescheiden schaal naam als dichteres en is nu vooral nog bekend als de eerste biografe van haar schilderende broer. Als Vincent in 1873 in Helvoirt afscheid neemt voor zijn vertrek naar Londen draagt zij bij wijze van groet een gedicht voor van de nu al even vergeten Antwerpse dichter Jan van Beers. Zij schreef het gedicht ook over om het aan haar broer mee te geven. De liefde voor de poëzie zat er blijkbaar al vroeg in. Zij bleef dichten en korte verhalen schrijven, maar trad daarmee pas na 1900 naar buiten. Succesvol was zij niet, daarvoor waren haar verzen te zoetsappig en nietszeggend. Het interessantst zijn misschien nog haar bewerkingen van volkspoëzie uit verschillende talen.
Haar leven mag zeker tragisch worden genoemd. Ook haar gezondheid haperde. In 1880 kwam zij als gezelschapsdame in Soesterberg in huis bij Catharina van Willis, de echtgenote van Jean Philippe du Quesne van Bruchem. Mevrouw was ziek en had verzorging nodig. Lies nam die op zich en bestierde ook het huishouden. De heer des huizes was plaatsvervangend kantonrechter in Amersfoort en de situatie liep op haast voorspelbare wijze mis. Lies kreeg een relatie met haar werkgever en beviel in 1886 – in het diepste geheim in Frankrijk – van een dochter Hubertina die zij moest achterlaten en pas veel later en slechts eenmaal heeft teruggezien. Vele jaren later hebben familieleden gepoogd het contact met deze ‘Franse’ nicht van Vincent van Gogh te herstellen, maar dat was voor alle betrokkenen te laat en niet echt succesvol.
Nadat Catharina du Quesne-van Willis was overleden kon Lies in 1891 haar geheime minnaar trouwen. Daarmee kon wel hun liefdesrelatie in de openheid komen, maar Hubertina bleef nog lange tijd een goed bewaard geheim. Lies en Jean Philippe kregen nog drie kinderen, maar het huwelijk was niet gelukkig. De carrière van meneer Du Quesne wilde niet vlotten en hij – ook hij – kreeg psychische problemen die het gezin tekenden. Hij overlijdt in 1921, waarna Lies zich vrij voelt om naar Frankrijk te reizen om haar oudste dochter te bezoeken. Die is echter zodanig gehecht aan haar pleegmoeder dat het niet tot een hereniging komt. Lies blijft poëzie publiceren. In 1923 verschijnt dan ook een tweede editie van haar al in 1910 gepubliceerde Vincent van Gogh. Persoonlijke herinneringen aangaande een kunstenaar. Dat boek is wat de ondertitel zegt, een reeks persoonlijke herinneringen (in de tweede editie ‘aan haar Broeder’) en die zijn behoorlijk gekleurd, wat dan weer aanzet tot onmin binnen de familie, waar met name Jo Bonger dan al volop bezig is met Vincents bewaard gebleven brieven.
Gewoon
Het aardigste van dit boek is misschien wel dat het Vincent van Gogh belicht in de omgeving van zijn naaste familieleden. Hier is hij niet primair de kunstschilder of de brievenschrijver, maar ‘gewoon’ een zoon in een negentiende-eeuws gezin dat nogal wat sores kende. Dat de zussen uit de schaduw zijn gehaald, is mooi. Zeker Lies als niet erg succesvol schrijfster en Wil in haar periode als feministe verdienen meer aandacht als zelfstandige personen. Dat Vincent uiteindelijk beroemd is geworden, is bij dit alles haast van ondergeschikt belang. Dat roept de vraag op in hoeveel meer families er nog een dergelijk rijk archief aan oude correspondentie aanwezig is. Met dezelfde zorg bestudeerd, zou die duidelijk kunnen maken hoe uitzonderlijk – of doorsnee – het lief en leed van de Van Goghs is geweest.
Willem-Jan Verlinden, De zussen Van Gogh. Amsterdam / Antwerpen: Em. Querido’s Uitgeverij 2017 (geïllustreerde heruitgave; oorspronkelijk 2016), 280 pp., ISBN 978-90-214-0144-7, pb., € 15,00 (E-book € 9,99).
Naast het boek kwam een website online waarop ook de (voet)noten zijn te vinden die in het boek niet zijn opgenomen: https://thevangoghsisters.com/nl/
© Brabant Cultureel 2017