Oorlogstoerisme bestaat al zo lang als er wordt gevochten, maar dat archeologen gericht belangstelling hebben voor het fenomeen oorlog is zeker in Nederland tamelijk nieuw. Er was dan ook nog nooit een tentoonstelling aan gewijd. Die is er nu in ’s-Hertogenbosch: ‘Opgegraven strijd’.
door Lauran Toorians
‘Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder’ is niet alleen de titel van een lied en van de autobiografie van Ramses Shaffy, het is ook een soort programma van de menselijke soort. We doen het allemaal, en graag samen. Dat vechten in deze liedtekst op de tweede plaats komt, is misschien ook geen toeval. De menselijke soort is nogal gewelddadig van aard. Voor historici is dat niet nieuw – geschiedschrijving gaat vanouds vaak over oorlog en heeft macht als centrale factor – en ook antropologen hebben altijd oog gehad voor de omgang met conflicten in verschillende culturen. In de archeologie, en zeker de Nederlandse archeologie, vormen geweld en oorlog echter pas sinds kort een thema dat interesse wekt. Nu is er voor het eerst in Nederland een tentoonstelling over de Opgegraven strijd, in Het Noordbrabants Museum.
Context
Uiteraard wisten archeologen ook altijd wel dat vechten tot de menselijke natuur behoort. Wapens en sporen van strijd uit allerlei periodes werden ook door archeologen aangetroffen, maar tot het plaatsen daarvan in een algemene context ‘oorlog’ kwam het zelden. Eén van de zaken die daarin verandering hebben gebracht, is een hernieuwde en meer afstandelijke belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog. Die is inmiddels zo lang geleden dat er weliswaar nog steeds direct betrokkenen in leven zijn, maar dat het voor jongeren – en daarmee ook voor veel archeologen – een afgesloten verleden is.
In grote lijnen geldt in de archeologie dat hoe dieper iets (een artefact) in de grond zit, hoe ouder het is. Lang was het niet ongewoon om de bovenste lagen weg te graven – en daarmee weg te gooien – op zoek naar sporen uit de Romeinse tijd of ouder. Echt jonge sporen werden als ‘recente verstoring’ in de bodem als oninteressant afgeschreven. In de Monumentenwet stond tot voor kort dat bij graafwerk gevonden voorwerpen die ‘redelijkerwijs ouder zijn dan vijftig jaar’ dienden te worden gemeld bij de overheid. Daar viel sinds 1995 ook de Tweede Wereldoorlog onder, maar ‘oud ijzer’ uit die tijd kreeg slechts zelden aandacht. In de nieuwe Monumentenwet is slechts sprake van ‘redelijkerwijs oud’ en is geen termijn meer opgenomen. De fiets die of het radiotoestel dat opa in 1940 of 1941 in de tuin begroef om ze uit handen van de bezetter te houden, geldt nu dus voor de wet als een archeologische vondst. Nog meer geldt dat uiteraard voor resten van loopgraven waarin daadwerkelijk is gevochten.
Explosief
Een probleem hierbij is dat de Tweede Wereldoorlog vaak letterlijk nog explosief is en dat menselijke resten in deze context onder verantwoordelijkheid van defensie vallen. Bij het opgraven van bijvoorbeeld een vliegtuigwrak staat de archeoloog daardoor vrijwel altijd buitenspel. Ook bij het (commerciële) explosievenonderzoek is er vaak weinig aandacht voor de archeologische waarden die daarbij in het geding zijn, terwijl ook het ruimen van explosieven weer een taak van defensie is. Het onderzoek vereist hier dus veel coördinatie.
Voor oudere periodes speelt dit, onder meer ook doordat er tijdens de Eerste Wereldoorlog op Nederlands grondgebied niet is gevochten. Ondertussen is er wel aandacht voor de mobilisatiekampementen en de opvangkampen voor Belgische vluchtelingen die her en der werden ingericht, net zoals voor de legerkampen die zich bij Rijen en Oirschot bevonden tijdens en kort na de Belgische Opstand in 1830.
In de tentoonstelling zijn al deze periodes vertegenwoordigd, met uit de Tweede Wereldoorlog onder meer de vondsten uit Duitse loopgraven bij vliegveld Eindhoven (Meerveldhoven) en de spullen die een groepje Britse soldaten in 1944 achterliet in een kuil in het zuiden van de Tilburgse binnenstad. Er is ook materiaal uit de Koude Oorlog en verder terug in de tijd is uiteraard de Tachtigjarige Oorlog goed vertegenwoordigd, deels met vondsten die nooit eerder werden tentoongesteld.
Massagraf
Een belangrijke vondst die in 1987 in Wassenaar werd gedaan, is in de tentoonstelling als replica op ware grootte te zien. Het betreft een massagraf met de skeletten van twaalf mannen, vrouwen en kinderen die ergens rond 1700 voor Christus door geweld om het leven kwamen en samen werden begraven. De interpretatie is niet zeker, maar wellicht ging het om een groep boeren (een familie?) die het slachtoffer werd van veerovers. Het algemeen heersende idee van de bronstijd als een periode met een egalitaire en tamelijk vreedzame samenleving ging met deze vondst grondig onderuit en strijd werd een thema in de archeologie. Ineens was duidelijk dat het niet alleen gaat om zulke extremen als Tachtigjarige Oorlog of Tweede Wereldoorlog, maar dat vechten deel uitmaakt van de menselijke natuur en dus ook van het archeologisch erfgoed.
Een bijzondere groep vondsten uit Noord-Brabant die ook in de expositie is vertegenwoordigd bestaat uit de verzameling van eindeloos veel menselijke botten en wapentuig die uit de Maas bij Maren-Kessel is opgebaggerd. Recent is hiervan betoogd dat dit de resten zijn van het uitroeien van twee complete inheemse stammen door Julius Caesar, rond vijftig voor Christus. Of die interpretatie juist is, is onder archeologen nog behoorlijk omstreden en ook de tentoonstellingmakers spreken zich hier niet over uit. Duidelijk is dat het gaat om slachtoffers van geweld, maar de exacte datering is veel minder zeker en de vondsten lijken uit een langere periode te stammen en dus niet op één moment hier te zijn gedeponeerd. Te denken valt dan eventueel ook aan een heiligdom waar gesneuvelde vijanden (of stamgenoten) werden ‘geofferd’. Vergelijkbare vindplaatsen zijn bekend uit Noord-Frankrijk. Een belangrijk probleem van de vondsten bij Maren-Kessel is dat zij niet tijdens een opgraving aan het licht zijn gekomen. Archeologisch hebben zij daarmee geen ‘context’ en dat maakt de interpretatie bijzonder ingewikkeld. Dat het om een bijzonder vondstcomplex gaat, staat buiten kijf.
Verdienstelijk
De tentoonstelling in Het Noordbrabants Museum is samengesteld door Evert van Ginkel en Arjen Bosman, twee archeologen die zich al lang voor het fenomeen oorlog interesseren. Van Ginkel runt sinds zijn afstuderen al zo’n dertig jaar een bureau dat zich op alle mogelijke vlakken verdienstelijk maakt in het presenteren van archeologische vondsten en kennis aan een breed publiek. Opgegraven strijd is een typische ‘Van-Ginkeltentoonstelling’ met een helder verhaal, een goede samenhang tussen de archeologische objecten en de verdere aankleding van de presentatie en een spaarzaam, maar effectief gebruik van multimedia. Arjen Bosman begon als archeoloog bij de Romeinen, maar maakte van zijn hobby nog meer zijn werk en runt nu een bureau dat zich specifiek toelegt op twintigste-eeuws krijgshistorisch erfgoed. Ze schreven bij de tentoonstelling een vlot leesbaar en rijk geïllustreerd boekje waarmee je de tentoonstelling – meer dan met een droge catalogus – handzaam mee naar huis neemt.
Twee bijzondere objecten in de tentoonstelling komen uit Berlijn. Het gaat om een bronzen portretkop en het fragment van een aardewerken beeld die in de jaren 1930 door de nazi’s tot ‘Entartete Kunst’ werden verklaard en toen ook nog als zodanig werden tentoongesteld. Daarna verdwenen deze kunstvoorwerpen in een depot dat bij een bombardement op Berlijn in 1944 werd getroffen en in vlammen opging. Een aantal kunstwerken van brons en keramiek kwam terecht in de kelder en bleef daar onopgemerkt onder het puin liggen totdat zij in 2010 bij toeval werden teruggevonden. Het zijn de enige niet-Nederlandse vondsten in de tentoonstelling, maar zij illustreren het thema uitstekend en bovendien is het erg bijzonder dat deze twee objecten nu door ‘Berlijn’ zijn uitgeleend.
Kamp Vught
Tegelijk met deze tentoonstelling vindt op het terrein van Nationaal Monument Kamp Vught een archeologisch onderzoek plaats dat voor bezoekers van het monument ook te bekijken is. Dit onderzoek loopt tot en met 5 maart 2017, waarna de vondsten zullen worden opgenomen in de tentoonstelling in ’s-Hertogenbosch. Bezoekers van Kamp Vught ontvangen op vertoon van hun entreekaartje drie euro korting bij bezoek aan Opgegraven Strijd.
‘Opgegraven strijd. Archeologie van de oorlog’, t/m 14 mei 2017 in Het Noordbrabants Museum, ’s-Hertogenbosch.
Evert van Ginkel & Arjen Bosman, Opgegraven strijd. Archeologie van de oorlog. ’s-Hertogenbosch: Het Noordbrabants Museum 2017, 76 pp, € 10,00.
Lees ook: Sporen van afscheiding in Noord-Brabants landschap
© Brabant Cultureel – februari 2017