Wiel Wiersma schildert ruimtes, liever gezegd, de reflectie van licht door een venster. Sinds 2003 hij heeft zijn atelier aan de Genneperweg in Eindhoven, waar hij binnenkort uit moet omdat er appartementen in komen. Brabant Cultureel bezocht hem net op tijd in zijn mooie, grote atelier met hoge ramen, dat sinds 2003 regelmatig onderwerp van zijn schilderijen was.
door Irma van Bommel
“Licht en ruimte zijn de bouwstenen van mijn werk”, vertelt Wiel Wiersma (1964). “De reflectie van licht door een venster is wat ik wil vastleggen. Met mijn werk begeef ik me op het randje van figuratie en abstractie.” Wiersma werkt in olieverf omdat deze verf langzaam droogt en hij brengt de verf afwisselend schraal en pasteus op. “Het is meer boetseren met verf. Het fijne van olieverf is dat je er lang in kunt werken (met een paletmes en een schraper). Het droogt op zoals je het erop zet, dat is met acrylverf niet het geval.”
Modeltekenen
Op zeventienjarige leeftijd, toen hij nog op school zat, volgde hij al lessen modeltekenen en schilderen aan de academie in Arendonk. Na de middelbare school ging hij naar de Academie in Tilburg, waar hij in het tweede jaar mocht beginnen omdat hij de beginselen van het tekenen en schilderen al beheerste. Toch maakte hij deze opleiding niet af. “De academie is ontstaan vanuit een lerarenopleiding. Er werd slechts twee uur per week vrijgemaakt voor tekenen en twee uur voor schilderen. Veel te weinig.” Hij ging zijn eigen weg.
Toch noemt Wiersma zich geen autodidact. “In Europa word je omgeven door kunst. Je zit er middenin.” In de vele musea kun je schilderkunst bestuderen. Daar heeft hij veel van opgestoken. En hij heeft mensen gevraagd langs te komen in zijn atelier om zijn werk te beoordelen en advies te geven. Van de kritiek van kenners zoals Jan Radersma, Rik van Iersel en Chris Manders, heeft hij veel geleerd.
Wiersma schildert voornamelijk interieurs, maar heeft zich ook verdiept in landschappen en portretten. Hij maakte een serie portretten van de medewerkers van de Effenaar. En voor het ROC in Eindhoven (nu Summa College) maakt hij portretten van mensen die afscheid nemen van de onderwijsinstelling. “Portretten maken is goed om je skills te trainen, om je vak te onderhouden.” Vanuit de portretten is hij mensen in interieurs gaan schilderen. Dat werden uiteindelijk ruimtes zonder mensen, omdat hij dat interessanter vond. Toch is de menselijke aanwezigheid voelbaar. Tafels bijvoorbeeld geven de menselijke maat aan.
Compositie
Ruimtes geven structuur aan een schilderij. Perspectieflijnen zorgen voor een raster. Je hebt dan een sterke constructie die de compositie bepaalt. Lichtval geeft richting. Witte verf suggereert de intensiteit van het licht en maakt het licht fysiek aanwezig. “Het is mooi om te zien hoe dingen worden opgevreten door het licht.”
Zijn kleurgebruik is minimaal. De basis voor zijn werken is de tegenstelling licht – donker. Hij gebruikt een beperkt kleurenpalet met een enkel lichtaccent voor de levendigheid. Zo kan een rood vlakje ervoor zorgen dat elders in het werk het blauw oplicht. Hij legt uit dat ook de kleur van een muur bepalend is voor het effect van een schilderij. Zo kan in een donker werk geplaatst tegen de achtergrond van een roze muur het roze in het schilderij oplichten.
De serie Nature Morte ontstond naar aanleiding van het overlijden van een vriend, een beeldhouwer. Een niet meer bewoond huis in Frankrijk, waar hij toevallig was, had op zich niets met die persoon te maken, maar riep wel de juiste sfeer op. Hij maakte foto’s van de verschillende kamers, als geheugensteuntje. Ze dienden slechts als inspiratie voor de schilderijen die hij later in zijn atelier maakte. De ruimtes die hij creëert staan op zichzelf, ze hoeven geen weergaven van de werkelijke situatie te zijn.
Afstand
Zijn werken dienen op enige afstand bekeken te worden. Voor zijn werkwijze is het dan ook noodzakelijk om telkens afstand te nemen. “De meeste tijd ben je aan het kijken. De tafel met verf staat midden in het atelier, zodat je wel achteruit moet lopen om het werk te bekijken. Ik verhoud me in mijn atelier in mijn eentje tot iets wat op zichzelf staat. Een schilderij is pas af als de ruimte een autonoom beeld wordt.”
Wiersma werkt snel, maar is wel heel lang bezig aan één schilderij. “Het begin gaat makkelijk. Op één middag heb je een compositie op het doek. Dan volgt de suggestie van een tafel, een stoel, maar niets is willekeurig. Ik neem de werkelijkheid als referentie, maar geef slechts fragmenten weer.” Hij doet een beroep op het associatief vermogen van de kijker. “Je hersenen gaan een spelletje spelen, je gaat zelf invullen.” Je kunt lang naar zijn werken kijken. Het verveelt niet, integendeel, hoe langer je kijkt, hoe meer je ontdekt. Je haalt er steeds meer uit.
Vierkant
Hij heeft een voorkeur voor vierkante formaten, maar waarom? “Omdat dit het meest ‘basic’, abstracte formaat is. Er is veel variatie in het weergeven van ruimtes. Ieder kader zorgt voor een andere compositie. En het licht is constant anders. Zo brengen de vier seizoenen variatie in lichtval.”
Hij schildert bij voorkeur op groot formaat doek. Waar andere schilders worstelen met grote formaten is Wiersma daar juist volkomen op zijn gemak. “Werken op een groot formaat is een fysieke ervaring, daar kun je niet omheen. Het eist ook een andere toets en meer verf. Een kleiner schilderij heeft een andere dynamiek. Daar kun je werken met alleen schraal opgebrachte verf. Op groot formaat werkt dat niet. Maar bij een groot formaat loop je makkelijker het risico dat je er te lang op door werkt en het werk kapot maakt. Je blijft zoeken. Ik erger me aan een schilderij tot het klaar is. Het is af als ik me niet meer erger.”
Wiersma had nog een ander, kleiner atelier in Oostelbeers. Dat wordt nu gebruikt voor opslag, maar daar gaat Wiersma straks werken. Jammer is dat de ruimte daar veel lager is. Hij zal zijn grote, hoge atelier in Eindhoven met de grote vensters gaan missen…
Het werk van Wiel Wiersma is te zien bij zijn (vaste) Galerie Luycks in Tilburg.
© Brabant Cultureel – december 2016