door Herman Coenen
Bijen in september
Denkend aan J.Z.
Wij zouden er allang mee zijn opgehouden,
maar zij gaan door, besnuiven, bekruipen
de groene frambozenbloeisels, al is het bijna
midden september. Aangemoedigd door de roze vruchten
die vol en uitbundig hangen te wezen, door de zon
die met een zachte wind van alle wolken bevrijd
onder elk neerhangend blad weet te sluipen.
Ik voel hem op mijn schouders, in mijn nek
en laaf me aan hun overmoed en die
van de gele rozenknoppen, de vlinders
die, je weet niet waarvandaan, uit blijven komen,
weten zij veel of het maar voor enkele dagen is,
hoe lang, hoe kort, het leven kent geen maat,
reiken is het naar de warmte, het licht,
op elk moment, in iedere gedaante.
Voorportaal
Het was laat, maar daar stonden we,
alle zintuigen gescherpt, zoals steeds meer
de afgelopen dagen. Het eind van dit.
Het portaal, zwarte nacht,
geleund tegen dezelfde paal, luisteren
daar beneden in het dichtbegroeide dalletje
de nachtegaal, we wisten het zeker,
hij was het. Vermakelijk, verrassend, ontroerend
zijn wendingen, zijn loopjes en rateltjes
helemaal op zijn eentje, in dat donker.
Later de kikker die zich ook bewust werd
van zijn virtuoze aanleg, de uil, de honden.
En toen, niet te houden, de maan
van achter de heuvels, verdrinkend
in het heelal dat alleen wij hier mochten
aanschouwen. Daarna kamillethee,
daarna de slaap in het kleine huis, elk in zijn
kleine lichaam, zijn oneindig veel te kleine
voorportaal van ooit het grote begrijpen.
Herman Coenen (1946) is socioloog en oud-hoogleraar van de Universiteit voor Humanistiek (Utrecht) en woont in Tilburg. Hij publiceerde eerder gedichten en korte verhalen in literaire tijdschriften, eigen bundels en op cd. Hij publiceerde eerder in Brabant Literair.
© Brabant Cultureel – augustus 2016