door Camiel Hamans
Soms is de wereld zo groot, dat die slechts op zijn Japans gedaan kan worden. Zeker als je op doorreis bent. Kentucky lijkt zich voor zo’n aanpak te lenen. Een bourbon hier, een klagende banjo met wat bluegrass-sfeer in de avond en de reiziger kan door naar de volgende staat. Hij mist wat. Natuurlijk is de plaatselijke hoofdstad, Frankfort, geen omweg waard. Nog geen veertigduizend inwoners en dan moet nog de hele omgeving meegeteld worden. Er zijn slechts drie Amerikaanse staten die nog kleiner zijn. Fankfort heeft een Capitol, veel groen en een universiteit. Dat is in wezen de hele stad, misschien afgezien van een paar aardige negentiende-eeuwse huizen. En natuurlijk het standbeeld van die gouverneur met de goed Duitse naam Goebel, die op weg naar de inauguratie voor zijn tweede ambtsperiode in opdracht van zijn running mate doodgeschoten is. Gewoon terwijl hij naar de plechtigheid wandelde. De twintigste eeuw was pas ruim een maand oud.
Of Petersburg, wat meer naar het noorden en net onder de rook van Cincinatti (maar die wereldstad ligt in een andere staat). Petersburg was in 1791 kandidaat-hoofdstad van Kentucky. De ‘stad’ heeft nu nog geen duizend inwoners, maar wel een Scheppingsmuseum. Voor de deur een enorme dinosauriër, want die zouden volgens de Answers in Genesis-gemeenschap die dit creationistisch bolwerk overeind houdt, een tijd lang samen met de mensheid de aarde bevolkt hebben. Een state of the art gebouw vol interactieve Bijbelse geschiedenis, een bezoek aan de Ark van Noah incluis. Geloven is niet zo moeilijk, claimt het museum. Wetenschap en geloof staan niet tegenover elkaar: natuurwetenschap bestaat alleen maar omdat God bestaat. God is de enige ooggetuige van de schepping der aarde. Waarom hem dan niet geloven, en lieden die alleen maar via redeneren en deduceren tot het waarheden kunnen komen wel?
Tegen zoveel godsvertrouwen helpt inderdaad alleen een stevig glas authentieke Kentucky bourbon. Of een middagje naar het Lincoln Museum in Hodgenville. Helaas is de grote staatsman op zijn zevende al met zijn ouders naar Indiana verhuisd. Dan maar een dag Louisville. Dat heeft veel meer te bieden. Een naar Europese maatstaven grote stad met zo’n 600.000 inwoners. Beroemd om zijn Kentucky Derby, een paardenrace op de eerste zaterdag van mei. Al opgericht in 1875. De eerste jaren wonnen zwarte jockeys met grote regelmaat. Dit tot groot ongenoegen van hun zich superieur wanende blanke collega’s. Dus werden alle niet blanken weggepest. Dat lukte. Vanaf 1920 hebben er nooit meer zwarte jockeys mee geracet tot een paar jaar geleden de eerste dapperen zich weer dorsten te vertonen.
Louisville is een grote stad met nieuwe, allure uitstralende hoogbouw, maar ook met een oude wijk waarin de prachtigste planters- en havenbaronnenhuizen staan. Soms wat vervallen, maar veel vaker fraai gerestaureerd. De stad is echter vooral aan de waterkant indrukwekkend. De immens brede Ohio rivier verslaat onze Europese stromen gemakkelijk. Zelfs het IJ kan in breedte niet wedijveren. Aan de oever liggen een paar antieke Mississippiboten op toeristen te wachten, waaronder een enorme raderboot met vier forse wielen aan de achtersteven.
Niet ver daarvandaan Mainstreet met onder meer een museum annex fabriek van slaghouten. Buiten meteen herkenbaar: een ver boven de daken uitstekende honkbalknuppel. Binnen Walls of Fame van allerlei soort. Belangrijke slagmannen, belangrijke homerunslagers, de meest succesvolle spelers per jaar enzovoorts, enzovoorts. Een doorlopende actiefilm, een jeugdprogramma en een rondleiding door de werkende fabriek. En dat in een goed opgeknapt negentiende-eeuws gebouw met alle grandeur van de industriële revolutie. Een groot deel van Main Street is opgeknapt, staat nog leeg en wacht tot de economie weer aantrekt en de oude hallen en kantoren die nu nog glimmen van nieuwigheid zo betrokken kunnen worden. Verbazingwekkend is dat de leegstand nog verschoond is van elk spoor graffiti. Gaat goed onderhoud vandalisme tegen?
Vlak daarachter, tegen de rivier aan, het Waterfront met een Muhammad Ali Center, een van de onderdelen van het Museumkwartier. Daar was het deze dag te doen: de kaarten en accreditaties voor de begrafenis van Muhammad Ali werden uitgedeeld, maar tussen de rijen en de partytenten van de grote tv-networks door liepen tientallen mensen die gewoon bloemen wilden leggen voor Ali. Een monument opzij van de deur van het centrum was omgebouwd tot herdenkingsaltaar. Vol bloemen, teksten en foto’s. Het indrukwekkendste was een foto van een oude, angstig kijkende Ali die door zijn dochter iets ingefluisterd krijgt. Zo hulpeloos, zo weerloos en dan ooit zo onaantastbaar sterk. Schoolklasjes met een halve vlinder op het gezicht getekend, want Ali wilde als bokser immers ‘zweven als een vlinder en steken als een bij’. Er was een heel programma aan de gang met kinderspelen, muziek, sprekers en dat alles om en het wachten te veraangenamen en tegelijk de grote zoon van Louisville te eren. Een klein zwart hummeltje liep overal doorheen, gevolgd door legio camera’s, want zijn moeder had hem een blauwe glittercape omgedaan, zijn vierjarige knuistjes in grote rode bokshandschoenen gestoken en hem een gouden medaille omgehangen.
Louisville is Ali-city. En dat niet alleen in de dagen rond zijn uitvaart, want er is al jaren een brede Muhammad Ali Boulevard in downtown Louisville. Ali is dé grote zoon van Louisville, als sportman, maar vooral als kampioen van de emancipatie. Op het grasveld, honderd meter van het Center, repeteert een College Band, waarschijnlijk voor een optreden op het tentpodium dat later die dag een live studio wordt. Uit het koper klinken de gedragen tonen van Stephen Collins Fosters My Old Kentucky Home, ooit een strijdlied tegen de slavernij, geïnspireerd door Harriet Beecher Stowe’s Negerhut van Oom Tom, nu het officiële volkslied van Kentucky, maar ook een evergreen van weemoed en heimwee, gezongen in de Amerikaanse burgeroorlog door jongens die naar thuis verlangden, in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog en aan de stranden van Italië en Normandië.
De tekst wordt door omstanders meegehumd en vooral de laatste strofe verkrijgt weer instemming:
The head must bow and the back will have to bend,
Wherever the darkey may go.
A few more days and the trouble all will end,
In the field where the sugar-canes grow.
A few more days for to tote the weary load,
No matter ’twill never be light.
A few more days till we totter on the road,
Then my old Kentucky home, good-night!
Alsof er gezegd wil zijn dat het slavenbestaan alleen officieel voorbij is en er nog steeds “a few more days” nodig zijn. Op een punt klopt de gemompelde tekst niet meer met het origineel: the “darkeys” zijn verdwenen. Tot in de Senaat en het Huis van Afgevaardigden van Kentucky is bezwaar gemaakt tegen dit woord, een N-woord zoals de politiek correcte Amerikaan nu zegt. “Darkey” werd dus “people”. Ook in de tweede regel van de eerste strofe: “’Tis summer, the darkies are gay.” ‘Gay’ mag blijkbaar nog wel in deze oerconservatieve staat, die als de noordelijkste van het Zuiden wordt gezien.
Tussen het grasveld met het schetterende koper en de waterkant is een goed onderhouden openbaar toilet. Bij de deur hangt op deze klaarlichte dag voor elke oplettende waarnemer duidelijk zichtbaar een jonge man rond, gekleurd en goed gebouwd. Zodra er een andere man of jongen verschijnt die naar binnen wil, neemt hij hem op en volgt hem. Soms keert hij na minder dan een minuut terug, maar even vaak duurt het langer, behoorlijk wat langer dan het kost om een blaas te legen.
Een uurtje naar het oosten ligt Lexington, inderdaad vroeger een centrum van tabak en sigarettenrook. Dat is over. Toch is de plaats niet ten onder gegaan. Het gemeentebestuur van deze stad met 300.000 inwoners heeft een slimmigheidje uitgehaald die cultureel goed uitpakt. Op het Square, vroeger Victorian Square, zijn alle oude gevels blijven staan, erachter zijn in quasi gietijzerstijl nieuwe kantoren, winkels, restaurants, kindercrèches, expositieruimtes gebouwd en ingericht. Met elkaar verbonden door fraaie aan cruiseschepen of antieke bioscopen herinnerende trappen. Krullen die van verdieping tot verdieping kronkelen. Een trouvaille.
Vijfhonderd meter verder de eerste Afro-Amerikaanse begraafplaats. Verweerde stenen in nette gazons. De wijk eromheen stort vrijwel in. Allemaal houten laagbouw met aan de voorzijde porches inclusief schommelstoelen. Type plantagehuis maar dan tot Lego-formaat teruggebracht. The old Kentucky home. De bewoners zijn in hoofdzaak gekleurd, in alle tinten en van alle afkomst, terwijl op het Square en de daaraan grenzende Broadway en Main Street vooral kleurloosheid heerst. Ook de VS kan nog een kleurenrevolutie gebruiken.
© Brabant Cultureel – augustus 2016