De Pont is uitgebreid met een nieuwe tentoonstellingszaal en ook de entree, het museumcafé en de bibliotheek zijn vernieuwd, terwijl de museumtuin beter zichtbaar en toegankelijk is geworden. Volop reden voor een gesprek en een rondwandeling door het museum met directeur Hendrik Driessen. Hij is terecht trots, maar ook enigszins teleurgesteld: vanuit de Randstad blijft Tilburg de provincie.
door Joep Trommelen
Hendrik Driessen loopt door het nieuwe café van De Pont. De directeur van het Tilburgse museum voor moderne kunst ziet dat de nerven van sommige tegen elkaar geschoven tafeltjes haaks op elkaar staan en roept een van zijn collega’s: of ze dat even in orde wil maken door die tafels te draaien. Zijn aandacht voor zo’n detail tekent de bezieling van de man die al sinds de start in 1989 de scepter zwaait in het museum. “Kijk, daar valt de zon door een spleet hinderlijk naar beneden. Daar kom je pas achter als het bouwen klaar is. Daar moeten we dus ook nog iets aan doen…”
Miljoenen
Op 3 september 2016 neemt De Pont elfhonderd onder zijn toezicht nieuw gerealiseerde vierkante meters in gebruik: zeshonderd vierkante meter expositieruimte, een veel ruimer café, een leeszaal annex bibliotheek, een nieuwe entree en een ruimere boekenhoek. En eindelijk is er een uitnodigende toegang tot de altijd al prachtige museumtuin, goed zichtbaar vanuit een van een open haard voorziene lounge waarvoor Driessen inspiratie opdeed in een van zijn favoriete musea: het Louisiana Museum of Modern Art in Kopenhagen. De Belgische videokunstenaar David Claerbout krijgt de eer als eerste van de nieuwe grote zaal gebruik te maken. Future, heet de tentoonstelling die hij er tot eind januari 2017 mag laten zien.
“Wij praten nooit over geld, maar het gaat om miljoenen,”, is Driessens gedecideerde antwoord op de vraag wat de verbouwing heeft gekost. “Dat we geen bedragen noemen, is ooit zo afgesproken met het bestuur. We draaien onze exploitatie uit de eigen omzet en het rendement van het legaat dat Jan de Pont (jurist en ondernemer jt) ons ooit heeft nagelaten om het museum te kunnen beginnen. We willen ook geen subsidies of sponsorgelden, want we hechten aan onze zelfstandigheid. Als je je financieel mede afhankelijk maakt van derden, lever je daar toch een stukje van in. Wij kunnen het ons veroorloven dat niet te doen.”
Maar die houding dwingt De Pont ertoe scherpe keuzes te maken, zowel in het aankoopbeleid, bij het kiezen van de tijdelijke tentoonstellingen en ook nu weer met de verbouwing en uitbreiding. Driessen, die drie jaar voor zijn beoogde pensionering zo trots als een pauw is over wat het museum in een kwarteeuw heeft bereikt, zegt: “We kunnen ons geld maar één keer uitgeven. In 1989 gaf het bestuur ons een vast jaarlijks aankoopbudget en dat is sinds die tijd niet veel gestegen. Toen we begonnen, was er een economische crisis en eind jaren negentig kwam er nog een. Toen heeft het bestuur besloten een deel van het vermogen opzij te zetten voor aankopen, zodat daar toch ruimte voor zou blijven, ook in mindere tijden.”
Karakter
Begin jaren negentig begon Driessen met het verzamelen van de vaste collectie voor het museum, terwijl de voormalige wolspinnerij tot museum werd verbouwd. Die verbouwing gebeurde overigens met behoud van het ‘industriële karakter’ dat De Pont zo uniek maakt. Langzaam groeide het bezit van De Pont uit tot een kleine achthonderd kunstwerken. “Een rijk geschakeerd geheel met niet alleen schilderijen, sculpturen en tekeningen, maar ook met nieuwe media”, vertelt Driessen. “Sinds de jaren zestig zijn steeds meer kunstenaars ook fotografie, film en video gaan gebruiken in hun werk. Ook wij hebben daar voorbeelden van in onze vaste collectie. Het oude tot museum verbouwde fabrieksgebouw is met zijn gulle lichtinval door het dak echter niet zo geschikt voor dat soort werken. Vorig jaar bijvoorbeeld hebben we de centrale hal nog moeten verduisteren voor de grote video expositie van Isaac Julian. En ook ingrijpende akoestische maatregelen moeten nemen om overlast elders in het museum tegen te gaan. Dat is niet alleen een kostbare zaak; het stoort sommige bezoekers ook dat ze het prachtige licht dat we normaliter hebben, dan tijdelijk missen. Een ruimte voor de ‘lichtgevoelige’ nieuwe media stond dan ook al lang op ons verlanglijstje.”
In 2008, midden in de kredietcrisis, ging hij met het bestuur in gesprek om de mogelijkheden te verkennen. Dat bestuur reageerde aanvankelijk terughoudend, maar werd er gaandeweg enthousiast over. Acht jaar later is de uitbreiding een feit. Ook hier geldt dat er door behoedzaam opereren een ook financieel goed onderbouwd plan is gerealiseerd. Het ontwerp is van BenthemCrouwel Architekten uit Amsterdam, bekend van hun ontwerpen voor Schiphol, de RAI, het Anne Frank huis en het Stedelijk Museum. In 1990 mocht dat bureau de oude wolspinnerij in Tilburg al verbouwen tot museum en sindsdien is er niets bijgekomen wat niet de handtekening van BenthemCrouwel draagt. Zoals de vorig jaar grondig vernieuwde entree van het museum.
Continuïteit
Driessen hecht net als bij de kunstenaars die hij benadert aan een duurzame band met de architecten. “We houden er bij De Pont van een zekere continuïteitsgedachte uit te dragen. We willen niet meewaaien met de tijdgeest, want die is meestal niet blijvend. Zo is het DNA van zowel De Pont als BenthemCrouwel ook nu weer terug te vinden in de nieuwe ruimten.”
Hij geeft een rondleiding. Langs de nieuwe balie en boekenhoek, veel ruimer dan voorheen. Het oude café is nu de bibliotheek. Het nieuwe café geeft via de lounge toegang tot de museumtuin waarvan je vroeger moest weten dat ie er was om er te geraken. Nu nodigt een cafébezoek meteen uit tot een wandeling in de tuin, waar een nieuw terras keurig om een oude boom heen is aangelegd.
De zeshonderd vierkante meter nieuwe expositieruimte is opgebouwd uit een grote rechthoek met centraal daarin twee naast elkaar gelegen aparte ruimtes, waarvan de wanden als het ooit nodig mocht zijn tamelijk eenvoudig verwijderen kunnen worden. Die twee ruimtes scheppen meteen extra expositiewanden aan hun buitenkant en passen als Baboesjkapoppen in de grote ‘doos’. Aan het plafond hangt een state-of-the-art verlichting, met lichtbalken en spots die stuk voor stuk apart met de computer zijn in te regelen. Naast deze zaal bevindt zich een nieuw museumdepot. Grootste verschil met de ‘oude’ grote hal: het ontbreken van de voor de voor de verbouwde wolfabriek zo karakteristieke lichtinval door het plafond. Uitermate geschikt dus voor de ‘nieuwe media’.
Diepte
Driessen weet nog een voordeel van de verduisterde zalen. “We kunnen nu twee grote tijdelijke exposities tegelijk laten lopen. We gaan in de toekomst vaker met elkaar overlappende tentoonstellingen werken.” Ook na de uitbreiding wil Driessen vasthouden “aan het uitgangspunt dat we als museum geen historisch overzicht van moderne kunst willen bieden, maar voor een beperkt aantal kunstenaars kiezen die het DNA van onze eigen tijd min of meer representeren, en die we dan graag blijven volgen. We willen niet samplen maar de diepte in.” De Pont heeft zo in de loop der jaren een innige band opgebouwd met nu gerenommeerde kunstenaars als Ai Weiwei, Anish Kapoor, James Turrell en Marlene Dumas. “Door die band is het voor ons ook makkelijker om nieuwe werken van zulke kunstenaars naar Tilburg te halen. Ook financieel is het een voordeel dat ze ons goed kennen en gezien de langdurige band blijkbaar mogen. Dan krijg je toch wat eerder ‘korting’.”
Driessen herinnert zich nog goed hoe hij met niets begon en ook de missie van het museum – vooral werken met een beperkt aantal geselecteerde kunstenaars van wereldformaat – in alle eenzaamheid vorm moest proberen te geven. “Toen we begonnen, hadden we niet de reputatie die we nu schijnen te hebben. Ik was natuurlijk niet de Johan Cruijff van de kunstwereld, en moest in samenspraak met het bestuur bepalen hoe ons eigen radertje in de Nederlandse kunstwereld zou kunnen gaan passen.”
Kunstminnend
Driessen ergert zich soms aan verwijten dat De Pont te voorzichtig te werk gaat, dat hij te weinig avontuurlijk zou opereren in de keuze van wat het museum toont. Veel van die zogenaamde avontuurlijke aankopen verdwijnen uiteindelijk in het depot. En hij vindt dat musea er juist naar moeten streven zoveel mogelijk van de verzameling te kunnen (en wíllen) tonen.
De Pont trekt de laatste jaren 70.000 tot 90.000 bezoekers en wordt door kunstminnend Nederland tot de beste musea van het land gerekend. De nieuwste uitbreiding moet nog meer mensen naar Tilburg lokken. Er valt volgens Driessen voor De Pont nog een wereld te winnen. “Hoeveel mensen hier komen, hangt onder andere af van de publiciteit die wij krijgen. En dan blijkt toch telkens weer dat de Randstad veel aandacht in de media opslokt, ongeacht wat wij in Tilburg doen. Soms denk ik: waarom wordt over wat we nu hebben niet veel meer geschreven? Onbekend maakt onbemind. Zelfs na vijfentwintig jaar zijn wij nog onbekend bij mensen van wie ik zeker weet dat ze ons zouden waarderen.”
David Claerbout, FUTURE, te zien van 3 september 2016 t/m 29 januari 2017 in De Pont. www.depont.nl/tentoonstellingen/nu-en-later/detail/pers/david-claerbout
© Brabant Cultureel – augustus 2016
Fantastic and inspiring!