Natuurbegraven. Het is een opkomend fenomeen. Een fenomeen dat vrijwel naadloos aansluit bij een algemene en overheersende trend die sinds een aantal decennia om zich heen grijpt. We worden van alle kanten gebombardeerd met termen als energiebesparing, milieubewust, biologisch voedsel, natuurbescherming, maatschappelijk verantwoord ondernemen en ga zo maar door. Er is geen ontkomen meer aan. En zoals je in de supermarkt kan kiezen voor een stukje biologisch geproduceerd kippenvlees, zo is er nu ook de keuzemogelijkheid voor een duurzame begrafenis.
door Jan-Hubert Bisschops en Frank Klerks / Mea Culpa
Begravingen in de natuur werden al sinds mensenheugenis voltrokken. Je zou dan ook beter kunnen stellen dat het natuurbegraven gepauzeerd is in de moderne tijd, een pauze die nu voorbij is. In de praktijk komt het erop neer dat het lichaam of de as van de overledene op natuurlijke wijze wordt teruggegeven aan de natuur. Omdat natuur en milieu zo min mogelijk mogen worden belast, is een natuurbegrafenis, anders dan een reguliere begrafenis, beperkter qua mogelijkheden. Er worden immers alleen natuurlijke en afbreekbare materialen gebruikt. Daarentegen is de keuzevrijheid voor de laatste rustplaats wel veel uitgebreider, natuurbegraafplaatsen zijn qua oppervlakte vele malen groter dan traditionele begraafplaatsen.
De Utrecht
Op de nieuwe natuurbegraafplaats ‘De Utrecht’ in Esbeek worden we rondgeleid door Joyce Sengers, initiatiefneemster van deze natuurbegraafplaats. Zij leidt ons door een gebied dat zo’n 25 hectare groot is. Het voormalige productiebos met vooral naaldbomen is omgevormd van ‘een ecologische woestijn naar vitale natuur met biodiverse biotopen’. Het gebied is ingedeeld in vijf deelgebieden met verschillende landschapstypen. Je kan dus kiezen of je wil worden begraven op de heide, in het vochtig bos, in het licht berkenbos, in het lichthoutsoortenbos of het schaduwsoortenbos. Er zijn nog maar drie mensen begraven, maar “er is veel belangstelling, per week wordt ik gebeld door verschillende serieus geïnteresseerden”.
Sengers is zelf landschapsarchitect en heeft zich de laatste twee jaar bezig gehouden met de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats. “Het is heel wat werk geweest. Er zijn paden aangelegd, bomen geplant, sloten en vijvers gegraven, noem maar op. Op de grens van het gebied hebben we alle boomstronken van weggehaalde bomen als landart neergelegd.” Lopend door het gebied geeft ze uitleg bij verschillende elementen uit het landschap, zoals de twee natuurtheaters die zijn aangelegd. “Bij deze ligt een ven op de achtergrond, de mensen kunnen daar op de verhogingen plaats nemen om afscheid te nemen. Alle waterpartijen hier hebben amfibievriendelijke oevers, één van de vele ingrepen die we hier hebben gedaan om de biodiversiteit te vergroten. Vanaf nu moet de natuur zijn werk gaan doen.”
“Natural burial”, zoals natuurbegraven in het Engels wordt genoemd, was een idee van de Brit Ken West, die in 1993 de eerste natuurbegraafplaats ter wereld stichtte in Carlisle. West werkte al sinds de jaren ’60 in de begrafenisindustrie en voelde zich medeplichtig aan het verdwijnen van de kerkuil, aangezien hij veelvuldig onkruidverdelgers had gebruikt om de begraafplaatsen waar hij werkte onkruidvrij te maken. Door het gras minder vaak te maaien op een vergeten victoriaans gedeelte van de begraafplaats van Carlisle, waar hij in de jaren ’80 manager werd, konden wilde planten vrijelijk groeien en kwamen de gevluchte kerkuilen terug. Dit tot vreugde van West en de lokale bevolking. Er waren zelfs mensen die juist op dat gedeelte van de begraafplaats begraven wilden worden. Het werd een groot succes. Inmiddels zijn er al bijna driehonderd natuurbegraafplaatsen in Groot-Brittannië en ook in andere landen, waaronder dus Nederland, komen er steeds meer soortgelijke initiatieven op gang.
Triviaal
Wat West niet wist (en misschien nog altijd niet weet) is dat er in Nederland al 38 jaar eerder een natuurbegraafplaats werd geopend in Assel op de Veluwe: begraafplaats Westerwolde. Deze begraafplaats bestaat nog steeds, maar kreeg geen navolging totdat het fenomeen uit Groot-Brittannië kwam overgewaaid. Pas in 2003 werd in Sint Odiliënberg natuurbegraafplaats Bergerbos geopend, de tweede natuurbegraafplaats van ons land, maar in 2013 was het aantal al gegroeid tot 12. Wellicht was 1955 toch te vroeg om het natuurbegraven tot een succes te maken. Wie maakte zich toen immers druk over zoiets triviaals als het milieu? Het huidige succes is te verklaren doordat steeds meer mensen in deze tijd de wens hebben om op een ecologisch verantwoorde manier begraven te worden. Een wens die veel te maken heeft met de tijdsgeest. Oud-minister Els Borst werd bijvoorbeeld begraven op een natuurbegraafplaats in de buurt van waar ze woonde.
Een andere verklaring voor het succes is heel eenvoudig. De kosten van een natuurbegrafenis zijn lager dan de kosten van een reguliere begrafenis en in sommige gevallen zelfs concurrerend met de kosten van een crematie. Een doodskist is niet per se noodzakelijk en er hoeft ook geen grafsteen geplaatst te worden. In plaats daarvan wordt er een boomschijf op het graf geplaatst of in sommige gevallen een zwerfkei. Het natuurbegraven heeft ook nieuwe ontwikkelingen in gang gezet. Biologisch afbreekbare doodskisten en lijkwaden worden inmiddels door verschillende bedrijven aangeboden. Zo zijn er doodskisten van karton te krijgen (eventueel met een fineerlaag, zodat het toch hout lijkt), maar ook een gevlochten uitvaartmand behoort tot de mogelijkheden. Desondanks is het fenomeen nog altijd, ten minste in ons land, vrij klein. In 2015 vonden er nog maar zo’n driehonderd natuurbegravingen plaats.
Verdienmodel
Uiteindelijk is het natuurbegraven echter, vanuit het oogpunt van natuurbescherming en onderhoud, mogelijk een interessante vorm van inkomsten. Een natuurgebied kan met de opbrengsten van de begrafenissen worden onderhouden. Sommige bezitters van landgoederen zien het naar verluidt zelfs als een interessant verdienmodel. Natuurbegraafplaatsen gaan ook langzamerhand onderlinge concurrentie aan. Over het algemeen kun je zeggen dat natuurbegraven nog een beetje gezien wordt als een chique aangelegenheid. Wellicht is het in deze tijd sociaal wenselijk en politiek correct om te kunnen zeggen dat men op een natuurbegraafplaats begraven zal worden. Natuurbegraafplaats De Utrecht is echter ‘toegankelijk voor iedereen’. Grappend voegt Sengers er nog aan toe: “We worden weleens de HEMA onder de natuurbegraafplaatsen genoemd.”
Het gebied dat Sengers gecreëerd heeft in Esbeek doet echter niet goedkoop aan. Het geeft met alle paden en open plekken een beetje het gevoel van een park. Wellicht is het in dit stadium echter nog te vroeg om daarover te oordelen, aangezien de werkzaamheden allemaal pas net zijn afgerond en de natuur haar werk nog niet heeft kunnen doen. Het is trouwens nog maar de vraag of het een probleem is dat het gebied de associatie met een park oproept. Van een echt natuurgebied – waar immers geen menselijke tussenkomst kan plaatsvinden – is in Nederland immers nergens sprake. In een park ga je wandelen om tot rust te komen. In dit immense park kom je uiteindelijk tot rust, eeuwige rust.
Essentie
Buiten het feit dat de natuur nog zijn werk moet doen om de natuurbegraafplaats te vervolmaken, ontbreekt er nog een ander essentieel onderdeel: een ceremonieel paviljoen. Momenteel staat er een kleine houten bouwkeet, maar deze zal slechts tijdelijk dienst doen. In het hart van de natuurbegraafplaats staat een ceremonieel paviljoen gepland met de titel Portaal de 8. Het ontwerp is van de hand van en|en architecten uit Eindhoven. “Zij wonnen destijds vooral de architectenselectie,” zegt Sengers, “omdat ze met hun ontwerp voor het paviljoen lieten zien dat ze de ceremoniële essentie van het natuurbegraven het best begrepen hadden.” Deze essentie omschrijven en|en architecten op hun website in de volgende bewoordingen: “Het gebouw symboliseert oneindige verbintenis en kracht. Het is het fysieke vertrekpunt voor de lange en moeizame reis van verlies en verdriet naar verwerking en harmonie.”
En|en architecten hebben dit vertaald in een ontwerp dat is opgebouwd uit twee basiselementen: een heuvel en een hoed. De heuvel ‘ritualiseert de plek’, zoals zij zelf omschrijven, ‘en huisvest de basale onderdelen van het programma zoals kantoor, kantine en opslag. De ceremoniële plek is een centrale open ruimte bovenop de heuvel waar omgeving en kosmos met elkaar verbonden zijn.’ Ontwerpend is dit vormgegeven door middel van een groot venster op ooghoogte, dat in de rituele ruimte zorgt voor een ingekaderde blik op het landschap, en een grote opening in het dak waardoor het mystieke licht de ruimte binnenvalt. De ceremoniële plek heeft de vorm gekregen van een conische, houten hoed, die straks als een baken in het bos de rituele plek markeert.
Wanneer het paviljoen daadwerkelijk gerealiseerd gaat worden kan Joyce Sengers nog niet precies zeggen. “We nemen nu even de tijd om ervoor te zorgen dat het zo gebouwd kan gaan worden dat het straks recht doet aan de ambitie die we hebben.” Wachtend op het paviljoen is de beoogde plek in het hart van de natuurbegraafplaats op dit moment, net als de graven in het bos dat zijn, gemarkeerd met boomstammen die in de loop van de tijd zullen vergaan.
www.nbp de utrecht.nl
www.architecten-en-en.nl
EERDE VERSCHEEN IN DEZE SERIE:
Ruimen of bewaren? Begraafplaats Buytenhove
© Brabant Cultureel – april 2016
Zonde van onze schaarse ongerepte natuur. Natuurbegraven is misschien voor het individu een fijne oplossing, maar de vraag is of wij als samenleving hier op zitten te wachten. Laat de natuur vooral een blije plek zijn voor de nog levende mens en dier en laten we niet dit soort enorme oppervlaktes voor eeuwig vastleggen als begraafplaats, daar is Nederland ook echt te klein voor. Voor meer informatie over natuurbegraven: http://natuurbegraafplaats-waaromniet.nl