door JACE van de Ven beeld Joep Eijkens
Voor de Tilburgse revue ‘Fèèn femilie’, in 2005 geloof ik, schreef ik een liedje over het trieste einde van de aapjes van V&D. Ik had die aapjes zelf nooit gezien, maar mijn collega-auteur van de revue, Ed Schilders, vertelde mij erover. Het was volgens hem dé attractie voor ieder kind dat rond 1960 in Tilburg bij V&D binnen ging. De aapjes vormden samen een orkestje en zaten ergens aan de ingang in een zogenaamde Bimbobox. Als je daar een dubbeltje in gooide, begonnen ze en liedje te spelen, waarbij ze echt trommelden en gitaar speelden. In 1965 brandde de oude V&D in Tilburg volledig uit, uiteraard kwamen ook de aapjes daarbij om.
Het refrein van mijn liedje ging als volgt:
Wij zijn die leuke aapjes van de Bimbobox
Wij komen in beweging door elektroshocks
Net kwam er met zo’n shock opeens een vonkje mee
Nu zitten we te spelen in een vlammenzee
We werken ons nog meer dan anders in het zweet
Dat komt door al dat vuur, verdorie, dat is heet.
Nu, vijftig jaar later, is V&D definitief aan zijn eind gekomen, niet door een vonkje dat ontstond bij een verkeerd elektrisch contact, maar door een algehele cultuuromslag in het rijke, vrije westen. Steen- en ijzertijd zijn eindelijk voorbij, welkom computertijd. We kopen niet meer in de winkelstraat en al helemaal geen spullen die langere tijd mee horen te gaan. Uitverkoop is het geen twee keer per jaar meer, maar altijd, en heet in het vervolg ‘sale’, zoals er nergens meer een advertentie te ontdekken is waarin niet minstens één woord Engels staat.
Nederlandse detailhandelaren die kwaliteit tegen voor iedereen betaalbare prijzen willen bieden zijn uitgerangeerd, de HEMA moet zorgverzekeringspolissen en fotoalbums verkopen om op de been te blijven. Bij bijna geen enkel bedrijf gaat het nog om vakmanschap in een bepaalde branche, maar om nationaal en internationaal zo veel mogelijk geld te verdienen of dat nou met smartphones of suikerbieten is. En dat moet vooral snel. Een nieuwe CEO – ook al zo’n woord – moet omzetvermeerdering halen om zich voor vele miljoenen weg te laten kopen. Dat het bedrijf waar hij CEO was na zijn vertrek in elkaar dondert, omdat er niet in de toekomst is geïnvesteerd, dat doet er niet toe.
Winkelen in een stadscentrum is in tachtig procent van de winkels verworden tot een hijgerig graaien in bakken waar 70% korting op staat. De helft van de graaiers heeft de afgeprijsde artikelen die in zo’n bak liggen, niet nodig, maar daar gaat het niet om. Je moet vooral vlug zijn, anders heeft iemand anders het.
Ach, tijden veranderen. Ik weet nog dat de huisvrouwen in onze straat in de jaren vijftig in het buurtwinkeltje een pond bloem en een kilo suiker lieten afwegen die ze achteraf in hun schort, waarvan ze de punten omhoog hielden, naar huis transporteerden. En dat winkeltje heette Francien, niet omdat het tot een keten van die naam behoorde, maar omdat de vrouw die het dreef, zo heette.
Francien is ongetwijfeld dood en begraven, huisvrouw is een ten onrechte gedevalueerde eretitel geworden, lange schorten waarvan je de slippen kon ophouden, zodat er ruimte genoeg overbleef om de boodschappen te transporteren, bestaan alleen nog in de operatiekamer en suiker en bloem behoren volgens de regels van de EU te zijn voorverpakt.
Soms verdwijnt sociaal-cultureel erfgoed in stilte, soms gaat het met een schok. Dan hadden we er geen rekening mee gehouden, omdat het zo’n ingeburgerd begrip was, dat we ons niet konden voorstellen dat het er eens niet meer zou zijn. Neem als voorbeeld het eens zo trotse V&D.
Een paar weken geleden ging ik er uit nostalgie even kijken. Dat bracht inderdaad een schok teweeg. Al in de klassieke draaideur werd ik opgenomen in een woeste horde Longobarden die en masse elk hoekje van het bedrijf onder de voet liepen. Dit waren geen brave V&D-klanten, maar Action-groupies. Het ging hen niet om een artikel dat ze nodig hadden, maar om de hoogste korting. Ze rukten hun buit soms letterlijk uit de handen van anderen, maakten er een selfie mee en whatsappten het met een smiley naar Longobarden die ergens bezig waren de Primarkt of de Ikea onder de voet te lopen.
De mensheid was weer een stapje verder in de evolutie moest ik concluderen. Zoals gezegd: de ene keer gaat dat in stilte, de andere keer met een schok. In arren moede zocht ik de uitgang en passeerde daar de plek waar de Bimbobox van de aapjes gestaan moet hebben. Ik zag hen wanhopig spelen, ze wisten dat er tegen deze brand niks te doen was. En binnensmonds humde ik het laatste couplet van mijn liedje van destijds:
Maar, poef, daar stopt een instrument
En roept een aapje daar niet ‘au’?
Ach Heere wat een droef moment
De schatjes zitten in het nauw
Dit is het einde van hun band.
© Brabant Cultureel – april 2016